Nask H8 & H3 Flashcards

Maak ook opgaven, want je moet veel kunnen tekenen.

1
Q

Wat gebeurt er als je wit licht door een prisma schijnt?

A

Dan kan je zien uit welke kleuren het licht bestaat (het spectrum).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe gedraagt licht zich?

A

Als een golf, maar het beweegt door ruimten in rechte lijnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe kunnen wij objecten zien?

A

We kunnen ze zien omdat ze licht terugkaatsen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is diffuus?

A

Diffuus betekent dat iets in alle richtingen is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is diffuse terugkaatsing?

A

Het terugkaatsen van licht in alle richtingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een spectroscoop?

A

Een instrument waarbij je het spectrum aan licht kan zien wat gemaakt wordt door een lichtbron.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn pixels?

A

Pixels zijn lichtgevende deeltjes waaruit een beeldscherm bestaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn subpixels?

A

Elke pixel bestaat uit 3 subpixels, deze zijn kleuren RGB.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarvoor staat RGB?

A

Rood, Groen en Blauw.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe noemen we een samenstelling van licht?

A

Een lichtbundel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de 3 mogelijke vormen van een lichtbundel?

A

Divergent, Evenwijdig en Convergent.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een divergente lichtbundel?

A

Het licht wordt steeds zwakker, het beweegt uit elkaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een evenwijdige lichtbundel?

A

Het licht blijft even sterk, de lichtstralen blijven evenwijdig aan elkaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een convergente lichtbundel?

A

Het licht wordt steeds sterker, de lichtstralen bewegen naar elkaar toe.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe ontstaat een schaduw?

A

Een schaduw ontstaat als een voorwerp licht tegenhoudt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe bepaal je de schaduw met een tekening?

A

Je tekent randstralen, dit zijn eigenlijk gewoon de dichtsbijzijnde lichtstralen die langs het object gaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke twee soorten licht zijn er?

A

Direct en Indirect licht.

18
Q

Wat is direct licht?

A

Het licht gaat rechtstreeks van de lichtbron naar het werkvlak.

19
Q

Wat is indirect licht?

A

Het licht wordt op een voorwerp geschenen, en door reflectie komt het op het werkvlak.

20
Q

Wat gebeurt er met diffuus licht als het door een voorwerp gaat?

A

Het verstrooid, en zo lijkt het of het hele voorwerp lichtgeeft.

21
Q

Wat gebeurt er tijdens een zonsverduistering?

A

De zon wordt geblokkeerd door de maan, je zit dan dus in de schaduw van de maan.

22
Q

Welke soorten schaduw kennen we?

A

Kernschaduw en halfschaduw.

23
Q

Wat is kernschaduw?

A

Er komt geen licht op, en dus is dit de donkerste schaduw.

24
Q

Wat is halfschaduw?

A

Er komt van één kant van het voorwerp licht op, dus is dit nog niet helemaal belicht maar wel lichter dan een kernschaduw.

25
Wat zijn de twee soorten terugkaatsing?
Diffuse en spiegelende terugkaatsing.
26
Wat is spiegelende terugkaatsing?
Alle lichtbundels blijven netjes bij elkaar.
27
Wat vertelt de spiegelwet ons?
Hoek van inval = hoek van terugkaatsing.
28
Hoe bepalen we de hoek van inval/terugkaatsing?
Teken de normaal (loodlijn) op de spiegel. Deze staat loodrecht op de plek waar de lichtstraal de spiegel raakt.
29
Wat is het gezichtsveld van een spiegel?
Het gebied dat je via de spiegel kan zien, dit verandert afhankelijk van waar je staat.
30
Wat is een spiegelbeeld?
Een virtueel beeld wat aan de andere kant van de spiegel ontstaat.
31
Hoe werkt lichtbreking?
Er is een verandering in de richting van licht omdat er een grensvlak wordt gepasseerd. (bijvoorbeeld tussen lucht en perspex).
32
Hoe noemen we de hoek die lichtbreking maakt?
De hoek van refractie. (dit is gewoon een soort van aangepaste hoek van inval)
33
Hoe ontstaat lichtbreking?
Lichtbreking ontstaat door het verschil in snelheid dat licht heeft door de twee verschillende stoffen.
34
Wat is de grenshoek?
De hoek van inval waar de hoek van breking 90° is. Dit is ook de grootste hoek van inval waar breking nog plaats vindt.
35
Wat doet een bolle lens?
Een bolle lens, (positieve lens) maakt van een evenwijdige lichtbundel een convergente lichtbundel.
36
Wat doet een holle lens?
Een holle lens, (negatieve lens) maakt van een evenwijdige lichtbundel een divergente lichtbundel.
37
Wat is het brandpunt?
Het brandpunt is een locatie van een lens waar al het evenwijdige licht zal kruisen. Elke lens heeft twee brandpunten, een aan beide kanten van de lens.
38
Wat zijn constructiestralen?
Dit zijn lichtstralen die we gebruiken om te bepalen waar een beeld van een voorwerp zich vormt aan de andere kant van een lens.
39
Wanneer is er sprake van een virtueel beeld?
Als het voorwerp precies tussen de lens en het brandpunt ligt.
40
Hoe bereken je de vergrotingsfactor (N)?
N = lengte beeld : lengte voorwerp.