Lesson 2.2 Flashcards
1
Q
Aanpassen
A
Adapt
2
Q
Afname
A
Decrease
3
Q
Afstemmen
A
Attune
4
Q
Als gevolg daarvan
A
As a result of that
5
Q
Betekenisvol
A
Meaningful
6
Q
Bewijs
A
Evidence
7
Q
Bijdragen (aan)
A
Contribute
8
Q
Drastisch
A
Radical
9
Q
Een standje geven
A
Scold
10
Q
Gidsen
A
Guide
11
Q
Groei
A
Growth
12
Q
Grotendeels
A
Largely
13
Q
Helpen
A
Aid
14
Q
Hoewel
A
Even though
15
Q
Humeurig
A
Moody
16
Q
Imiteren
A
Mimic
17
Q
Logisch zijn
A
Make sense
18
Q
Nabootsen
A
Imitate
19
Q
Onvoorspelbaar
A
Unpredictable
20
Q
Opvoeden
A
Parent
21
Q
Opvoeden 2
A
Raise
22
Q
Opvoeding
A
Upbringing
23
Q
Overmoedig
A
Reckless
24
Q
Regelen
A
Regulate
25
Scheiden
Separate
26
Streven naar
Strive for
27
Tegenstand
Resistance
28
Tegenwerking
Opposition
29
(Ergens) tijd aan besteden
Spend time on
30
Toename
Increase
31
Toenemen
Increas
32
Toezicht houden
Supervise
33
Uitbarsting
Outburst
34
Verduidelijken
Illustrate
35
Verminderen
Diminish
36
Versterken
Amplify
37
Voornaamste reden
Primary cause
38
Wegsturen, afwijzen
Dismiss
39
Zorgen voor
Provide for