College 11 Kiesstelsels & partijstelsels Flashcards

1
Q

Delegatie van macht: Principal-agent model

A

idee:
* in een democratie zijn alle burgers souverein
* Alle burgers hebben een stem
* Burgers als principals –> hebben de macht
* met die stem kies je een vertegenwoordiger in verkiezingen,
de agent, aan wie je tijdelijk jouw macht om te beslissen overdraagt, zodat hij/zij in die periode jou representeert en beslissingen maakt namens jou

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Accountability or responsiviteit?

A

Heeft te maken met delegatie van macht door burgers
Hoe kunnen burgers vertegenwoordigers controleren?

Belangr voor representatieve democratie: verkiezingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Verkiezingen als sanctie/ controle mechanisme:

A
  • Burgers kunnen regering naar huis sturen als ze ontevreden zijn
  • Het feit dat het mogelijk is om regering naar huis te sturen, creert incentives voor politici om responsief te zijn naar wat burgers willen.

Dus als representatie goed werkt: is regering accountable + responsief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Accountability

A
  • ex-post/ achteraf
  • vertegenwoordiger (agent) meot uitleg geven/ verantwoording afgeggen
  • burgers (principals) kunnen daarmee genoegen nemen of niet, en macht aan andere agent delegeren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Responsiveness

A
  • ex ante/ vooraf
  • vertegenwoordiger (agent) weet wat burgers willen en handelt daarnaar
  • vertegenwoordigers weten dat er mogelijke sancties zijn als ze niet luisteren naar burgers en dat maakt ze responsief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Voordelen meerderheid beslist

A

Regering met heldere meerderheid:
* daadkrachtiger
* duidelijk wie er verantwoordelijk is: betere accountability

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Nadelen meerderheid beslist

A
  • grote beleidswisselingen
  • onvoldoende bescherming van minderheden (tirannie vd meerderheid)
  • polarisatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Voordelen consensus

A
  • Regering met breed draagvlak: makkelijker beleidsuitvoering
  • Regering met breed draagvlak: betere responsiviteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Nadelen consensus

A
  • moeizame regeringsvorming & gebrek aan daadkracht
  • Niet helder wie verantwoordelijk is voor besluiten: minder goede accountability
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Lijphart over consensus democratie

A

kinder, gentler democracies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Is competitie of samenwerken beter voor representatie? Wanneer worden belangen van burgers vertegenwoordigd?

A

Allebei:
* Competitie= zorgt ervoor dat poltici beter opletten wat burgers willen
* Samenwerking= zorgt voor cartels, en dat burgers zich niet meer herkennen in beleid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Is meerderheidsdemocratie meer competitie?

A

Allebei:
* Stakes of the race zijn hogen: hoofddistricten meer in competitie
* Maar er zijn ook meer ‘‘safe seats’’ : minder competitie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Dilemmas respresentatieve democratie

A

*delegatie van macht:
- relatie tussen kiezer en politici.
* accountability of responsiviteit?
* meerderheid beslist of consensus?
* competitie of samenwerken?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Kiesstelsels

A

De manier waarop stemmen vertaald worden in zetels
Meer dan 10 verschillende systemen, 3 algemene families

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Meerderheidssystemen

A

Winner takes all

First past the post / Plurality systems (grootste wint)
– Absolute majority systems (grootste wint, maar moet > 50% winnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Proportionele systemen

A

elk persoon en stem wordt gehoord: evenredige vertegenwoordiging.

17
Q

Gemengde systemen

A

zoals het duitse: nationale lijst en districtlijst : iedere burger heeft dus 2 stemmen

18
Q

Disproportionaliteit

A

het verschil in aantal stemmen en aantal zetels: afhankelijk van kiesstelsel maar ook van kiesdrempel (electoral threshold)

19
Q

Partijstelsel

A

combinatie van partijen die met elkaar concurreren
en samenwerken met het oog op vergroten van de macht in de overheid.
Partijstelsels ontstaan uit:
* scheidslijnen samenlevin gcleavages)
* kiesstelsels

Hoe ontstaan / veranderen partijstelsels?
* Als individuele partijen van positie veranderen en daarmee “gaten in de
markt” laten vallen voor andere partijen
* Als scheidslijnen veranderen en oude partijen niet goed de nieuwe
scheidslijnen vertegenwoordigen
* Kiesstelsels:

20
Q

Partijstelsels bepalen

A
  • keuze die kiezers hebben in verkiezingen
  • soort regering dat wordt gevormd
  • manier waarop beslissingen in parlement en regering worden genomen
21
Q

3 belangrijke variabelen partijstelsel

A
  1. wat voor/ hoeveel soort partijen
  2. Hoe groot partijen zijn
  3. hoe partijen zich gedragen / ideologische afstand
    bepaalt competitie + samenwerking tussen partijen
22
Q

Cleavages

A

tegenstrijdige beelden over politieke themas.
6 dominant:
eerste 4 van voor de oorlog komen voort uit Nationale Revolutie
die tot staatsvorming en centralisatie heeft geleid, en industriele revolutie
die tot klassenonderscheid heeft geleid.
laatste 2 komen door toenemende welvaart en globalisering later

23
Q

Cleavages 6 important ones

A
  1. Centrum-periferie. tussen politieke meerderheid in landen en minderheden in buitengebieden
    (administratieve centralisatie + culturele standaardisatie)
  2. Staat-kerk: onderscheid liberalen, bourgeousie en de conservatieve/ geestelijken/ aristocratie.
  3. Rural-urban : platteland/ agrarische sector en stad. Rural: protectionisme, urban: liberalisme markt.
  4. Workers: employers : onderscheid tussen kapitaal en arbeiders.
  5. Materialistisch-Post-materialistisch: onderscheid generaties jaren 60. Law and order, traditie etc tegenover milieu, ontwikkelingssamenwerking etc.
  6. Globalisatie cleavage: onderscheid winnaars en verliezers van globalisering. Populistische partijen voor verliezers. Anti-establishment partijen hebben economisch defensieve houding, vaak traditioneel, xenofood en anti-immigratie.
24
Q

kiesstelsels beinvloeden partijstelsels

A
  • door mechanische effecten: hoe stemmen worden omgezet in zetels
  • door psychologische effecten: in tweepartijenstelsel is kans groot dat kiezers hun ideologie die aansluit bij kleinere partij opgeven om op grotere partij te stemmen uit angst wasted vote (strategisch stemmen).
    FPTP-systeem zorgt vaak voor tweepartijenstelsel
    PR systeem: multipartijen stelsels
25
Q

Gevolgen meerderheidsstelsel op parlement en regering

A
  • heldere meerderheden, regering met slagkracht
  • duidelijke accountability voor kiezers
  • weinig macht parlement
  • kiezer kiest regering
26
Q

Gevolgen van proportionele stelsels op parlemetn en regering

A

Brede coalities, consensus, regering met draagvlak
- Vertegenwoordiging van meer kiezers: meer responsiviteit
- Instabiliteit?
- Partijen kiezen regering in coalitie-vorming?

27
Q

Zijn kleine partijen nooit belangrijk?

A

Coalition potential
Blackmail potential