MMC - Moleculair en Cellulair Flashcards
Waar is vaak sprake van bij kanker
- Genetische veranderingen
- Gestoorde groeiregulatie
- Invasieve groei
- Metastasen
Welke goed en kwaadaardige tumoren kunnen er ontstaan bij epitheel
goed:
* Adenoom
* papilloom
slecht:
* adenocarcinoom
* plaveiselcarcinoom
Welke goed en kwaadaardige tumoren kunnen er ontstaan bij connective tissue
goed:
* fibroom
* osteoom
* chondroom
* leiomyoom
* rhabdomyoom
slecht:
* Fibrosarcoom
* osteosarcoom
* chondrosarcoom
* leiomyosarcoom
* rhabdomyosarcoom
Welke goed en kwaadaardige tumoren kunnen er ontstaan bij bloed en beenmerg
slecht:
* maligne lymfoom
* leukemie
Welke onderdelen horen bij de cyclus van kanker
- proliferatieve signalering ondersteunen
- groeiremmers ontwijken
- weerstand bieden tegen celdood]
- induceren angiogenesis
- activeren invasie en metastase
- replicatieve onsterfelijkheid mogelijk maken
dit is een cyclus en niet perse een correcte volgorde
EGFR-behandeling
Heeft alleen zin als KRAS nog uitstaat. Anders geef je antilichamen terwijl het gen aanstaat
Dysplasie
Abnormale celgroei en celvorm. Het is niet reversibel
Metaplasie
Verandering van gedifferentieerd celtype
Anisokaryose
Ongelijke vorm en grootte van celkernen
Hyperchromasie
Verandering van vorm en kleurbaarheid van celkernen
Karyo-cytoplasmatische index
Ratio van de grootte van de celkern ten opzichte van het cytoplasma is veranderd
Pleomorfisme
Veelvormigheid
Mitotische activiteit
De cel is aan het delen
Waardoor wordt een invasie darmcarcinoom gekenmerkt
Invasie van de basale membraan. Ook is de musculaire mucosa niet meer intact
Kenmerken van oncogenen
- Stimulerende/activerende functie
- Stimulatie van celdeling en onderdrukking apoptose
- Mutaties leiden tot verandering van de gen/eiwitfunctie wat leidt tot overactiviteit
- Mutaties vaan op specifieke hotspots van het gen
Kenmerken van Tumorsuppresorgenen
- Beschermende, remmende functie
- Remmen van de celdeling, stimuleren van apoptose, van repair mechanismen
- Mutaties leiden tot verlies van de gen/eiwit functie, waardoor normale functie van het eiwit wordt verstoord
- Mutaties op verschillende plaatsen van het gen, wat zorgt voor het kreupel maken van het gen
Oncogen
Dit is een proto-oncogen die en mutatie heeft ondergaan
Tumorsuppresorgen
Gen dat onbeperkte celdeling van de cel voorkomt en daarmee het ontstaan van een tumor hindert. Bij een puntmutatie kan deze geïnactiveerd worden
Tumorsuppresorgen p53
Speelt een rol in de celcyclus via een blokkade van de G1/S transitie. Daarmee beïnvloed deze de DNA-replicatie
Tumorsuppresorgen p53
Speelt een rol in de celcyclus via een blokkade van de G1/S transitie. Daarmee beïnvloed deze de DNA-replicatie
Retinoblastoomeiwit
Dit is een tumorsuppresorgen. Het kan binden aan E2F-transcriptiefactoren, wat ervoor zorgt dat deze geremd worden. E2F-transcriptiefactoren helpen bij de overgang in de celcyclus van de G1 naar de S-fase. Bij remming van dit eiwit wordt de celcyclus bevorderd
Oncogene/carcinogene factoren
Zijn omgevingsfactoren die een rol spelen bij het ontstaan van een tumor. Het verschilt per persoon in hoeverre carcinogene stoffen worden afgebroken, dus de kans op kanker verschilt per persoon
Indirecte Carcinogenen
Carcinogenen die zelf geen kanker veroorzaken, maar in het organisme moeten worden omgezet in een effectieve carcinogene stof.
Verschillende soorten carcinogenen
Chemisch, fysisch (ioniserende- en uv-straling) en biologisch (pathogenen)
Verschillende soorten carcinogenen
Chemisch, fysisch (ioniserende- en uv-straling) en biologisch (pathogenen)
T(Tumor) van TNM-stadiëring
T1: Tumor is begrensd door kapsel van het orgaan
T2: Tumor is door het kapsel van orgaan gegroeid
T3: Tumor is in de omringende weefsels gaan groeien
T4: Tumor heeft zich sterk uitgebreid in de omgeving
T(Tumor) van TNM-stadiëring
T1: Tumor is begrensd door kapsel van het orgaan
T2: Tumor is door het kapsel van orgaan gegroeid
T3: Tumor is in de omringende weefsels gaan groeien
T4: Tumor heeft zich sterk uitgebreid in de omgeving
N(Node) van TNM-stadiëring
N0: Geen tumorcellen in lymfeklieren
N1: Kleine uitzaaiingen in lymfeklieren
N2: Meerdere/grotere uitzaaiingen in lymfeklieren
N3: Grotere uitzaaiingen in lymfeklieren op afstand
M(Metastase) van TNM-stadiëring
M0: Geen metastasen
M1: Wel metastasen
M(Metastase) van TNM-stadiëring
M0: Geen metastasen
M1: Wel metastasen
Kenmerken Benigne Tumor
Begrensing: Scherp
Kapsel: Vaak
Groei: Expansief
Groeisnelheid: Laag
Necrose: Soms
Differentiatie: Hoog
Cel/kernatypie: Laag
Celdeling: Laag
Kenmerken Maligne Tumor
Begrensing: Onregelmatig
Kapsel: Soms
Groei: Invasief
Groeisnelheid: Hoog
Necrose: Vaak
Differentiatie: Laag
Cel/kernatypie: Hoog
Celdeling: Hoog
Metastase
Infiltratie van grote bloedvaten, daardoor kunnen tumorcellen zich verspreiden over het lichaam. Het zorgt voor een kleinere overlevingskans
Verschillende manieren van metastasen
- Lymfevaten en lymfeklieren
- Bloedvaten: holle ader, poortader, longader
- Zenuwbanen
- Lichaamsholten
Hoe ontstaat een metastase
- Tumorvorming
- Invasieve groei
- Vaatinvasie
- Arrest en extravasatie
- Uitgroei tot metastase