MGO - Intra-uteriene groei Flashcards

1
Q

Wat is de functie van hCG

A

Hormoon wordt geproduceerd door de placenta en hiermee wordt voorkomen dat het gele lichaam afsterft. Rond week 12 heeft HCG een piek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Veranderingen in de circulatie

A
  • De bloeddruk (MAP) zal tijdens de zwangerschap met 10% dalen. Dit zorgt voor vaatdilatatie.
  • Polsdruk stijgt met 10%
  • Hartminuutvolume (HMV) stijgt met 40%
  • De systemische vaatweerstand (SVR) daalt met 60%
  • Doorbloeding van de uterus is met 15% toegenomen en er wordt een heel nieuw vaatnetwerk ontwikkeld in de placenta
  • Er is meer extracellulaire vocht
  • Hyperdynamische circulatie ontstaat door de hoge flow en de lage weerstand
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Progesteron

A
  • Zorgt ervoor dat in het begin van de zwangerschap de systemische vaatweerstand al afneemt
  • Werkt op gladde spieren en zorgt voor vaatdilatatie
  • Progesteron –> vaatdilatatie –> ↑ hartfrequentie ↑ slagvolume –> ↑ HMV
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Gevolgen circulatieveranderingen

A
  • Blozend gelaat
  • vermoeidheid
  • vasthouden van vocht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke waarden dalen tijdens de zwangerschap

A
  • Systolische en diastolische druk
  • MAP
  • SVR
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Mid-pregnancy drop

A

De daling van de bloeddruk gedurende de zwangerschap. Het diepte punt ligt ongeveer halverwege de zwangerschap. In het derde semester zal de bloeddruk langzaam aan weer stijgen.
–> er zal minder zuurstofrijkbloed bij de foetus komen. Dit zorgt voor een dalen van de hartslag van de foetus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hemodilutie

A

Verdunning van hemoglobine in het bloed. Dit komt doordat het bloedvolume met zo’n 50% toeneemt, door een toename van het plasmavolume. Ook neemt het rode bloedcelvolume iets toe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Supine hypotensive syndroom

A

Wordt veroorzaakt door het dichtdrukken van de vena cava inferior door de uterus. Dit kan gebeuren vanaf zo’n 24 weken. Is er sprake van een meerling, zal de afdrukking in de vena cava inferior al eerder in de zwangerschap plaatsvinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Veranderingen in de respiratie

A
  • Ademminuutvolume (AMV) stijgt met 40% –> teugvolume stijgt met 40% en de ademfrequentie blijft ongeveer gelijk. Het teugvolume stijgt doordat er sprake is van een diafgramahoogstand. Hierdoor is het thoraxvolume groter geworden.
    • Arteriële pCO2 neemt af van 40 mmHg naar 30 mmHg
    • Zuurstof consumptie van 20%
    • Het teugvolume neemt meer toe dan de zuurstofconsumptie waardoor er een overcapaciteit in de longen ontstaat –> het foetale CO2 kan makkelijk diffunderen en uitgeblazen worden door de moeder
    • In het eerste trimester is er een verhoogde gevoeligheid voor pCO2. Deze verhoogde gevoeligheid wordt veroorzaakt door progesteron –> bij een geringe stijging pCO2 neemt de ventilatie al toe. Dit kan leiden tot hyperventilatie.

Het gevolg van al deze veranderingen in het respiratiesysteem van de moeder is kortademigheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bewegingsapparaat en zwangerschap

A

Tijdens de zwangerschap zal er bij de moeder een verslapping van ligamenten worden waargenomen en daarnaast excentrische gewichtstoename. –> kunnen leiden tot bekkenpijn., rugklachten en moeizaam lopen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Spijsvertering en zwangerschap

A
  • Spijsvertering is vertraagd en metabolisme met 15% versneld –> smaakverandering, zuurbranden en obstipatie.
  • Normale gewichtstoename is ongeveer 12 kg. De moeder zal 7 kg aankomen door het extra bloed, water en vet. Het zwangerschapsproduct (baby, placenta etc.) zal nog zo’n 5 kg zijn.
  • Er kan zwangerschapsdiabetes optreden, doordat de zwangerschap een soort stresstest is voor de pancreas van de moeder. Er kan sprake zijn van fysiologische isulineresistentie.
    ○ Meer insuline door antagonistische werking PIGF
    ○ Insuline gehalte in het bloed is verhoogd
    ○ Cellulair minder gevoelig voor insuline
    ○ Zwangerschap ‘diabetogeen’
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Nieren
en zwangerschap

A
  • Glomerulaire filtratie snelheid (GFR) zal met ongeveer 50% toenemen. –> komt door een toegenomen doorbloeding en dit zorgt voor een betere ontgifting van het bloed.
  • Terugresorptie van de nieren is verminderd. Er zullen verschillende stoffen verloren gaan in de urine. Zo zal glucose bijvoorbeeld vaak terecht komen in de urine (diabetes in urine testen is klinisch relevant)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Ontwikkeling van het embryo en de foetus

A
  1. spermacel versmelt met de eicel, en er onstaat een zygoot. Deze bestaat uit 46 chromosomen en is dus diploïd. De eicel en de spermacel hebben samen 26 (23?) chromosomen en zijn haploïd
  2. Onderweg naar de baarmoeder vinden er klievingsdelingen plaats, waarbij de cellen delen, maar de zygote in omvang niet toeneemt. Rond dag 5 wordt er gesproken van een blastocyst = er is een holte ontstaan in de celklomp.
  3. Het duurt ongeveer 6 dagen tot aan de innesteling van de blastocyst in de baarmoeder. Hierbij zal de zona pellicida (=een beschermend omhulsel om de eicel, die door de kubische granulosacellen van de primaire follikels aangemaakt wordt) afgestoten worden –> er kan contact gemaakt wordten met het endometrium.
  4. Tijdens de innesteling bestaat de trofoblast uit het syncytiotrofoblast en het cytotrofoblast. Deze cellen banen zich een weg door het endometrium en myometrium. Direct na de innesteling zullen de trofoblastcellen zich gaan vermenigvuldigen en gaan daarbij hCG produceren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

blastocyt

A

Wanneer er een holte ontstaan is in de celklomp. Deze bestaat uit het embryoblast (waaruit het embryo zich zal ontwikkelen) en trofoblast (zal ontwikkelen tot de placenta en vliezen. De trofoblastcellen liggen aan de buitenrand van de blastocyst en de embryoblastcellen liggen aan de binnenzijde)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar bestaat het zwangerschapsproduct uit

A

Ontstaat zowel uit de trofoblast- als de embryoblastcellen
* De foetus
* Het vruchtwater
* De vruchtvliezen
* De placenta
* De navelstreng

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de functies van de placenta

A
  • Uitwisseling tussen moeder en kind –> passieve diffusie, voedingsstoffen, zuurstof, koolstofdioxide en afvalstoffen
  • Bescherming –> infectie en afstoting, IgG
  • Productie van hormonen en voedingsstoffen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe haalt de foetus voldoende zuurtstof uit het maternale bloed

A

De foetale hemoglobine bindt veel sterker aan zuurstof dan maternaal hemoglobine. De concentratie hemoglobine is daarnaast ook hoger in foetaal bloed, waardoor er een concentratieverschil ontstaat tussen het foetale- en maternale bloed. Zuurstof zal zich door middel van passieve diffusie verplaatsen naar het foetale bloed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Immunologische functie van de placenta

A
  • Activatie van de immunologische acceptatie van de foetus. Hierbij activeert de placenta cellen met een immunosuppressief fenotype, waardoor de foetus niet wordt afgestoten
  • Passage van IgG antistoffen. De IgG antistoffen van de moeder passeren naar het foetale bloed, hierdoor heeft de foetus een eerste vorm van afweer.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Productie van progesteron

A

Dit hormoon is essentieel om de zwangerschap in stand te houden. Tot en met de twaalfde week wordt dit hormoon geproduceerd door het corpus luteum onder invloed van hCG, dat afkomstig is uit het trofoblast. Vanaf de achtste week vindt de luteoplacentaire shift plaats. Hierbij wordt de productie van progesteron overgenomen door de placenta en het corpus luteum zal degeneren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Ontwikkeling van trofoblastcellen na innesteling

A

Ze ontwikkelen zich tot een dubbellaag –> aan de binnenkant de cytotrofoblast en aan de buitenkant de synctiotrofoblast. De villeuze trofoblast zal de foetale vlokken omgeven. Dit wordt later het uitwisselingsoppervlak tussen het foetale- en maternale bloed in de intervilleuze ruimte. De extravilleuze trofoblast groeit vooral invasief. Deze cellen zorgen voor de hechting van de placenta aan het myometrium.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Cytotrofoblastcellen

A
  • De cytotrofoblastcellen ontwikkelen zich tot primaire vlokken. Deze vertakken zich vervolgens tot secundaire vlokken. Deze vlokken stulpen uit in lacunes, die zich ontwikkelen tot de intervillieuze ruimten. Tertiaire vlokken ontstaan ter hoogte van de dicidua basalis, waar de placenta tot ontwikkeling komt.
  • Steken uit in het endometrium, waardoor dit wordt gevormd door het syncytiotrofoblast, waardoor er lacunes ontstaan. In de lacunes vindt maternale bloeduitwisseling plaats.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat ontstaat er door de intervilleuze perfusie die rond de twaalfde week tot stand komt

A

Een directe verbinding tussen het foetale- en maternale bloed. De tertiare vlokken blijven zich vermenigvuldigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Cotyledonen

A
  • Hier ontwikkelen primaire vlokken zich tot.
  • Het zijn foetale uitwisselingseenheden.
  • placenta heeft er ongeveer 18
  • bloedvoorziening intervilleuze ruimten door spiraalarteriën
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Verschillende periodes in de zwanegrschap

A
  • Conceptus fase. Vanaf de bevruchting tot aan de tweede week van de zwangerschap. In de eerste fase worden er vooral voorbereidingen getroffen.
    ○ Eerste celdelingen - klievingsdelingen
    ○ Transport naar de baarmoeder
    ○ Innesteling
    ○ Vorming van de embryonale kiemschijf
  • Embryonale fase. Deze begint in de derde week en eindigt in de twaalfde week na de bevruchting. Hier vindt de organogenese plaats. De vorm en functie van alle verschillende organen worden in deze fase vastgelegd. Er is vooral sprake van hyperplasie
  • Foetale fase. Deze fase begint in de twaalfde week en eindigt bij de geboorte van het kind. De foetus zal veek groeien en de organen zullen volledig ontwikkeld raken. Er is vooral sprake van hypertrofie.
25
Q

Normaal gewicht van een foetus in weken

A
  • 28 weken = 1100 g
  • 34 weken = 2200 g
  • 40 weken = 3300 g
26
Q

Definitie voor IUG

A
  • Echoscopie geschat kindsgewicht (EFW) onder de p10
  • Echoscopie buikomvang (AC) onder de p10
  • Afbuigende groei: afbuiging van minimaal twintig procent
27
Q

Oorzaken symmetrische kleine groei

A

Chromosomaal, congenitale infectie
Hierbij is alles kleiner, er is verminderde celdeling

28
Q

Oorzaken asymmetrische kleine groei

A

Placenta-insufficiëntie, ondervoeding van de moeder, hypertensie.

Niet alles is kleiner, er zijn kleinere cellen

28
Q

Oorzaken asymmetrische kleine groei

A

Placenta-insufficiëntie, ondervoeding van de moeder, hypertensie.

Niet alles is kleiner, er zijn kleinere cellen

29
Q

Maternale oorzakan van een kleine groei

A

drugs, stress, ziekte en hypertensie.

30
Q

Maternale oorzakan van een kleine groei

A

drugs, stress, ziekte en hypertensie.

31
Q

Macrosomie

A

Er wordt een hogere waarde vastgesteld dan p90. De oorzaak hiervan kan genetisch zijn of diabetes ten gevolge van maternale diabet

32
Q

Wat wordt er tijdes een echo gemeten

A

De buikomvang (AC), de hoofdomtrek (HC) en de femurlengte (FL). Daarnaast wordt het gewicht (EFW) berekend.

33
Q

Levensvatbaar, vroeggeboorte en à terme

A

24 weken, voor 37 weken, tussen 37 en 42 weken

34
Q

Wanneer wordt er een echo gepland in het derde trimester

A
  • Wanneer er sprake is van een hoog risico zwangerschap als gevolg van bijvoorbeeld; hypertensie, diabetes mellitus, een voorgeschiedenis met intra-uterien groeistoornissen, nierziekten of anti-fosfolipiden syndoom (AFS)
  • Afwijkingen in de uitwendige groei (symfyse-fundus meting)
  • Maternale obesitas
35
Q

Een descriptieve geboortegewicht curve

A

Een descriptieve geboortegewicht curve laat de mate van groei in een specifieke tijd en plaats zien. Deze laat zien hoe de groei is.

36
Q

Een prescriptieve geboortegewicht curve

A

Een prescriptieve geboortegewicht curve is een standaard waarmee baby’s en kinderen vergeleken kunnen worden. Deze laat zien hoe groei moet zijn

37
Q

Oorzaken van symmetrische groeirestrictie

A

Hierbij vallen alle waarden onder de norm van de normale groei
* Constitutioneel: kleine ouders
* Congenitale afwijkingen
* Foetale infecties

38
Q

Oorzaken asymmetrische groeirestrictie

A

Tekortschietende placentafunctie in het tweede deel van de zwangerschap. Hierdoor krijgt het kind te weinig voedingsstoffen. De essentiële organen worden nu vooral van bloed voorzien. De hoofdomvang neemt daardoor sterker toen dan de buikomvang.

39
Q

Asymmetrisyce groeicurve

A

Er is wel en afbuiging van de groeicurve. Daarnaast is de HC/AC-ratio kleiner dan één.

40
Q

Symmetrische groeicurve

A

Hierbij vallen alle waarden onder de norm van de normale groei. Er is geen afbuiging in de curve en alle drie de gemeten waarden zijn klein.

41
Q

Foetale groeirestrictie (FGR)

(Ook wel intra-uteriene groeirestrictie (IUGR) genoemd)

A

Bij deze vorm van groeirestrictie is de foetus niet in staat om het genetisch bepaalde gewicht te bereiken.
Definitie van FGR/IUGR:
* EFW < p10 van de intra-uteriene groeicurve en/of;
* FAC < p10 van de intra-uteriene groeicurve en/of;
* Afname > 20 percentielpunten van EFW en/of FAC binnen twee weken.

Vaak is het kindje ziek en daardoor te klein.

42
Q

Small for gestational age (SGA)

A

Hiervan is sprake als de baby een te laag geboorte gewicht heeft:
* Het gewicht is <10e percentiel van een plot van het populatie geboortegewicht tegenover de duur van de zwangerschap of;
* Het gewicht <- 2 SD is van een plot van het populatie geboortegewicht tegenover de duur van de zwangerschap

Hierbij vertraag je niet maar blijf je klein. Kindje is wel gezond. Het komt door genetische aanleg

43
Q

Large Gestational Age (LGA)

A

Hiervan is sprake als de baby een te hoog geboorte gewicht heeft
* Het geboortegewicht is > 90e percentiel van een plot van het populatie geboortegewicht tegenover de duur van de zwangerschap
* Het geboortegewicht is > 2SD van een plot van het populatie geboortegewicht tegenover de duur van de zwangerschap

44
Q

Bij SGA en geen FGR

A

Bij SGA en geen FGR kan er sprake zijn van genetische afwijkingen of kleine ouders. Hierbij kan er al sprake zijn van dat de foetale curve al onder de p10 balt aan het begin van de zwangerschap. Het verdere verloop van de groei is dan wel normaal, maar wel onder het gemiddelde.

45
Q

Bij FGR en geen SGA

A

Bij FGR en geen SGA kan er sprake zijn dat het kind aan het begin van de zwangerschap al op de p90 curve ligt, maar gaat afdalen naar p45. Er is sprake van een>20 percentielpunten afbuiging. Het geboortegewicht ligt echter >p10. eer oorzaak kan een placentair probleem zijn.

46
Q

Bij SGA en FGR

A

Bij SGA en FGR kan er sprake zijn van dat het kind eerst >p10 groeide, maar later >20 percentielpunten af gaat buigen (FGR) en daardoor de curve onder de p10 valt (SGA)

47
Q

Laag geboortegewicht (LBW)

A

Bij een gewicht onder de 2500 g. Dit hoeft niet perse een kind met SGA te zijn.

48
Q

Laag geboortegewicht (LBW)

A

Bij een gewicht onder de 2500 g. Dit hoeft niet perse een kind met SGA te zijn.

49
Q

Macrosomie

A

Bij een gewicht boven de 4000 g. Een kind met macrosomie hoeft niet LGA te zijn.

50
Q

Gevolgen van SGA:

A
  • Hypothermie door weinig vetweefsel
  • Hypoglycaemie door weinig vet en glycogeen
  • Hyperglycaemie door een onder ontwikkelde pancreas
  • Asfyxie door placentaproblemen
51
Q

Gevolgen van LGA

A
  • DM 2 door te hoge glucosespiegels tijdens de zwangerschap
  • Verwondingen tijdens de geboorte doordat het kind te groot was om door het geboorte kanaal te kunnen
  • Ademhalingsproblemen doordat de longen niet goed genoeg zijn ontwikkeld bij prematuren
  • Hypoglycaemie doordat er teveel glucose naar het kind ging tijdens de zwangerschap
  • Hartproblemen doordat er een hypertrofie van de hartspier is ontstaan
52
Q

Maternale oorzaken FGR en/of SGA

A
  • Gewicht
  • medicatie
  • ernstige ondervoeding/afvallen
  • leeftijd onder de 16 of boven de 40
  • hypertensie of pre-eclampsie
  • ziekte van de moeder
  • etniciteit
  • kort interpregnancy interval
  • hoogte

Bloedtoevoer vanuit de moeder naar de placenta is niet voldoende

53
Q

Placentaire oorzaken FGR en/of SGA

A
  • Interfarcering
  • plaats van de placenta
  • in(groei van de placenta
  • insertie navelstreng
  • vaatverbindingen
  • grootte van de placenta
  • placenta insufficiëntie

De overdracht van de voedingstoffen van moeder naar kind is niet voldoende

54
Q

Foetale oorzaken FGR en/of SGA

A
  • Congenitale afwijkingen
  • genetische afwijkingen
  • intra-uteriene infecties
  • meerlingenzwangerschap
  • constitutioneel
  • mannelijk geslacht

De foetus vormt zelf een probleem

55
Q

Maternale oorzaken LGA

A
  • DM
  • Gewicht
  • multipariteit
  • hogere maternale leeftijd
  • serotiniteit
  • mannelijk geslacht
  • voorgeschiedenis LGA
  • Maternale geboortegewicht > 4 kg
56
Q

Foetale oorzaken LGA

A
  • Beckwidth Wiederman syndroom
  • Sotos syndroom
57
Q

Foetale oorzaken LGA

A
  • Beckwidth Wiederman syndroom
  • Sotos syndroom
58
Q

Uterus en zwangerschap

A
  • Uterus en de nierbekken zullen verwijden –> komt door een toename van progesteron (wat een afname van de wandspanning veroorzaakt in de ureters) en de druk in de uterus of de ureters.
  • De uterus wordt steeds groter en zal uiteindelijk gaan drukken op de blaas. –> vaker moeten plassen (pollakisurie).
  • Aan het einde van de zwangerschap wordt de blaashalshoek minder scherp doordat de uterus de blaas omhoog trekt. –> kan urineverlies optreden bij een verhoogde buikdruk = stress-imncontinentie
  • Tijdens de zwangerschap kan de baarmoeder de ureters belemmeren –> urine kan niet meer worden afgevoerd –> stuwing –> grotere kans op blaasontsteking