MGO - Extra-Uteriene Groei Flashcards

1
Q

Hypertrofie

A

Het groter worden van cellen, maar de cellen delen zelf niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hyperplasie

A

Vermeerderen van cellen, maar de cellen blijven even groot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Ontwikkeling van bot en kraakbeen

A
  • Foetale fase: ontwikkeling kraakbeen, compact bot vanaf de primaire ossificatieplaats
  • Kindertijd: sponzige bot vanaf de secundaire ossificatieplaats
  • Adolescentie: bevorderen groeischijven de longitudinale groei tot de jongvolwassenheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

ICP-model

A

Beschrijft de menselijke groei vanaf de tweede helft van de zwangerschap tot aan de volwassenheid. Deze tijd is opgedeeld in drie additieve en gedeeltelijk overlappende componenten: zuigeling, het kind en de puber.
- zuigeling: voeding van belang voor de groei
- kind: groeihormoon
- puber: geslachtshormonen en groeihormoon samen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Panhypopituitarisme

A

Een deficiënt van alle hormonen van de hypofysevoorkwab, waardoor er een tekort ontstaat aan bijvoorbeeld ADH. Komt bij meer dan de helft van de monozygote tweelingen voor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hormonen die in de hypofysevoorkwab worden gemaakt en waar hebben ze invloed op

A
  • GH: botten en andere weefsels
  • Prolactine: borstklier
  • TSH: schildklier
  • ACTH: bijnieren
  • LH en FSH: testikels of eierstokken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hormonen hypofyseachterkwab en waar ze invloed op hebben

A
  • Ocytocine: baarmoeder en borstklier
  • ADH/Vasopressine: Nieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Afgifte van GH

A

Circadiaans ritme. GH werkt op de lever en de lever reageert daardoor onder andere met de productie van IGF-1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Neuro-endocriene hypothese

A

In de hersenen bestaat een genetisch vastgesteld punt voor de lichaamslengte. Met het neuro-enddocrien systeem wordt er gekeken naar de verschillen tussen het vastgestelde punt en de daadwerklijke lichaamsgroei. De verschillen kunnen gecorrigeerd worden via het GH-IGF-systeem.

Inhaalgroei wordt gezien als een systematisch, centraal gereguleerd proces. Hierbij worden de eindorganen aangestuurd via de klassieke endocriene routes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Groeiplaat hypothese

A

Chondrocyten (kraakbeencellen) in de epifysaire plaat worden beschouwd als stamcellen. hoe ouder de groeischijf wordt, hoe langzamer de proliferatie van de chondrocyten zal verlopen.

Inhaalgroei wordt uitgevoerd door de delingssnelheid van chondrocyten terug naar de normale snelheid te brengen. Hier is inhaalgroei een lokaal proces en spelen systematische groeifactoren slechts een bijrol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de voorwaarden voor normale groei

A
  • Voldoende voedingsstoffen in het lichaam
  • Groot aantal groeifactoren oor weefsel en een goed functionerend endocrien systeem
  • Neuro-endocriene systeem zorgt voor een integratie van al deze groeiregulerende factoren
  • Veel psychologische en emotionele factoren kunnen mogelijk een negatief effect hebben op de groei en ontwikkeling
  • Eindorgaan zelf moet een normaal groeipotentieel hebben: ziekten en erfelijke factoren kunnen een negatief effect hebben op de ontwikkeling van de eindorganen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Voedingsstoffen en groei

A

Voedingsfactoren spelen een belangrijke rol bij de regulering van de groei.
* Macronutriënten leveren de bouwstenen en de energie die nodig is voor groei en ontwikkeling
* Micronutriënten zijn belangrijk voor regulerende processen die betrokken zijn bij de groei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Gevolg van ondervoeding

A
  • 43% van de kinderen in ontwikkelingslanden hebben hierdoor een groeiachterstand.
  • Marasmus en Kwashiorkor kunnen optreden door ondervoeding. Marasmus komt door eiwit- en energietekort. Kwashiorkor komt door een tekort aan eiwit en leidt tot hypoalbuminemie en oedeem
  • Ondervoeding op jonge leeftijd gaat gepaard met groeiachterstand , cognitieve en gedragsstoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Embryonale fase

A

Deze fase wordt vooral gekenmerkt door hyperplasie. Andere factoren die bijdragen aan de weefsel- en orgaan groei zijn de uitbreiding van de extracellulaire matrix en vergroting van de grootte van bestaande cellen (hypertrofie)

De belangrijkste determinant van de groei is het foetale genoom. Aan het einde van deze fase weegt het embryo zo’n 5 gram.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Foetale fase

A

Functionele ontwikkeling van verschillende orgaansystemen. Groei door celdeling maakt over het algemeen plaats voor groei door toename van de grootte van bestaande cellen (hypertrofie)

Groei foetus vindt meer plaats in lengte dan in gewicht. De grootste groeipercentages doen zich voor rond de twintigste week van de zwangerschap. In het laatste trimster neemt het gewicht met zo’ 150-200 g per week to

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Normale gewicht en lichaamslengte voldragen baby

A

3500 g en 50 cm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat beïnvloed de groei van de foetus

A

Begin zwangerschap: celproliferatie
Halverwege: celproliferatie en hypertrofie

Op termijn is de groei voornamelijk te wijten aan celhypertrofie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Invloed van teratogeen op cellen tijdens de zwangerschap

A

Begin: permanente vermindering van het aantal cellen
Later: beperken de groei via celhypertrofie (na geboorte onomkeerbaar)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Invloed van teratogeen op cellen tijdens de zwangerschap

A

Begin: permanente vermindering van het aantal cellen
Later: beperken de groei via celhypertrofie (na geboorte onomkeerbaar)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Oorzaken van een verlaagd geboorte gewicht

A
  • Roken door de moeder
  • Maternale hypertensie
  • Maternale Malnutritie
  • Drugsgebruik door de moeder
  • Overgebruik van insuline voor de diabetes van de moeder
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Belangrijkste hormonen die de groei en ontwikkeling beïnvloeden tijdens de postnatale periode

A
  • Groeihormoon (GH): IGF-synthese
  • Glucocorticoïden: Groeivertraging
  • Schildklierhormoon: Ontwikkeling centraal zenuwstelsel
  • Geslachtshormonen: Groei in de pubertijd
  • Vitamine D: Botmineralisatie
  • Insuline: Regulatie van de glycogeensynthese
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Insuline

A

Insuline is een groeifactor. Is de DM onvoldoende gereguleerd dan krijgt de foetus teveel glucose binnen, waardoor het meer insuline gaat aanmaken. Dit zorgt voor een hoog geboortegewicht.

Andere groeifactoren in utero zijn insuline-achtige groeifactor I en II

22
Q

Waar hangt de lengte van af

postnataal

A
  • 70-80% van genetische factoren
  • psychosociale factoren (emotionele problemen kan leiden tot groeiachterstand)
  • Onvoldoende en chronische ziekten kunnen de normale voortgang van groei verstoren
  • Hormonen en groeifactoren spelen een belangrijke rol
23
Q

Pathologische hoge niveaus of chronische toediening glucocorticoïden

A

Zorgen voor de remming van groei. Teveel glucocorticoïden heeft invloed op elk element van het GH-IGH-I-systeem. Uiteindelijk leidt het tot vermindering van zowel GH-secretie als werking

24
Q

Fysiologische niveaus en acute farmacologische toediening van glucocorticoïden

A

Verhogen de outout en groei van hypofyse-GH. Het zorgt voor stimulatie van de GH- en IGF-I-secretie

25
Q

Werking van de schildklierhormonen

A
  • Directe werking: op hypofyse-niveau inwerken om de productie en secretie van GH te stimuleren
  • Indirecte werking: IGF’s beïnvleoden. Dit kan zowel secundair als rechtstreekd door de productie van IGF naar IGFBP te beïnvleoden
26
Q

GH/IGF en schildklierhormonen

A

Er is een wederzijdse regulering dus de GH-IGF-I-as moduleert de activiteit van het schildklierhormoon en andersom

27
Q

Oestradiol en groei

A

Kan de GH-secretie door de hypofyse direct versterken

28
Q

Testosteron en groei

A

Eerst moet het gearomatiseerd worden tot oestradiol en dan kan de GH-secretie door de hypofyse versterkt worden

29
Q

GH/IGF en geslachtshormonen

A

Wederzijdse regulatie. IGF:s kunnen de aanmaak van steroïden verhogen door de werking van gonadotrofinen te versterken

30
Q

Groeisnelheid

A

Ook wel de lengte snelheid genoemd, is de toename in lengte per tijdseenheid

31
Q

Berekenen groeisnelheid

A

Het verschil nemen tussen hoogtemetingen verzameld op verschillende tijdstippen en te delen door het tijdsinterval tussen deze metingen

32
Q

Standaarddeviatiescore

SDS

A

Gelijk aan het verschil tussen de gemeten lengte en de gemiddelde lengte van de algemene populatie die overeenkomt met het geslacht en de leeftijd

33
Q

Streefhoogte

TH

A

De lengte die ene kind zou moeten bereiken op basis van zijn of haar genetische aanleg. Dit wordt berekent op basis van de lengte van de ouders

34
Q

Botleeftijd

A

Of skeletleeftijd. Dit wordt beschouwd als een belangrijke indicator van volwassenheid en is de enige maat onafhankelijke indicator van biologische volwassenheid die routinematig wordt gebruikt vanaf de geboorte tot de volwassenheid

35
Q

Wanneer is BA vertraagd

A

Bij kinderen met een constitutionele groeivertraging, groeihormoon-deficiëntie, hypothyreoïdie, ondervoeding en chronische ziekte

35
Q

Wanneer is BA vertraagd

A

Bij kinderen met een constitutionele groeivertraging, groeihormoon-deficiëntie, hypothyreoïdie, ondervoeding en chronische ziekte

36
Q

Hoe wordt de botleeftijd bepaald

A

Door een röntgenfoto van de linker hand en pols van een kind te vergelijken met de röntgenfoto’s van een atlas. Er moet bijzondere aandacht worden besteed aan de vorm van zijn of haar epifysen

37
Q

De evaluatie van groei door drie parameters

A
  • Lengte ka. worden vergeleken met leeftijdsreferenties en uitgedrukt als standaarddeviatiescore
  • HSDS kan worden vergeleken met de naar geslachts gecorrigeerde SDS voor de streefhoogte
  • Longitudinale analyse van groei
38
Q

Waardoor worden primaire groeistoornissen veroorzaakt

A

Door genetische defecten of prenatale fysiologische beschadigingen die resulteren in intrinsieke defecten in de botten of ondersteunende weefsels.

De groeicurve is vanaf het begin onder gemiddeld

39
Q

Oorzaken van secundaire groeistoornissen

A

Chronische ziekte of een tekort aan één of meerdere groeistimulerende hormonen. Hierbij wordt vaak de botrijping vertraagd

40
Q

Idiomatische kort gestalte

A

Een klein gestalte die niet meer kan worden toegeschreven aan een bekende oorzaak. Normale lengte en normaal gewicht bij geboorte. Er is geen indicatie voor ziekten of psychosociale problemen en de voedingstoestand is normaal

41
Q

Tanner stadia Mammaontwikkeling

Meisjes

A
  • M1: tepel is verheven boven het vlak van de borst
  • M2: Knopvormige verheffing en vergroting van de diameter van de areola
  • M3: verdere welving van de mamma
  • M4: Toenemende vetafzetting; de areola vormt een secundaire verheffting boven het niveau van de borst
  • M5: Volwassen stadium; de areola valt terug in het niveau van de borst
42
Q

Tanner stadia Pubisbeharing

meisjes

A
  • P1: Geen beharing
  • P2: Eerste beharing, weinig gepigmenteerd
  • P3: Eerste, gepigmenteerde, gekrulde pubesharen
  • P4: Volwassen beharing, maar kleiner oppervlakte dan bij volwassen
  • P5: Spreding in de breedte
  • P6: Verdere verspreiding
43
Q

Tanner stadia Pubisbeharing

Jongen

A
  • P1: Geen beharing
  • P2: Eerste beharing, weinig gepigmenteerd
  • P3: Eerste, gepigmenteerde, gekrulde pubesharen
  • P4: Volwassen beharing, maar kleiner oppervlakte dan bij volwassen
  • P5: Spreding in de breedte
  • P6: Verdere verspreiding
44
Q

Tanner stadia Genitale ontwikkeling

Jongen

A
  • G1: testis , scrotum en penis hebben dezelfde grootte en vorm als bij een kind
  • G2: Scrotum en Testis worden groter, penis nog niet
  • G3: De penis wordt groter, testis groeit verder, scrotum zakt uit
  • G4: Toenemende vergroting van de penis en ‘sculptutering van de glans
  • G5: Volwassen stadium
45
Q

Thelarche

A

Borstontwikkeling onder invloed van oestrogenen

Stopt bij 14

46
Q

Pubarche

A

Groei van schaamhaar

11-13,5 jaar

47
Q

Menarche

A

Eerste menstruatie

begint vanaf 2-3 jaar na thelarche

48
Q

Pubertas praecox

A

Vroege puberteit.
Bij jongens dat de pubertijd voor de leeftjd van negen begint en bij meisjes voor acht jaar.

49
Q

Testesgroei

A

Vanaf 4 mL wordt er gesproken van puberteit

Begint vanaf 11 jaar

50
Q

Spermarche

A

Eerste zaadlozing

Vanaf 14 jaar

51
Q

Centrale pubertas praecox

CPP

A

Hierbij begint de GnRH-productie te vroeg. De primaire oorzaak is onbekend en de secundaire oorzaken kunnen hersentumor, infectes of trauma zijn