Anesthesie - pre + monitoring Flashcards

1
Q

Pre-anesthetisch onderzoek voor patiënt gezien

A
  • signalement
  • BCS
  • anamnese
  • medicatie
  • andere aandoeningen
  • reden van anesthesie
  • verwachte duur van anesthesie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Pre-anesthetisch uitgebreid KOZ

A
  • bewustzijn
  • uitwendig zichtbare afwijkingen (bloedingen, neusvloei)
  • ademhalingspatroon, longauscultatie
  • hartauscultatie
  • pols
  • mucosa
  • CVT
  • T
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Basismonitoring

A
  • pulse-oximeter
  • electrocardiogram
  • capnometrie/grafie
  • bloeddruk
  • T
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Pulse-oximeter

A
  • niet invasief, op tong of oor, lip, teen etc.
  • saturatie van Hb met O2 in arterieel bloed (SpO2), normaal > 95%
  • < 90% = hypoxie
  • polsfrequentie (PF)
  • rood en infrarood licht
  • tweede op scherm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Elektrocardiografie

A
  • elektrische activiteit hart
  • niets over pompfunctie en hemodynamische consequenties
  • hartfrequentie en aritmieën
  • afwijkingen indicatief voor onevenwicht in elektrolyten en myocardiale hypoxie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

ECG P-golf

A

= atriale depolarisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

ECG PR-interval

A

= conductietijd tussen atria, atrioventriculaire knoop en bundel van Hiss

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

ECG QRS complex

A

= ventriculaire conductie en depolarisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ECG T-golf

A

= ventriculaire repolarisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

ECG ST-interval

A

= iso-elektrisch, moment waarop ventrikels volledig gedepolariseerd zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hartfrequentie bepalen

A

= aantal QRS-complexen tellen

  • T-golven soms verkeerd meegeteld bij hoge amplitude
  • vergelijken met auscultatie, polspalpatie, pulse-oximetrie of invasieve bloeddrukmeting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Patches hond

A
  • op huid, geen haar tussen
  • Rechter voorpoot = rood
  • Linker voorpoot = geel
  • Linker achterpoot = groen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Patches paard

A
  • jugularisgroeve = rood (R)
  • achter schouder = zwart
  • ter hoogte van apex hart op thorax = geel/groen (L)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Capnometrie/grafie

A
  • AH frequentie
  • eindtidale
  • inspiratoire CO2
  • aanwezig CO2 meten
  • capnogram onderaan op monitor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Fasen capnogram

A

1) expiratoire baseline
2) expiratory upstroke
3) expiratoir/alveolair plateau
4) inspiratory downstroke

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Expiratoire baseline

A
  • start expiratiefase
  • moet 0 zijn
  • ledigen van bovenste luchtwegen (bevatten geen CO2)
17
Q

Expiratory upstroke

A
  • snelle stijging CO2

- begin van lediging alveoli

18
Q

Expiratoir/alveolair plateau

A
  • verdere lediging alveoli
  • CO2- cc stijgt traag tot piek
  • piek = eind-tidale CO2, belangrijk voor beoordeling ventilatie
19
Q

Inspiratory downstroke

A
  • inhalatie vers gas

- CO2 cc daalt snel naar 0

20
Q

Bloeddrukmeting formule

A
  • BD = CO x perifere vaatweerstand (SVR)
21
Q

Cardiac output formule

A
  • HF x SV (slagvolume)
22
Q

SAP

A

= systolische arteriële bloeddruk

  • perifere vaatweerstand
  • slagvolume
  • intravasculair volume
23
Q

DAP

A

= diastolische arteriële bloeddruk

  • perifere vaatweerstand
  • circulerend volume
24
Q

MAP

A

= gemiddelde arteriële bloeddruk

- maat voor weefselperfusie

25
Q

Invasieve bloeddrukmeting

A
  • gouden standaard
  • arteriële katheter met vloeistofkolom onder druk
  • hoeveelheid tegendruk die arteriële bloedvloei geeft wordt gemeten
  • DAP, SAP en MAP en polsfrequentie meetbaar
  • fluctuerende curve
26
Q

Curve invasieve bloeddrukmeting

A
  • ventriculaire contractiliteit
  • hartdebiet
  • perifere vaatweerstand
  • betrouwbaarheid meting
27
Q

Niet-invasieve bloeddrukmeting

A
  • cuff rond extremiteit opgeblazen
  • bloedvat gestopt
  • cuff aflaten
  • doppler meting
  • oscillometrische meting
  • minder accuraat
  • niet invasief
  • goedkoper, makkelijker
  • ideale cuffbreedte 40% van omtrek poot/staart
28
Q

Doppler bloeddrukmeting

A
  • cuff verbonden met manometer rond de poot
  • glijmiddel op probe
  • probe distaal van cuff
  • toestel aan
  • koptelefoon
  • arterie = whoosh
  • opblazen cuff tot geen geluid meer
  • aflaten
  • druk bij opnieuw pulsering = systolische druk
  • DAP en MAP moeilijk/onmogelijk
29
Q

Doppler kat

A
  • onderschatting systolisch

- neigt meer naar MAP

30
Q

Oscillometrie

A
  • pulserende drukveranderingen in de cuff waargenomen
  • cuff = 2 slangetjes
  • automatisch
  • druk bij eerste oscillaties gedetecteerd = SAP
  • MAP = oscillaties maximaal
  • DAP = plotse daling oscillaties
  • alle 3 bloeddrukken meetbaar
31
Q

Werking oscillometrie verstoord bij

A
  • hypotensie
  • perifere VC
  • kleine patiënten
32
Q

Temperatuur

A
  • probe in slokdarm, nasofarynx of rectum
  • continue monitoring
  • voorkeur voor slokdarm
  • eenvoudige thermometer kan ook