Medieval glossarium Flashcards

1
Q

aids/ hulpmiddelen

A

In Engeland verwijst dit naar betalingen van vazallen aan hun heren bij belangrijke gelegenheden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De annunciatie

A

Toen de engel Gabriël haar aankondigde dat
zij de Messias zou baren.

Maria-Boodschap of Aankondiging van de Heer is het hoogfeest ter gedachtenis van de aankondiging (annunciatie) van de geboorte van Jezus aan Maria. In de Orthodoxe Kerk en Rooms-Katholieke Kerk valt deze feestdag op 25 maart, dus negen maanden voor Kerstmis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Antiking / Tegenkoning

A

Een illegaal gekozen koning.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

antipope / tegenpaus

A

Een illegaal gekozen paus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Book of Hours / Getijdenboek

A

Een gebedenboek voor lekendevotie, bedoeld om acht keer per dag te lezen, thuis of in de kerk. Het bevatte gewoonlijk de kerkelijke kalender, een les uit elk van de evangeliën (gospels), gebeden en andere lezingen ter ere van de Maagd Maria gebaseerd op vereenvoudigde versies van het ‘the Divine Office’ (Getijdengebed), de boetepsalmen, het Officie van de Doden en gebeden tot heiligen. Sommige waren rijk geïllustreerd en zelfs bescheiden exemplaren waren meestal versierd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bul

A

Een officieel document uitgegeven door het pausdom. Het woord is afgeleid van bulla, de loden afdruk van het zegel van de paus dat op het document werd aangebracht om het geldig te maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Canoniek recht (Canon law)

A

De wetten van de kerk. Deze werden in eerste instantie opgesteld naar behoefte tijdens verschillende regionale kerkraden en in regels uitgevaardigd door grote bisschoppen, voornamelijk de paus. Vroege verzamelingen van canoniek recht waren onvolledig en soms tegenstrijdig. Vanaf de negende eeuw begonnen commentatoren ze te ordenen en te systematiseren. De beroemdste van deze verhandelingen was het Decretum van Gratianus uit het midden van de twaalfde eeuw, dat, hoewel het geen officiële code was, de basis werd voor de opleiding in canoniek recht in de scholen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Kathedraal (dom)

A

De hoofdkerk van een bisschop of aartsbisschop.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Kerk (rooms-katholieken in de middeleeuwen)

A

Voor de rooms-katholieken in de Middeleeuwen had dit twee gerelateerde betekenissen. Het betekende in de eerste plaats de door Christus geschapen eeuwige instelling, samengesteld uit het hele lichaam van christelijke gelovigen, en op aarde bediend door de dienaren van Christus - priesters, bisschoppen, de paus. Gerelateerd aan de eeuwige kerk waren individuele, lokale kerken (parochiekerken, kathedralen, collegiale kerken (kapittelkerk), kapellen) waar de dagelijkse liturgie werd uitgevoerd en de gelovigen de sacramenten ontvingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

geestelijke (cleric)

A

Een man in een kerkorde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

collegiale kerk (collegiate chruch)

A

Een kerk voor priesters die gemeenschappelijk leven volgens een regel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De kruisiging (Crucifixion)

A

De executie van Jezus door ophanging aan een kruis (crux in het Latijn). De scène, die in de evangeliën met enig detail beschreven staat, werd vaak afgebeeld in de kunst; en vrijstaande crucifixen (kruizen met de afbeelding van Jezus erop) werden vaak op kerkaltaren geplaatst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

dieet (diet)

A

Een formele vergadering van Duitse prinsen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

dogma

A

De gezaghebbende waarheid van de kerk.

Een dogma is een leerstelling die door een religie, ideologie of organisatie als onbetwistbaar wordt beschouwd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

keizerrijk (empire)

A

Verwijst in eerste instantie naar het Romeinse Rijk. Byzantium beschouwde zichzelf als de voortzetting van dat rijk. In het Westen waren er verschillende opvolgerrijken, allemaal geregeerd door mannen die de titel “keizer” (emperor) droegen: er was het rijk van Karel de Grote, dat min of meer omvatte wat later Frankrijk, Italië en Duitsland zou worden; het werd in de tiende eeuw (vanaf de tijd van Otto I) gevolgd door het rijk dat (na een kroning in Rome) in handen was van de Duitse koningen. Dit kon ingewikkeld zijn: een heerser als Hendrik IV werd in 1056 op zesjarige leeftijd koning van Duitsland, maar als minderjarige werd zijn koninkrijk door zijn moeder en anderen in zijn naam bestuurd. in 1065, op 15-jarige leeftijd, werd hij volwassen en kon hij de teugels van de macht in handen nemen. Maar hij werd pas in 1084 tot keizer gekroond. Toch trad hij al veel eerder op als keizer. Dat “Duitse” rijk, dat duurde tot de dertiende eeuw, omvatte Duitsland en (tenminste in theorie) Noord-Italië. Sommige historici noemen al deze opvolgerrijken van Rome het “Heilige Roomse Rijk”, maar hoewel Barbarossa zijn rijk sacer, “heilig”, noemde, werd de volledige term “Heilige Roomse Rijk” pas in 1254 gebruikt. Dit rijk, dat niets met Rome te maken had, eindigde in 1806. Bij uitbreiding kan de term rijk verwijzen naar andere grote gebieden, vaak verkregen door verovering, zoals het Mongoolse Rijk of het Ottomaanse Rijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

episcopaal (episcopal)

A

Zoals gebruikt in de Middeleeuwen, is dit gelijk aan “bisschop”. Een “ episcopaalse kerk “ is de kerk van de bisschop; een “ episcopale benoeming” is de benoeming van een bisschop; Een “ episcopale macht “ is de macht die door een bisschop wordt uitgeoefend.

17
Q

excommunicatie

A

Een handeling of uitspraak die iemand afsnijdt van deelname aan de sacramenten van de kerk en dus van de middelen tot verlossing.

18
Q

fresco

A

Een vorm van schilderen met pigmenten op nat pleisterwerk, vaak gebruikt op de muren van kerken.

(Italiaans voor vers)
een muur- of plafondschildering waarbij de verf direct op de natte kalk wordt aangebracht, zodat zij daarmee, na droging, één geheel vormt. Het voordeel van fresco’s is dat de pigmenten, die door de kalklaag geabsorbeerd worden, zeer duurzaam zijn. Het nadeel is dat latere correcties niet mogelijk zijn. Het werken met verf op verse natte kalk heet schilderen al fresco of in fresco.

19
Q

Landadel (Gentry)

A

Tegen het einde van de Middeleeuwen bestonden de Engelse landheren uit twee groepen, lords (hoge adel (herenboeren?)) en de landadel (gentry). De landadel stond onder de heren; ridders, schildknapen en heren werden allemaal beschouwd als (land)adel. Hoewel de term uit de late middeleeuwen komt, wordt hij door historici vaak door historici vaak gebruikt als een ruwe categorie voor de lagere Engelse landadel vanaf de twaalfde eeuw.

20
Q

Grisaille

A

Schilderij van monochrome grijstinten gehighlight (benadrukt) met kleurtinten.

21
Q

Guelphs en Ghibellines

A

Guelf was het Italiaans voor Welf (de dynastie die streed om de Duitse troon tegen de Staufen), terwijl Ghibelline verwees naar Waiblingen (de naam van een belangrijk Staufens kasteel). In de verschillende conflicten tussen de pausen en de keizers Staufen, waren de “Guelfs” de factie binnen de Italiaanse stadstaten die het pausdom steunde, terwijl de “Ghibellijnen” de keizer steunden. Meer in het algemeen werden de namen bijnamen voor verschillende politieke facties binnen en tussen steden die weinig of niets te maken hadden met pauselijke/keizerlijke kwesties.

22
Q

illuminatie

A

De term die wordt gebruikt voor schilderingen in middeleeuwse manuscripten. Deze kunnen variëren van eenvoudige versiering van hoofdletters tot paginagrote composities. Een “ geïllumineerd “ manuscript is een manuscript dat illuminaties bevat.

23
Q

laymen/ laywoman/ laity (leken)

A

Mannen en vrouwen die geen kerkorde hebben, niet gewijd zijn. In de vroege Middeleeuwen was het het mogelijk om tegelijkertijd monnik en leek te zijn. Maar in de Karolingische periode, waren de meeste monniken priesters, en hoewel nonnen dat niet waren, werden ze niet beschouwd als deel tot de leken omdat ze geloften aan de kerk hadden afgelegd.

24
Q

Levant (of Morgenland)

A

Het land dat grenst aan de oostelijke oever van de Middellandse Zee; “Het Heilige Land”.

25
Q

liturgie

A

De formele eredienst van de kerk, met gebeden, lezingen en belangrijke gebaren op vaste tijden, passend bij het seizoen. Hoewel het vaak verwijst naar de mis, kan het ook gebruikt worden om de officies te beschrijven.

26
Q

De Madonna

A

De maagd Maria

Een madonna (samentrekking van Ital. mia donna = mijn vrouwe) is in de religieuze beeldende kunst een afbeelding van Maria.

27
Q

Maghreb

A

Een regio in het noordwesten van Afrika rondom het Atlasgebergte en de kustlijn van Marokko, Algerije en Tunesië.

28
Q

mis (mass)

A

De centrale ceremonie van de christelijke eredienst; het omvat gebeden en lezingen uit de Bijbel en culmineert in de consecratie van brood en wijn als het lichaam en bloed van Christus. Christus, aangeboden aan gelovigen in het sacrament van de “Eucharistie” of “Heilig Avondmaal” (Holy Communion).

29
Q

Het nieuwe testament

A

Dit werk, een compilatie uit de tweede eeuw, bevat de vier evangeliën (verslagen van het leven van Christus) van Matteüs, Marcus, Lucas en Johannes; de Handelingen van de Apostelen; verschillende
brieven, voornamelijk van de heiligen Paulus, Petrus en Johannes aan beginnende christelijke gemeenschappen; en
de Apocalyps. Het wordt onderscheiden van het “Oude Testament”.

30
Q

Officie

A

In de context van het kloosterleven werden de dag en de nacht onderbroken door acht perioden waarin de monniken samenkwamen om een precieze reeks gebeden te reciteren.
waarin de monniken samenkwamen om een precieze reeks gebeden te reciteren. Elke reeks werd een “Officie” genoemd en de cyclus als geheel werd het “Goddelijk Officie” genoemd. Speciale riten en
rituelen en ceremonies konden ook officies genoemd worden, zoals het “Officie van de Doden”.

31
Q

Oude Testament

A

De geschriften van de Hebreeuwse Bijbel die door christenen als authentiek werden geaccepteerd, maar door hen werden geherinterpreteerd als een voorafspiegeling van de komst van Christus.
geherinterpreteerd als een voorafspiegeling van de komst van Christus; ze werden dus gezien als de voorloper van het “Nieuwe Testament”, dat ze vervulde en vervolmaakte.

32
Q

Presentatie in de Tempel

A

Een gebeurtenis in het leven van Christus en zijn moeder.

33
Q

Referendaris

A

Een hoge Merovingische administratieve ambtenaar verantwoordelijk voor het toezicht op de uitgifte van koninklijke documenten.

34
Q

Relief

A

Dit heeft twee verschillende betekenissen. In verband met de middeleeuwse Engelse overheid verwijst “relief” naar geld dat wordt betaald bij het erven van een leengoed. In de geschiedenis van de beeldhouwkunst echter, verwijst “reliëf” naar figuren of andere vormen die uitsteken boven een vlakke achtergrond. “Laag reliëf betekent dat de vormen vrij weinig uitsteken, terwijl “hoog reliëf” verwijst naar vormen die zo driedimensionaal zijn dat ze dreigen los te komen van het platte oppervlak.

35
Q

Sacramenten

A

De rechten van de kerk die (volgens de kerk) door Jezus zijn ingesteld om heiligende genade te verlenen. Met de sacramenten bereikte men verlossing. Afgesneden van de sacramenten (door anathema, excommunicatie of interdict), was men verdoemd.

36
Q

scriptorium

A

(meervoud: scriptoria) De kamer van het klooster waar perkament werd voorbereid en teksten werden gekopieerd, verlucht en gebonden.

37
Q

summa

A

(Meervoud: summae) Een compendium of samenvatting. Een term die geleerden gebruikten om hun uitgebreide syntheses te benoemen.

38
Q

The Virgin/ De Maagd Maria/ De Gezegende Maagd/ De Madonna

A

De evangeliën van Matteüs (1:18-13) en Lucas (1:27-35) beweren dat Christus werd verwekt door de Heilige Geest (in plaats van door een man) en werd geboren uit Maria, een maagd. Al in de vierde eeuw benadrukten de kerkvaders de maagdelijkheid van Maria, die de heiligheid van Christus garandeerde. In de vijfde eeuw, op het Concilie van Chalcedon (451), werd Maria’s eeuwigdurende (eeuwige) maagdelijkheid verklaard. Maria werd opgevat als precies het tegenovergestelde van haar Geboorte (Navity), de Annunciatie (toen de engel Gabriël haar aankondigde dat dat ze de Messias zou baren), de Zuivering (toen ze het kindje Jezus in de tempel voorstelde en zelf gereinigd werd na de geboorte), en haar Tenhemelopneming (hemelvaart; niet correct) (toen ze opstond naar de hemel). (De zuivering wordt ook wel de presentatie in de tempel genoemd). Deze gebeurtenissen werden vaak afgebeeld in schilderijen en beeldhouwwerk, in de latere Middeleeuwen, toen de devotie tot Maria’s cultus toenam en er meer nadruk werd gelegd op haar rol als bemiddelaar bij haar zoon in de hemel.