les problèmes de tous les jours Flashcards
cassé, cassée
stuk
désordonné, désordonnée
rommelig
perdre
verliezen
chercher
zoeken
avoir trop de travail
te veel werk hebben
être de mauvaise humeur
slecht gehumeurd zijn
faire tomber / laisser tomber
iets laten vallen
casser
breken
renverser
morsen
rater / louper le train
de trein missen
ne plus avoir de …
geen … meer hebben
se cogner
zich stoten
se révailler trop tard
zich overslapen
une fuite
een lek
arrêter
stoppen
bloquer
tegenhouden
faire des taches
vlekken maken
rompre
breken
trébucher
struikelen
se heurter
zich stoten
être hors service
buiten dienst zijn
esquinter / gâcher
verknoeien
une coupure de courant
een stroomonderbreking
se détacher / se séparer
loskomen
égarer
verliezen
s’enfermer dehors
zich buitensluiten
cabosser
blutsen
déchirer
scheuren