Module 5 Flashcards
Absolute Zero
A property of measurement in which assigning a score of zero indicates an absence of the variable being measured.
Behavioral Measures
Measures taken by carefully observing and recording behavior.
Continuous Variables
Variables that usually fall along a continuum and allow for fractional amounts.
Discrete Variables
Variables that usually consist of whole number units or categories and are made up of chunks or units that are detached and distinct from one another.
Equal Unit Size
A property of measurement in which a difference of 1 means the same amount throughout the entire scale.
Identity
A property of measurement in which objects that are different receive different scores.
Interval Scale
A scale in which the units of measurement (intervals) between the numbers on the scale are all equal in size.
Magnitude
A property of measurement in which the ordering of numbers reflects the ordering of the variable.
Nominal Scale
A scale in which objects or individuals are broken into categories that have no numerical properties.
Operational Definition
A definition of a variable in terms of the operations (activities) a researcher uses to measure or manipulate it.
Ordinal Scale
A scale in which objects or individuals are categorized and the categories form a rank order along a continuum.
Physical Measures
Measures of bodily activity (such as pulse or blood pressure) that may be taken with a piece of equipment.
Ratio Scale
A scale in which, in addition to order and equal units of measurement, there is an absolute zero that indicates an absence of the variable being measured.
Reactivity
A possible reaction by participants in which they act unnaturally because they know they are being observed.
Self-report Measures
Usually questionnaires or interviews that measure how people report that they act, think, or feel.
Kinds of self report measure
- Behavioral
- Cognitive
- Affective
Scales of measurement
Nominal
Ordinal
Interval
Ratio
Properties of measurement
Identity
magnitude
equal unit size
absolute zero
Tests
A measurement instrument used to assess individual differences in various content areas.
Measurement
Self-Report Measure
Tests
Behavioral measures
Physical measures
Hoe worden waarden van de variabele ook wel genoemd?
attributen
Onder welke omstandigheden mogen we een relatie tussen variabelen interpreteren als een oorzakelijk (causaal) verband?
- De oorzaak moet in de tijd voorafgaan aan het gevolg (directionaliteit)
- Er moet een correlatie (statistisch verband) zijn tussen de variabelen.
- Het mag geen schijnverband zijn.
> Geen andere factor die verantwoordelijk is voor het verband tussen de variabelen.
> Third-variable-problem (p.140-1): elektrische apparaten en zwangerschapspreventie (Taiwan)
CAUSALITEIT: CRITERIUM 2: CORRELATIE
Een relatie tussen variabelen
> Attributen van een variabele gaan gepaard met attributen van de andere variabele.
Verandering in de ene variabele is geassocieerd met (voorspelbare) verandering in de andere variabele;
CAUSALITEIT: CRITERIUM 1: TIJDSVOLGORDE
> Als er een causaal verband is tussen A (oorzaak) en B (gevolg), dan moet A in de tijd voorafgaan aan B.
Causaliteit impliceert opeenvolging in tijd
Opeenvolging in tijd betekent niet noodzakelijkerwijs dat er sprake is van een causaal verband.
post hoc ergo propter hoc - drogreden, (daarna dus daardoor).
De economie is gaan groeien, nadat het kabinet een aantal maatregelen heeft genomen ter stimulatie van de groei.
dus:
De economie is gaan groeien, doordat het kabinet een aantal maatregelen heeft genomen ter stimulatie van de groei.
CAUSALITEIT CRITERIUM 3: GEEN SCHIJNVERBAND
> Er is geen echt verband
Een “toevallige” statistische relatie waarbij we een derde factor kunnen aanwijzen die voor het verband verantwoordelijk is.
Er is een correlatie tussen A en B, maar die correlatie is het gevolg van Z.
> Belangrijk: voordat we accepteren dat er sprake is van een causaal verband moeten andere factoren worden uitgesloten.
Vandaar dat correlationeel en quasi-experimenteel onderzoek geen afdoende bewijs leveren voor een causale interpretatie van het verband tussen de variabelen.
Stappen operationaliseren.
> Definiëren van het begrip
Operationele definitie ontwikkelen.
Operationele definitie: “An operational definition specifies the activities of the researcher in measuring or manipulating a variable”.
Welke begrippen moeten geoperationaliseerd worden?
> Afhankelijke en onafhankelijke variabelen > Doelpopulatie > Tijdsperiode > Plek > Algemeen: alle begrippen uit de onderzoeksvraag moeten geoperationaliseerd worden.
Kwaliteit van de operationalisering:
> Betrouwbaarheid
> Validiteit
BELANG VAN MEETNIVEAU
> Meetniveau bepaalt hoe je scores mag interpreteren.
> Meetniveau bepaalt welke statistische technieken je kunt gebruiken voor het beschrijven van je gegevens.
Bijvoorbeeld: het gemiddelde (mean) is pas zinnig als je op interval of ratio-niveau hebt gemeten.
> Meetniveau bepaalt welke statistische technieken je kunt gebruiken voor het toetsen van hypothesen.