Bio 7.4 Flashcards

1
Q

Waarvoor hebben we eten nodig?

A

Eten hebben we nodig als brandstof, bouwstof en beschermende stof.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke stoffen zijn klein genoeg om in je bloed opgenomen te worden?

A

Water, mineralen, vitaminen en glucose.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke stoffen zijn te groot om in je bloed opgenomen te worden?

A

Eiwitten, vetten en koolhydraten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe worden stoffen kleiner gemaakt?

A

Door middel van vertering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is nodig voor vertering?

A
  • de organen van je verteringsstelsel
  • verteringssappen
  • enzymen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de stappen van vertering (van zetmeel)?

A
  1. enzym A knipt de keten in kleinere stukjes
  2. enzym B knipt de kleinere stukjes in losse glucosedeeltjes
  3. glucose kan nu het bloed in
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar worden enzymen gemaakt?

A

In cellen van spijsverteringsklieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe kun je zien dat er voor elke voedingsstof een apart enzym is?

A

Door de verschillende vormen van de enzymen per voedingsstof.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe werken enzymen?

A
  1. enzym bindt aan voedingsstof.
  2. enzym knipt voedingsstof in tweeën
  3. enzym laat los, bindt weer aan een voedingsstof.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Boven welke temperatuur gaan enzymen werken?

A

Vlak boven de minimumtemperatuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bij welke temperatuur werken enzymen het snelst?

A

Bij de optimumtemperatuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat gebeurt er boven de maximumtemperatuur?

A

De enzymen zijn allemaal van vorm veranderd, stuk, en werken niet meer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarvoor zijn enzymen nog meer gevoelig? (naast temperatuur)

A

Voor de zuurgraad.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe slik je je voedsel door?

A

De huig sluit de neusholte af en het strotklepje de luchtpijp, zo komt er geen eten je longen in.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar gaat het voedsel heen als je het doorslikt?

A

Het gaat naar de slokdarm, hier wordt het naar de maag geduwd door 2 bewegingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe wordt het voedsel naar de maag geduwd?

A

Lengtespieren samentrekken = slokdarm wijder.
Kringspieren samentrekken = slokdarm nauwer.

Als dit om en om gebeurt, zijn het peristaltische bewegingen.

17
Q

Wat is de weg van voedsel?

A

mondholte ⮕ slokdarm ⮕ maag ⮕ twaalfvingerige darm ⮕ dunne darm ⮕ dikke darm ⮕ endeldarm

18
Q

Wat gebeurt er qua vertering in de mondholte?

A

De enzymen in het speeksel beginnen met de vertering van de zetmeel.

19
Q

Waar wordt speeksel gemaakt?

A

In de speekselklieren.

20
Q

Wat gebeurt er qua vertering in de maag?

A
  • voedsel wordt gekneed.
  • klieren in maagwand maken maagsap.
  • enzymen beginnen met vertering eitwitten.
  • maagzuur doodt bacteriën in voedsel.
21
Q

Wat gebeurt er qua vertering in de twaalfvingerige darm?

A
  • alvleesklier maakt alvleessap.
  • enzymen gaan verder met vertering zetmeel en eiwitten.
  • start vertering vetten.
  • gal verdeelt vet in kleine druppeltjes. (makkelijker voor enzymen)
22
Q

Waar wordt gal gemaakt en opgeslagen?

A
  • gemaakt in de lever.
  • opgeslagen in de galblaas.
23
Q

Wat gebeurt er qua vertering in de dunne darm?

A
  • darmsapklieren maken darmsap
  • enzymen nemen de kleingemaakte voedingsstoffen op in het bloed.
24
Q

In welke organen vindt vertering plaats?

A

mondholte, maag, twaalfvingerige darm en dunne darm.

25
Q

In welke sappen zitten verterende enzymen?

A

In speeksel, maagsap, alvleessap en darmsap.

26
Q

Waar komen de voedingsstoffen in je bloed?

A
  • de kleingemaakte voedingsstoffen gaan door de wand van de dunne darm. (dit zijn darmcellen)
  • via darmcellen naar haarvaten.
27
Q

Wat zijn haarvaten?

A

Kleine dunne bloedvaatjes.

28
Q

Hoe kan het dat de binnenwand veel langer is dan de dunne darm zelf?

A

Door dat de binnenwand geplooid is.

29
Q

Waaruit bestaan darmplooien?

A

Kleine uitstulpingen genaamd darmvlokken. Het gevolg is dat de oppervlakte van de darmwand 200m² is.

30
Q

Wat blijft er over na vertering?

A

Waterige pap, dit zijn de onverteerde stoffen (voedingsvezels).
Dikke darm haalt het water eruit en de darmflora breekt onverteerde stoffen af.

Galstoffen worden omgeszet in bruine stoffen en dit is dus poep.