Medische beeldvorming algemeen Flashcards
1
Q
Le
A
links
2
Q
Rt
A
rechts
3
Q
M
A
mediaal
4
Q
L
A
lateraal
5
Q
D
A
dorsaal
6
Q
V
A
ventraal
7
Q
Cr
A
Craniaal
8
Q
Cd
A
caudaal
9
Q
Pr
A
proximaal
10
Q
Di
A
Distaal
11
Q
Pa
A
palmair
12
Q
Pl
A
plantair
13
Q
Benaming projectie
A
- in richting waarin Rx stralen lopen
14
Q
DL-PaMO afkorting
A
- DorsoLateraal
- PalmaroMediaal
- Oblique
15
Q
DL-PaMO wat wordt er geprojecteerd
A
- Dorsomediaal aspect
- Palmarolateraal aspect
- Bij de kogel wordt lateraal sesambeen uitgeprojecteerd
16
Q
Rx goede kwaliteit
A
- mAs
- kV
- afstand
17
Q
mAs
A
- MilliAmpere per seconde
- hoog mA in korte tijd = minder bewegingsartefact
- hoe hoger, hoe zwarter het beeld
18
Q
kV
A
- kiloVoltage
- kracht stralen/golflengte
- hoger = grotere golflengte = dieper in weefsel
- hoe hoger, hoe zwarter het beeld
19
Q
Onderbelicht
A
- te wit
20
Q
Overbelicht
A
- te zwart
21
Q
Contrast
A
- lage kV en hoge mAs geeft meer contrast, nuttig bij abdomen
- mAs hoog = kV laag en omgekeerd
22
Q
Rooster
A
- vangt strooistraling op
- beter beeld
- gebruikt bij weefsel > 10cm
- hoger mAs bij gebruik rooster
23
Q
Afstand toestel en cassette
A
- bij khd vast
- bij GHD streefdoel 1m tussen focuspunt en cassette
- te kleine afstand = overbelichting
- te grote afstand = onderbelichting
