Natuurkunde 1.1 Flashcards

1
Q

Wat kunnen krachten doen?

A

De beweging en de vorm veranderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de 2 soorten vervormingen?

A

Plastisch en elastisch.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is elastisch?

A

Het voorwerp krijgt de vorm weer terug als de kracht wegvalt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is plastisch?

A

Het voorwerp krijgt de vorm niet meer terug als de kracht wegvalt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is spierkracht?

A

De kracht die onstaat doordat de spieren in je lichaam zich samentrekken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is veerkracht?

A

De kracht die onstaat als je een veerkrachtig materiaal uitrekt of indrukt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is spankracht?

A

De kracht die onstaat als er aan een touw of kabel word getrokken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is kleefkracht?

A

De kracht die onstaat ontstaat als twee voorwerpen aan elkaar plakken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is zwaartekracht?

A

De kracht waarmee de aarde trekt aan alles om de aarde heen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat gebeurt er als je twee magneten bij elkaar houdt?

A

Dan voel je de magnetische kracht tussen de polen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de luchtwrijving?

A

De wrijvingskracht die je voelt bij tegenwerking van de lucht, zoals tegenwind.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de rolwrijving?

A

De kracht die de banden ondervingen op het wegdek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de rolwrijving en de luchtwrijving samen?

A

De wrijvingskracht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarmee kan je krachten meten?

A

Met een krachtmeter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarin staat de schaalverdeling op een krachtmeter?

A

In Newton.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de Newton (N)?

A

De eenheid waarin alle krachten gemeten worden.

17
Q

Wat is de formule voor de zwaartekracht? (Fz)

A

Fz = m x g

18
Q

Wat is de hoeveelheid voor “g” op aarde in de formule van de zwaartekracht?

A

9.81 N/ng.

19
Q

“Een kracht heeft een grootte, een richting en een aangrijpingspunt.” Een grootheid met deze eigenschappen noem je een … ?

A

Vector. (niet die van de minions)

20
Q

Als wat teken je een vector?

A

Als pijl.

  • de lengte van de pijl geeft grootte van de kracht aan
  • de richting van de pijl geeft de richting van de kracht aan
21
Q

Wat geeft het beginpunt van de pijl aan?

A

Het aangrijpingspunt.

22
Q

Wat kies je eerst als je een kracht gaat tekenen?

A

Een krachtenschaal.

Bijvoorbeeld 1cm/5N. Een pijl met een lengte van 1cm stelt dan 5N voor.

23
Q

Vanuit waar teken je een pijl?

A

Vanuit het Zwaartepunt Z.

24
Q

Waar zit het zwaartepunt bij eenvoudige objecten (zoals kubus of bol)?

A

In het midden van het voorwerp