NED: Beeldspraak Flashcards
Stijlfiguur:
stijlfiguren gebruiken is ‘kunstig’ met taal spelen om een bepaald effect te bereiken. Ze worden gebruikt om teksten iets extra’s te geven.
vergelijking:
gebruik je als er een overeenkomst of een verschil is tussen twee of meer personen/zaken
bv: goedkoper dan de concurrent
metafoor:
een vorm van beeldspraak waarbij geen vergelijkingswoord wordt gebruikt. alleen het beeld is gebleven
bv: Burger King: De koning van alle burgers
personificatie (verpersoonlijking)
er worden dieren of levenloze voorwerpen als een persoon voorgesteld of krijgen ze menselijke eigenschappen
bv: bloemen houden van mensen
tegenstelling:
gebruik je als je een contrast duidelijk wilt maken: duur-goedkoop, veel-weinig, …
bv: een kleine prijs voor een groot cadeau
overdrijving (hyperbool):
wordt gebruikt om een bepaalde eigenschap extra (overdreven) in de verf te zetten. het is een vorm van ironie
bv: ze huilde een oceaan vol tranen
woordspeling:
combinatie van woorden die een komisch effect veroorzaakt
bv: de tandarts heeft een bijtende humor
alliteratie:
de eerste klinkers en medeklinkers van twee of meerdere beklemtoonde woorden zijn identiek
bv: Cup-a-Soup, dat zouden meer mensen moeten doen
thema:
het antwoord op de vraag waarover het gedicht gaat
vormbegrippen:
- vers
- strofe
- refrein
- ritme
- enjambement
- een regel in het gedicht
- verzen die samen horen
- gelijke versregels die terugkomen
- afwisseling tussen beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen
- zin die doorloopt over meerdere verzen, waarbij de dichter de zin afbreekt op een niet-natuurlijke plaats
rijmen:
- gepaard rijm (AABB)
- gekruist rijm (ABAB)
- omarmend rijm (ABBA)
een gedicht dat niet rijmt is een:
vers