MRL - Voortplanting Flashcards

1
Q

Wat is de functie van GnRH bij mannen en bij vrouwen

Gonadotropine Releasing Hormone

A

Bij mannen en vrouwen is de functie het zelfde. Het stimuleert de hypofysevoorkwab om LH en FSH te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de functie van LH bij mannen en bij vrouwen

Luteinizerend Hormoon

A

Vrouwen: ovulatie en het in stand houden van het gele lichaam
Mannen: Productie van testosteron in Leydigcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de functie van FSH bij mannen en bij vrouwen

Follikel Stimulerend Hormoon

A

Vrouwen: groei en rijping follikels
Mannen: aanmaak en rijping van zaadcellen door Sertollicellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waardoor wordt ed productie van LH en FSH geremd

A

Door oestrogeen en Inhibine B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Menarche

A

Het tijdstip waarop bij meisjes de eerste menstruatie plaatsvindt. Eerste jaren hierna zal de menstruatie onregelmatig zijn en hevig. Tussen de twintigste en veertigste levensjaar is de menstruatie gewoonlijk regelmatig. Acht tot tien jaar voor de menopauze zal de menstruatie opnieuw onregelmatig zijn. Eerst zit er een korte pauze tussen de cycli vervolgens langere.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

In welke fases kan de menstruatiecyclus worden opgedeeld

A
  • Folliculaire fase
  • ovulatie
  • luteale fase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De folliculaire fase

A

Hierin wordt er in de hypothalamus een GnRH-impuls afgegeven. Deze stimuleert de hypofysevoorkrab om FSH en LH af te geven an de gonaden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar zorgt de dalende FSH-concentratie voor

A

Het zorgt voor een verdere groei van de dominante follikel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat doen thecacellen

A

Onder invloed van LH vindt er hierin vorming van androgenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat doen Granulosacellen

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat gebeurt er in het ovarium tijdens de folliculaire fase

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Inhibine B

A

Geproduceerd in granulocellen onder invloed van FSH. Inhibine B geeft negatieve feedback op FSH-release. Daling FSH en einde folliculaire fase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat gebeurt er tijdens de ovulatie

A

De hypothalamus stuurt een GnRH-impuls uit met grote amplitude onder invloed van toegenomen oestrogeen. Hierdoor zal de hyposfyse snel en veel LH afgeven. Na de LH piek (36-42 u) vindt de ovulatie plaats

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat gebeurt er door de LH-piek

A

De voltooiing van de meiose I in de oöcyt vindt plaats ter behoeve van fertilisatie. Er vindt ook reptuur van het follikel plaats, waardoor de oöcyt vrijkomt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bevruchting van oöcyt

A

Tijdens de follikelrijping remmen factoren in het follikelvocht de meiose - oöcyt blijft in profase. De oöcyt is dan in metafase II van de meiotische deling. De meiose wordt voltooid na bevruchting voltooid en het tweede poollichaampje wordt gevormd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Oöcyt en meiose

A

Tijdens de follikelrijping remmen factoren in het follikelvocht de meiose - oöcyt blijft in profase. De oöcyt is dan in metafase II van de meiotische deling. De meiose wordt voltooid na bevruchting voltooid en het tweede poollichaampje wordt gevormd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn de onderdelen van de lutuele fase

A
  • begin: ovarium zorgt voor vorming corpus luteum en productie progesteron
  • midden: corpus luteum zal oestrogeen en progesteron produceren, waardoor er geen follikelrijping plaats zal vinden
  • einde: corpus luteum sterft af en er is activatie van en nieuw cohort van follikels. De progesteron productie daalt, het baarmoederslijmvlies wordt afgebroken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat gebeurt er aan het einde van de luttele fase

A
  • Frequentie en amplituse van GnRH zullen stijfen door lagere concentratie progesteron
  • Stijging van productie en afgifte LH en FSH hypofysevoorkwam
  • In het endometrium de secretoire fase plaast onder invloed van progesteron (en oestrogeen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wanneer kan er sprake zijn van amenorroe of oligomenorroe

A
  • bevalling, zwamgerschap, curettage
  • stress, topsport, eetstoornissen, gewichtsreductie
  • acne, toegenomen beharing, lichaamsgewicht
  • galactorroe
  • chronische ziekten, medicatie, drugs
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke onderzoeken worden er gedaan bij (verdenking op) cyclusstoornissen

A
  • Algemeen lichamelijk onderzoek - lengte, gewicht, secundaire geslachtskenmerken, beharingspatroon, galactorroe, stigmata syndromen
  • Specieel onderzoek - genitalia externa, aanleg inwendige genitaliën, echoscopie
  • Laboratoriumonderzoek
  • Zwangerschapstest - hormoonprofiel basaal, uitgebrieid hormoonprofiel op indicatie, progesteronbelastingstest
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat zijn de verschillende niveaus en problemen daarop, waardoor primaire amenorroe kan ontstaan

A
  • Hypothalamus/hypofyse: hypoplasie/agenesie, tumor, bestraling
  • Gonade/chromosomen: bestraling, stoornis geslachtschromosomen
  • Baarmoeder/vagina: verkeerd of niet aangelegd, afsluiting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Primaire amenorroe

A

Hierbij is er op 16-jarige leeftijd nog geen menses aanwezig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat kunnen de oorzaken zijn van secundaire amenorroe

A
  • fysiologisch: zwangerschap, lactatie, postmenopauze
  • organisch: hypothalamus/hypofyse (bestraling, infectie, bloeding), ovarium (PCOS, POI, ovariumtumor, operatie), uterus (Syndoom van Asherman)
  • Functioneel: topsport, extreem ondergewicht, extreme stress
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Secundaire amenorroe

A

De menses is langer dan 6 maanden afwezig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Oligomenorroe

A

Er is een interval van menses van meer dan 42 dagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat zijn de vier groepen van anovulatie

A
  • WHO I: Hypogonadotroop, fyto-oestrogeen
  • WHO II: Normogonadotroop, normo-oestrogeen
  • WHO III: Hypergonadotroop, hypo-oestrogeen
  • WHO IV: Hyperprolactinemie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Hypogonadotroop, fyto-oestrogeen

A
  • Oorzaak: centraal
  • Kliniek: Laag FSH, laag Oestrogeen
  • Voorbeeld: stress, anorexia, extreem sporten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Normogonadotroop, normo-oestrogeen

A
  • Oorzaak: disbalans, hypofyse-ovarium as
  • Kliniek: normaal FSH, LH en oestrogeen
  • Voorbeeld: PCOS
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Hypergonadotroop, hypo-oestrogeen

A
  • Oorzaak: ovariaal
  • Kliniek: Hoog FSH, laag oestrogeen
  • Voorbeeld: POI
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Hyperprolactinemie

A
  • Oorzaak: medicatie, tumor, hyperthyreoïdie
  • Kliniek: hoog prolactine, laag FSH en oestrogeen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Waar kan een langdurige lage oestrogeenspiegel tot leiden

A
  • osteopenie
  • osteoporose
  • verhoogde kans op hart- en vaatziekten
  • vroegtijdige cognitieve stoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Waar kan een langdurige hoge oestrogeenspiegel tot leiden

A

remming van de werking van de hypofyse en hypothalamus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Behandeling WHO I

A
  • Toediening GnRH en de hypofyse gestimuleerd worden als het probleem bij de hypothalamus zit (65-85% kans op zwangerschap)
  • FSH en LH toediening die een directe werking op de eierstokken hebben (50% kans op zwangerschap). De ovulatie kan opgewekt worden door hCG te geven
  • Kijkoperatie follikels verwijderen en hopen dat andere follikels wel gaan springen
  • Dopamine agonist om prolactine afgifte te remmen (65% kans op zwangerschap)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Luteonale ondersteuning

A

Als er geen goed corpus luteum komt, wordt er extra progesteron toegediend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Behandeling WHO II

A
  • anti-oestrogenen toedienen. de hypofyse gaat meer FSH maken, waardoor de follikel gestimuleerd wordt (30-40% kans op zwangerschap)
  • gonadotrofinen (FSH) toedienen. De LH piek moet worden nagebootsr door hCG
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Behandeling WHO III

A

Er is geen behandeling er kan alleen gebruik gemaakt worden van preventieve maatregelen voor het lage oestrogeengehalte. Oestrogenen zijn nodig om de botten stevig te hiouden, bloedvaten gezond en voor een goede conditie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Behandeling WHO IV

A

Er kan gekozen worden voor een dopamine-agonist bij een kinderwens, macroprolactinoom of hinderlijke galactorroe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

PCOS (plycsteus Ovarium Syndroom)

A

Veel gestelde diagnose bij vrouwen met anovulatie en een kinderwens. De gevolgen zijn dat door LH-stimulatie op het thecacellen er een stijging is van de androgeenproductie. Follikelgroei wordt hierdoor geremd. Verstoorde insuline regulatie heeft ook metabole gevolgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Wat zijn klachten van PCOS

A
  • overbeharing
  • acne
  • overgewicht
  • onregelmatige cyclus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Welke kenmerken moeten er aanwezig zijn voor de diagnose PCOS (in ieder geval twee)

A
  • oligo- of amenerroe
  • hyperandrogenisme (klinisch of biologisch)
  • polycysteuze ovaria - PCOM
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Wat zijn de verschillende fenotypen van PCOS

A
  1. Te veel androgeen, ovulatoire disfunctie, polycysteuze ovaria morfologie
  2. ovulatoire disfunctie, polycysteuze ovaria morfologie
  3. Te veel androgeen, ovulatoire disfunctie
  4. Te veel androgeen, polycysteuze ovaria morfiologie
42
Q

Wat zijn risico’s bij PCOS

A
  • insulineresistentie
  • hart- en vaatziekten
  • DM2
43
Q

PCOS en Testosteron

A

Testosteron gaat bij PCOS omhoog. Mannelijk hormoon dat geproduceerd wordt in de bijnieren en voor een deel in de ovaria. Evenwicht en uitrijping van follikels niet goed aangestuurd en de verhoging van testosteron kan daardoor uit balans zijn

44
Q

PCOS en anticonceptiepil

A

Het endometrium staat nog onder invloed van oestrogenen, waardoor het endometrium wel nog dikker wordt. De pil zorgt ervoor dat er ontrekkingsbloedingen komen, waardoor het endometrium niet te dik wordt.
Je voorkomt hiermee hyperplasie, atopie en endometriumcarcinoom

45
Q

POI

A

Is een uitval van de ovariële functie voor veertig jaar met een zeer hoge FSH (40 IU/I). Spontane zwangerschapskans is 5%. Er kan gestart worden met hormonale suppletietherapie (HST).
De ovariële reserve is laag, dus oestrogeen afgifte zal dalen. De negatieve terugkoppeling zal veranderen, waardoor FSH zal dalen

46
Q

Wat zijn de verschillende oorzaken van POI

A
  • genetisch: cytogenetisch (XO), genmutaties (fragiele X)
  • auto-immuun
  • iatrogeen: chirurgie, bestraling, chemotherapie
  • idiopatisch
  • overig: infectie, enzymdeficiënties (galactosemie)
47
Q

Klachten bij POI

A
  • onregelmatige menstruatie
  • typische overgangsklachten
  • seksuele klachten
  • stemmingswisselingen
  • slaapproblemen
48
Q

Waar bestaat ovulatie-inductie bij WHO-I uit

A
  • Pulsatie van GnRH
  • Gonadotrofinen (FSH en LH)
49
Q

Ovulatie-inductie bij WHO-II

A
  • leefstijl interventie
  • anti-oestrogeen/aromataseremmers
  • gronatrofinen (FSH)
  • chirurgie
  • dopamine agonist in het geval van hyperprolactinemie
50
Q

Ovulatie-inductie bij WHO-III

A
  • geen behandelindicatie
  • bespreken preventiemaatregelen
51
Q

Anticonceptiepil

A

Onderdrukt FSH en LH. Hierdoor wordt de follikelrijping geremd en de ovulatie zal niet plaatsvinden. Daarnaast wordt uitrijping van het endometrium geremd, waardoor de innesteling minder goed kan plaatsvinden. Cervixslijm wordt ook beïnvloed.
Dit alles zorgt ervoor dat de doorgankelijkheid van spermatozoa verminderd.
Het verhoogd ook de SHBG-concentratie, wat androgeenconcentraties verlaagd

52
Q

Astma en zwangerschapscomplicaties

A
  • spontane miskraam
  • pre-eclampsie
  • intra-uteriene groeivertraging
  • laag geboortegewicht
  • prematuriteit
  • zwangerschapshypertensie

Medicatie moet doorgebruikt worden, i.v.m. Voorkomen van exacerbaties. Het liefst kortwerkende beta-sympathicomimetica

53
Q

Roken en zwangerschapscomplicaties

A
  • laag geboortegewicht
  • vroeggeboorte
  • placentaproblemen
  • perinatala sterfte
  • wiegendood

Passief roken heeft ook een nadelig effect

54
Q

Obesitas en zwangerschapsproblemen

A
  • miskraam
  • diabetes gravidarum
  • hypertensieve aandoeningen
  • vroeggeboorte
  • macrosomie/groeirestrictie
  • congenitale afwijkingen
  • keizersnede
  • trombose
  • infectie
  • schouderdystocie en flucus

Kind heeft vergrootte kans op ontwikkeling obesitas.
10% gewichtsreductie in 6 maanden voor de zwangerschap. Geen vet afbreken tijdens zwangerschap, hier zitten schadelijke stoffen die bij foetus komen

55
Q

Foliumzuur en zwangerschap

A

Kans op een kind met een neuraalbuisdefect kan gereduceerd worden door het slikken van foliumzuur. Foliumzuur is vitamine B11 en zit in groenten en volkoren producten.

56
Q

Hypertensie en zwangerschapscomplicaties

A
  • vroeggeboorte
  • groeivertraging
  • pre-eclampsie
57
Q

Welke medicatie moet er niet tijdens de zwangerschap gebruikt worden

A
  • ACE-remmers
  • angiotensine receptorblokkers (ARB’s)
  • directe renine remmers
  • orale antidiabetica (metformine, glibenclamids)
58
Q

Diabetes en zwangerschapcomplicaties

A
  • miskraam
  • congenitale afwijkingen
  • foetale macrosomie
  • groeirestrictie
  • intra-uteriene sterfte
  • hypertensieve aandoeningen
  • vroeggeboorte
  • schildklierproblomen

Nefrotisch syndroom kan ontstaan door slecht ingestelde diabetes. Er is sprake van proteïnurie, hypoalbuminemie, oedeem, lipidurie en hyperlipidemie
Retinopathie kan ook ontstaan.

59
Q

Wat is van belang bij controles van depressie tijdens de zwangerschap

A
  • dezelfde persoon voert steeds de controles uit
  • er wordt aan het begin van de zwangerschap een bevalplan en postpartumplan
  • de sociale situatie wordt in kaart gebracht
  • controles worden gedaan in samenwerking met de gynaecoloog en psychiater en indien mogelijk op de POP-poli
60
Q

Infertiliteit

A

Wanneer het een paar niet lukt om binnen één jaar zwanger te worden

61
Q

Oorzaken infertiliteit man

A
  • verminderde zaadkwaliteit
  • afgesloten zaadleiders
  • ejaculatiestoornissen
  • leefstijlfactoren
62
Q

Wat zijn de oorzaken van infertiliteit bij een vrouw

A
  • leefstijlfactoren + leeftijd
  • endometriose
  • tubapathologie
  • cyclusstoornissen
63
Q

Tubapathologie

A

De tuba vervoert zaadcellen van de uterus naar de ampulla. De uiteinden van de tuba vervoeren de eicel naar de ampulla. Hier vindt de bevruchting plaats.

64
Q

Endometriose

A

Hierbij is het endometrium aanwezig buiten de uterus. Adhesies en cysten die hierbij ontstaan spelen een rol bij verminderde fertiliteit bij een vrouw

65
Q

Oorzaken van tubapatholgie

A
  • salpingitis (infectie van tuba)
  • pelvic inflammatory disease (infectie kleine bekken)
  • adhesies vanwege buikoperatie
  • adhesies vanwege endometriose
  • chlamydia infectie
66
Q

Waartoe kan endometriose leiden

A
  • dysmenorroe
  • pijn bij geslachtsgemeenschap
  • pijn bij plassen of ontlasting
67
Q

Anamnese vrouw bij OFO

A
  • cyclusanamnese en dysmenorroe
  • coïtusfrequentie en timing
  • seksuele diagnostiek
  • leefstijlfactoren
  • voorgeschiedenis
  • medicatie en allergieën
  • familie-anamnese
68
Q

Lichamelijk onderzoek bij vrouwen OFO

A
  • BMI-meting
  • beoordeling van secundaire geslachtskenmerken en/of beharingspatroon
  • inspectie van de genitalia externa en interna middels echografie, speculumonderzoek of vaginaal toucher
69
Q

Behandeling infertiliteit van OFO

A
  • Geen behandeling
  • hormoonbehandeling
  • operatie
  • therapie
  • leefstijl aanpassingen
  • kunstmatige voortplanting
70
Q

Kunstmatie vormen van voortplanting

A
  • Ovulatie-inductie (OI)
  • Inta-uteriene inseminatie (IOI)
  • In-vitro fertilisatie (IVF)
  • Intra cytoplasmatische sperma-injectie (ICSI)
71
Q

Uit welke stappen bestaat een IVF en ICSI-behandeling

A
  1. Hormonale stimulatie om meer follikels te laten groeien
  2. Follikels aanprikken om eicellen te verkrijgen
  3. Fertilisatie in het lab
  4. Terugplaatsen van de embryo’s
72
Q

OHSS syndroom

(Ovarieel HyperStimulatie Syndroom)

A

Kan een complicatie zijn bij IVF of ICSI-behandelijk door overmatige hormonale stimulatie. De ovaria worden vergtoor door overmatige follikelgroei. Er ontstaat neovascularisatie

73
Q

OI

A

Eisprong stimulatie door middel van hormooninjecties.
bij:
* Overklaarde subfertiliteit
* PCOS
* Amenorroe/oligomenorroe

complicaties:
* Hoofdpijn
* moeheid
* gewichtstoename
* meerling

74
Q

IUI

A

IUI met milde hyperstimulatie; IUI in spontante cyclus
Bij:
* Onverklaarde subfertiliteit
* mannelijke subfertiliteit

complicaties:
* infectie
* meerling
* OHSS

75
Q

IVF

A

Fertilisatie in lab
bij:
* afgesloten tubae
* eileider factor
* endometriose
* mannelijke factoren
* onbegrepen stoornis, waarbij IUI niet hielp

complicaties:
* meerling
* bloediung
* infectie
* OHSS

76
Q

ICSI

A

Fertilisatie in lab
bij:
* Ernstige OAT
* Azoöspermie
* IFV hielp niet

complicaties:
* meerling
* bloediung
* infectie
* OHSS

77
Q

Hoe kan de hormonale cyclus onderdrukt worden

A
  • Orale Anticonceptiepil
  • GnRH agonist (onderdrukken FSH en LH)
  • GnRH antagonist (direct op hypofyse)
78
Q

Mannelijke factor subfertiliteit

A

Wanneer er een afwijkend semen wordt gevonden. Hierbij wordt er gekeken naar volume, concentratie, aantal zaadcellen, progressieve beweeglijkheid, totale mobiliteit en normale morfologie

79
Q

Normozoöspenie

A

Normale zaadkwaliteit

80
Q

Azoöspermie

A

Geen zaadcellen in ejaculaat aanwezig

81
Q

Oligospermie

A

Te laag aantal zaadcellen in ejaculaat aanwezig

82
Q

Asthenospermie

A

Verminderde beweeglijkheid van zaadcellen

83
Q

OAT

A

Combinatie van Oligospermie, Asthenospermie en Teratospermie

84
Q

Teratospermie

A

Weinig normaal gevormde zaadcellen

85
Q

Teratospermie

A

Weinig normaal gevormde zaadcellen

86
Q

Afwijkende semenanalyse

A

Er wordt na twee of drie maanden nog een semenanalyse uitgevoerd. De periode is nodig om een nieuw cohort zaadcellen aan te maken.
Kan het gevolg zijn van:
* koorts
* medicatiegebruik
* hormoongebruik
* intoxicaties
* operaties, chemo, radio-actieve stof, chemische stoffen
* onbegrepen

87
Q

VCM

A

vcm = volume x concentratie x percentage beweeglijkheid / 100

  • afkapwaarde: >10: normozoöspernie, geen behandeling
  • afkapwaarde: 3-10: milde OAT, expectatief beleid of IUI
  • afkapwaarde: 1-3: Matige OAT, IUI
  • afkapwaarde: <1: ernstige OAT, IVF of ICSI
  • afkapwaarde: - : Azoöspermie, PESA of TESA
88
Q

PESA

(Percutane Epididymale Sperma Aspiratie)

A

Wordt uitgevoerd wanneer er sprake is van obstructie of afwezigheid van Vasa deferens. Er wordt vocht uit de bijbal geaspireerd. De aanwezige zaadcellen kunnen of direct gebruikt worden of gecryoperserveerd

89
Q

TESE

(Testiculaire Sperma Extractie

A

Wordt uitgevoed wanneer er sprake is van een aanmaakstoornis van zaadcellen of als er helemaal geen zaad is gevonden bij PESA. Bij deze behandeling wordt er een biopt van de testes afgenomen. De aanwezige zaadcellen kunnen of direct gebruikt worden of gecryoperserveerd

90
Q

Prognostische factoren om de kans op zwangerschap te voorspellen

A
  • Hoe hoger de leeftijd van de vrouw, hoe kleiner de kans op zwngerschap
  • Hoe langer de kinderwens bestaat, hoe kleiner de kans op zwangerschap
  • De aanwezigheid van primaire subfertiliteit leidt ook tot een kleinere kans op zwangerschap
  • Wanneer er bij OFO een afwijking gevonden wordt, is de kans op zwangerschap kleiner
91
Q

Model van Hunault gegevens

A
  • Leeftijd van de vrouw
  • Duur van de infertiliteit
  • Primaire of secundaire infertiliteit
  • Percentage bewegende zaadcellen
92
Q

Wanneer kan het model van Hunault niet gebruikt worden

A
  • Duur van de infertiliteit is korter dan één jaar
  • Ovulatiestoornis
  • ernstige mannelijke factor (VCM < 3)
  • Verdenking op bilaterale tuba-pathologie
  • Leeftijd boven de 38 jaar
93
Q

Behandelinhg model van Hunault

A
  • Hunault < 30% –> behandelen (IUI of IVFO)
  • Hunault > 30% –> expectatief beleid
94
Q

Overgewicht

A
  • Man: leiden tot suboptimale zaadkwaliteit
  • Vrouw: hormonale veranderingen en ovulatiestoornissen
  • Zwangerschap: zwangerschapsdiabetes en hypertensie
95
Q

Ondergewicht

A
  • Vrouw: leiden tot een hypogonadotrope amenorroe.
  • Zwangerschap: groeirestricties
96
Q

Zwangerschap op hogere leeftijd

A
  • Spontane abortus
  • hypertensie
  • DM
  • Cervixinsufficiëntie
  • Post-portum
  • Meerlingen
  • Mamma-carcinoom
97
Q

Typische overgangsklachten

A
  • Onregelmatige cyclus
  • Opvliegers
  • (Nacht)zweten
  • Vaginale droogheid
  • Urogenitale klachten
98
Q

Hormoonspiegels postmenopauze

A
  • LH hoog
  • FSH hoog
  • Oestrogeen laag
  • Inhibine B laag
99
Q

Roken

A
  • Vrouw: eicelvoorraad aantasten (verlaagde ovariële reserve en vroege menopauze)
  • Zwangerschap: miskraam en groeirestrictie
  • Man: zaadkwaliteit aantasten
100
Q

Alcoholgebruik

A
  • Vrouw: vermindering (spontane) zwangerschap
  • Effect embryo
  • Man: verminderde fertiliteit