Natievorming Flashcards

1
Q

Begrip Natie

A
  • Vaag begrip
  • groep mensen die zich verbonden voelt door gemeenschappelijke kenmerken (bijv., taal, geschiedenis, traditie, religie) en die een politieke gemeenschap willen worden of blijven.
    objectieve (kenmerken) & subjectieve dimensie (wil om samen politieke gemeenschap te vormen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Natie - objectief

A

Natie als natuurgegeven
Volksaard
Cultuur voorop
Exclusief
Natuurlijke grenzen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Natie- subjectief

A

Natie als constructie
Nationale identiteit
Politiek voorop
inclusief
Geen natuurlijke grenzen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Oorsprong natie als objectief gegeven

A

Komt voort uit Duitse romantiek begin 19e eeuw.
Johan Godried Herder
‘‘Duitsers zijn objectief volk, staatsvorming komt later.’’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Cultureel nationalisme

A

Meer gebaseerd op ‘‘objectieve natiebegrip;;.
Eeuwenoude eigen cultuur en identiteit (Volksgeist)
Exclusief karakter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Oorsprong natie als subjectief gegeven

A

Komt uit Fransman uit 19e eeuw.
Ernest Renan
‘‘natie als dagelijks plebisciet: willen we verder samen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Politiek nationalisme

A

meer gebaseerd op ‘‘subjectieve natiebegrip’’
De natie als politieke waardengemeenschap
Inclusief karakter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Natievormen (nationbuilding)

A

Constructivistische element voorop:
Naties zijn er dankzij nationalisme, niet andersop
Pas in 18e/19e eeuw ontstaat nationaal bewustzijn (imagined community)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

imagined community begrip

A

Behoren tot grote gemeenschap, waarvan je niet elk lid zult ontmoeten, maar je toch heel sterk in gedachten/ dromen en gedrag je door laat leiden.
Denk aan klasse/relgies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wel proto-nationale gevoelens noodzakelijk bij nationbuidling

A

Je kunt niet met elk materiaal een natie boeteren. bijvoorbeeld vergelijkbare dialecten, economische contacten, en religie zijn vaak noodzakelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Transhistorische verwantschap

A

idee van gezamelijke geschiedenis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Vormen van socialisatie binnen natievorming

A

school, cultuur, feestdagen en ‘‘invented’’ traditions.
- idee van gezamelijke geschiedenis
–> transhistorische verwantschap
Andere loyaliteiten overvleugeld (kerk, regio, klasse)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Staatsvorming

A

Moderne staat is resultaat van schaalvergroting vanaf 16/17e eeuw.
Dit kwam onder invloed van oorlogen/ eonomische ontwikkelingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Quote Charles Tilly over staatsvorming

A

War maede the state and the state made war

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Staatsvorming betekent (Max Weber)

A
  • Opeisen monopolie op geweld
  • opeisen monopolie op belasting
  • uitschakelen van concurrentie
  • vaststellen van grenzen en inwoners
  • Depersonaliseren van gezag
  • Homogenisering van macht en regels
  • opleggen burgerplichten (o.a. dienstplicht)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Staats en natievorming 1e model: Frankrijk/ Spanje Staat> natie

A
  • Vanuit centrum nationaliseren van territorium Koninkrijk
  • Opleggen standaardtaal, regels, en cultuur
  • onderdrukken regionalisme
  • nadruk meer op politiek nationalisme dan cultureel nationalisme
  • frankrijk meer succesvol dan Spanje
17
Q

Staats en Natievorming 2e model: Duitsland/ Italie Natie> staat

A
  • idee gedeelde cultuur/ taalgebied gaat vooraf aan staat
  • gevoel van nationale identiteit groeit vanaf 1800 met name in Duitsland
  • Eenwordingsstreven: laten samenvallen staat en natie

1861-1870 Italiaanse eenwording
1871 Duitse eenwording
Met name in Duitsland nadruk op objectieve dimensie natie –> gedeelde cultuur /etniciteit voorop

18
Q

Staats en natievorming 3e model: natievorming binnen bestaand rijk

A
  • Natievorming binnen bestaand rijk
  • onafhankelijk door afscheiding (bv Ierland, Noorwegen, Griekenland)
  • onafhankelijk na desintegratie multinationaal rijk (Tsjechoslowakije, Polen, Baltische Staten)

Desintegratie van multinationale rijken:
- Ottomaanse rijk (1829-1918)
- Habsburge rijk (na 1918_
- Sovjet Unie (na 1990)
- Joegoslavie (na 1990)

19
Q

Staten zonder eenduidige natie

A

oostenrijk
belgie

20
Q

Naties zonder staat

A

Lappen (samisch)
basken
koerden

21
Q

Natiestaten met minderheden buiten grenzen

A

Hongarije
Rusland
Servie

22
Q

Postkoloniale staat

A

vaak lukraak getrokken grenzen
Onafhankelijkheid van oude administratieve koloniale eenheden
Pogingen tot natievorming vanuit hoofdstad (meestal aan kust)
failed state: kan functies staat niet vervullen (interne soevereiniteit/ geweldsmonopolie/ grenzen beschermen)

23
Q

Nederlandse natievormen

A

2 modellen relevant:
* Natievorming binnen groot multinationaal rijk (16e/17e eeuw)
* Natievorming van bovenaf (19e eeuw)

24
Q

Nederlanden rond 1500

A

Lappendeken van hertogdommen, vrije steden, graafschappen, bisdommen
Nederduitse dialecten, franse dialecten, geen standaardtaal
Landbouw, visserij en handel
Handelsteden in Holland, Zeeland , en vooral Vlaanderen en Brabant.
In noordelijke Nederlanden strijd tegen het water (Hoogheemraadschappen)
Vanaf eind 15e eeuw door huwelijkspolitiek in handen genomen door Habsburgse Rijk

25
Q

Nederlanden in 16e eeuw

A
  • Populariteit Calvinisme (Johannes Calvijn)
    Stedelijke, burgerlijke (pro-kapitalistische) mentaliteit.
    Max Weber: verband calvinisme + kapitalisme
    Centralisatiepolitiek Karel V en Phillips II –> meer uniforme regels,
    Meer belastingen, minder priviliges van adel
    *Strijd tegen protestantisme (Inquisitie)
    1566: begin Beeldenstrom + petitie adel tegen centralisatiepolitiek
26
Q

Nederlandse Opstand/ 80 jarige oorlog

A

in Noordelijke Nederlanden successen Opstand (oa Geuzen, legers van Willem van Oranje)
Sterke propaganda (oa Wilhelmus)
Spaanse/ Habsburgse legers concentreren zich echter op zuidelijke Nederlanden want rijker

1579 Unie van Utrecht
1581 Akte van Verlatinghe
1584 Moord op willem van Oranje/ Val van Antwerpen
1584-1609 Militaire successen o.l.v Maurits van Oranje/ Johan van Oldebarnevelt: militaire successen.
1609-1621 Twaalfjarig bestand

27
Q

Republiek der Verenigde Provinci”en

A

Holland, Zeeland, Utrecht, Groningen, Friesland, Overijssel, Gelderland

Confederatie: afkeer van centraal gezag, samenwerking in militaire zaken.

Geen monarch: echter stadhouder uit Oranje-dynastie als leider in militaire strijd
( Maurits/ Frederik Hendrik)

1621-1648 Aanhoudende strijd schuivende fronten
Vrede van Munster 1648 Republiek geaccepteerd

28
Q

Gouden Eeuw 1575-1675

A

Calvinistische dominantie. Nederlanden als protestante natie
Hollandse dominantie (en daarbinnen Amsterdam)
Vrijheid van sonscientie als hoeksteen.
D.w.z tolerantie Luterhanen, joden, remonstranten en vooral katholieken
Grote katholieke minderheid, m.n. Generaliteitslanden
Generaliteitslanden: geen stem in landsbestuur en vielen onder Staten Generaal (brabant, vlaanderen etc. )
Regentenbestuur: ‘‘schikken en plooien’’
Gouden eeuw of Roofstaat aan Noordzee?

29
Q

Ontstaan moderne Nederland 1795-1830

A
  • Bataafse Republiek, Koninkrijk Holland + Franse bezetting (1795-1813)
    Eerste Grondwet (Bataafse regeling 1798)
    Centralisatiepolitiek: Code Napoleon.
    Nederland wordt een eenheidsstaat
    Ineenstrorting Franse macht 1813: overgangsregering vraagt verdreven Oranjes om terug te keren.
    Grondwet 1814/15 Eerste en Tweede Kamer
    1830 Belgische Revolutie. Franstalige elite in opstand.
30
Q

Nederlandse natievorming in 19e eeuw

A

formele contouren Nederlandse Staat vanaf dan duidelijk: grenzen/ monarchie/ taal/ grondwet
* Rond 1830 de Nederlanden: cultureel archipel van regio’s, steden, eilandjes e.d.
* Grote afstanden/ woeste gronden/ dialecten
* Religieuze pluriformiteit: Protestanten (orthodox en vrijzinnig) 61% Rooms-Katholieken 36%,
Joden 3%
* Sociale tegenstellingen: adel en hoge burgerij (5%), middengroep (10%), kleine boeren, vissers
en ambachtslieden (45%), arbeiders (40%)

31
Q

Schaalvergroting 19e Eeuw !

A
  • Economische schaalvergroting door industriële Revolutie
  • Urbanisatie + bevolkingsgroei
  • Infrastructurele werken via staat. Ontginningen, inpolderingen
  • Militaire veranderingen: grote legers met dienstplicht sinds Napoleon
  • nieuwe communicatie middelen (krant, telegraaf)
  • nieuwe transportmiddelen (trein, later fiets)
32
Q

Gevolgen schaalvergroting 19e eeuw !

A
  • op ontdekkingstocht in eigen land
  • openbreken oude gemeenschappen
  • angst voor ontwortelende massas: van God los
  • angst voor desintegratie Nederland in tijd van internationale spanningen
33
Q

Noodzaak homogenisering (wetgeving, maten, taal, tijd) Vgl Eu !!

A
  • Standaardmaten, standaardregels en standaardtijd
  • ontwikkeling en verspreiding standaardtaal (ABN)
  • Schoolsysteem, dienstplicht en belastingplicht
34
Q

Noodzaak nieuw samenbindend element (imagined community) !!!

A
  • Parlement en grondwet
  • protestantisme. Nederlandse Hervormde kerk als staatskerk
  • Oranjehuis (o.a. koningsdag)
  • Vaderlandse geschiedenis Centraal (Geuzen, Bataven, Monumenten, straatnamen, herdenkingsdagen)
  • Nederlandse cultuur: rijksmuseum: Nederland als land van Rembrandt en Vondel, opstand als geboortemythe.
35
Q

Succes natievorming Nederland rond 1900

A

Succes:
* Geen echte problemen met nationale minderheden binnen grenzen
* Geen frusturaties over Nederlanders buiten onze grenzen
* Verspreiding Nederlandse taal, cultuur en geschiedenis
* populariteit koningshuis
* Acceptatie gezag van eenheidsstaat

36
Q

Falen natievorming Nederland rond 1900

A
  • Vlamingen aan hun lot overgelaten (Vlaamse Beweging)
  • Achtergestelde landsdelen: limburg, friesland, drenthe
  • dreigende desintegratie natie in verschillende ‘‘volksdelen’’
  • Verzuiling: katholieken, orthodox-protestanten, socialisten