le commerce et l'économie Flashcards
un marché aux légumes
een groentenmarkt
la caisse
de kassa
le comptoir
de toonbank
un caddie / un chariot
een winkelwagentje
un département
een (winkel)afdeling
un kiosque
een kraampje
un magasin
een winkel
un marché
een markt
un marché aux puces
een rommmelmarkt
un panier
een mand / korf
un sac de courses
een draagtas
un supermarché
een supermarkt
une boucherie
een slagerij
une boulangerie
een bakkerij
une épicerie
een kruidenierszaak
une librairie
een boekhandel
une pâtisserie
een banketbakkerij
une vitrine / un étalage
een etalage
une bijouterie
een juwelenhandel / juwelenwinkel
une blanchisserie
een wasserij
une imprimerie
een drukkerij
une maroquinerie
een leerwinkel
une papeterie
een papierhandel
une quincaillerie
een ijzerwinkel
à vendre
(hier) te koop
acheter
kopen
commander
bestellen
Comment puis-je vous aider
Hoe kan ik u van dienst zijn
et avec ceci
nog iets anders
faire des courses
inkopen doen / winkelen
faire du shopping
winkelen (voor het plezier)
faire une course
boodschappen doen
un achat
een aankoop
un acheteur, une acheteuse
een koper, koopster
un article
een artikel / product
un client, une cliente
een klant
un produit
een artikel / product
une commande
een bestelling
une course
een boodschap
une marque
een merk
une offre
een aanbieding / voorstel
une remise / une réduction
een korting
une vente
een verkoop
vendre
verkopen
disponible
beschikbaar
sur commande
op bestelling
la concurrence
de concurrenten
la garantie
de garantie
la marchandise
de goederen / koopwaar
un/une casse-pieds
een moeilijke klant
ça fait combien
hoeveel is het
combien ça coûte
hoeveel kost het
coûter
kosten
la monnaie
het wisselgeld
payer / régler
betalen
payer avec une carte de crédit
met een kredietkaart betaal
quel est le prix de
wat is de prijs van
un paiement
een betaling
un prix
een prijs
un reçu
een ontvangstbewijs
un sac à main
een handtas
une facture
een factuur
une somme
een bedrag
payer (au) comptant / en liquide / en espèces
cash betalen
devoir quelque chose à quelqu’un
iemand iets verschuldigd zijn
la valeur
de waarde
gratuit, gratuite
gratis
bon marché
goedkoop
assez / plutôt cher
vrij duur
très cher
heel duur
extrêmement cher
extreem duur
cher, chère / coûteux, coûteuse
duur
coûter cher / beaucoup
veel kosten
payer beaucoup / cher
veel betalen
payer trop
te veel betalen
une occasion / une (bonne) affaire
een koopje