Economie H1 (blz 10-13) Flashcards

1
Q

Wat is een budgetlijn?

A

Een budgetlijn geeft alle mogelijke combinaties die iemand met zijn inkomen kan aanschaffen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarin wordt een budgetlijn getekend?

A

In een grafiek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het Nibud?

A

Een onafhankelijke stichting die informatie en adviezen geeft over financiën aan huishoudens en bedrijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een begroting?

A

Een overzicht van alle inkomsten en uitgaven die je verwacht te hebben voor de komende periode.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarom maak je een begroting?

A

Om financiële problemen te kunnen voorkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een kasboek?

A

Daarin noteer je in een overzicht alle uitgaven die je gedurende een periode doet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarvoor is een kasboek gebruiken handig?

A

Hoe langer de periode waarin je kasboek gebruikt, hoe nauwkeuriger de schattingen voor de uitgaven in de toekomst die je kunt maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een sluitende begroting?

A

Een begroting die in evenwicht is.

Dat wil zeggen dat het geschatte inkomen ongeveer hetzelfde is als de geschatte uitgaven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wanneer is er sprake van een tekort?

A

Als op een begroting de uitgaven groter zijn dan de ontvangsten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het nadeel van geld lenen?

A

Je moet het geleende geld met rente op een afgesproken moment terug betalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een huishouden?

A

Een gezin. (Kan ook 1 iemand zijn)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Met welke drie soorten uitgaven hebben gezinnen te maken?

A
  1. huishoudelijke uitgaven
  2. vaste lasten
  3. reserveringen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn huishoudelijke uitgaven?

A

Het geld dat je dagelijk of wekelijks uitgeeft om boodschappen te doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn vaste lasten?

A

Regelmatig terugkerende uitgaven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly