NED: Beeldspraak Flashcards

1
Q

Stijlfiguur:

A

stijlfiguren gebruiken is ‘kunstig’ met taal spelen om een bepaald effect te bereiken. Ze worden gebruikt om teksten iets extra’s te geven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

vergelijking:

A

gebruik je als er een overeenkomst of een verschil is tussen twee of meer personen/zaken

bv: goedkoper dan de concurrent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

metafoor:

A

een vorm van beeldspraak waarbij geen vergelijkingswoord wordt gebruikt. alleen het beeld is gebleven

bv: Burger King: De koning van alle burgers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

personificatie (verpersoonlijking)

A

er worden dieren of levenloze voorwerpen als een persoon voorgesteld of krijgen ze menselijke eigenschappen

bv: bloemen houden van mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

tegenstelling:

A

gebruik je als je een contrast duidelijk wilt maken: duur-goedkoop, veel-weinig, …

bv: een kleine prijs voor een groot cadeau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

overdrijving (hyperbool):

A

wordt gebruikt om een bepaalde eigenschap extra (overdreven) in de verf te zetten. het is een vorm van ironie

bv: ze huilde een oceaan vol tranen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

woordspeling:

A

combinatie van woorden die een komisch effect veroorzaakt

bv: de tandarts heeft een bijtende humor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

alliteratie:

A

de eerste klinkers en medeklinkers van twee of meerdere beklemtoonde woorden zijn identiek

bv: Cup-a-Soup, dat zouden meer mensen moeten doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

thema:

A

het antwoord op de vraag waarover het gedicht gaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

vormbegrippen:
- vers
- strofe
- refrein
- ritme
- enjambement

A
  • een regel in het gedicht
  • verzen die samen horen
  • gelijke versregels die terugkomen
  • afwisseling tussen beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen
  • zin die doorloopt over meerdere verzen, waarbij de dichter de zin afbreekt op een niet-natuurlijke plaats
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

rijmen:

A
  • gepaard rijm (AABB)
  • gekruist rijm (ABAB)
  • omarmend rijm (ABBA)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

een gedicht dat niet rijmt is een:

A

vers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly