les 6 hoofdstuk 12 Flashcards

1
Q

Wat is een psychische stoornis?

A

medisch model: ziekte met objectieve oorzaak
psychologisch model: resultaat van interactie tussen biologische, gedragsmatige, cognitieve, ontwikkelings, sociaal-culturele factoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is psychopathologie?

A

elk patroon van emoties, gedragingen of gedachten die niet bij de situatie passen en die persoonlijk lijden veroorzaakt of ervoor zorgt dat iemand belangrijke doelen niet haalt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

noem 3 klassieke symptomen van een ernstige psychische stoornis

A
  1. hallucinaties
  2. wanen
  3. extreme affectieve stoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat zijn hallucinaties?

A

niet bestaande sensorische ervaringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat zijn wanen?

A

extreme verstoringen van het denken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zijn affectieve stoornissen?

A

emotie of stemming zonder duidelijke reden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het spectrum van psychische stoornissen?

A

een psychische stoornis kun je zien als een punt op een lijn, geen tekenen-> geen stoornis, duidelijke tekenen-> ernstige stoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoe kijkt het biologisch perspectief naar psychische stoornissen?

A

zoekt oorzaak van gedrag in genen, hersenen, zenuwstelsel, hormoonstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoe kijkt het behavioristische perspectief naar psychische stoornissen?

A

gedrag is aangeleerd, kijkt vooral naar waarneembaar gedrag en benadrukt de invloed van de omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hoe kijkt het cognitieve perspectief naar psychische stoornissen?

A

richt zich op het mentale, leg nadruk op de psychische processen zoals gedachten , gevoelens, percepties, herinneringen. interne of exteren locus op control?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hoe kijkt het sociale perspectief naar psychische stoornissen?

A

kijkt naar de omgevingsfactoren en steun

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hoe kijkt het ontwikkelings perspectief naar psychische stoornissen?

A

kijkt naar de afwijkingen op de verwachte psychologische en biologische ontwikkelingslijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de theorie van reciproque determinisme?

A

albert bandura

sociale, behavioristische (gedrag) en cognitie beïnvloeden en versterken elkaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is het empowerment model van herstel?

A

Fisher in 2005
dit model gaat uit van 10 principes obv waarvan iedereen geholpen kan worden om het leven weer in eigen hand te nemen.
1. vertrouwen, 2. zelfbeschikking, 3. hoop en geloof in herstel, 4. geloven in de persoon, 5. verbonden met anderen, 6. gedrag heeft betekenis, 7. ieder heeft een stem, 8. alle gevoelens zijn ok, 9. dromen durven volgen en 10. waardigheid en respect in ontmoetingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hoe kijkt bio psychologie naar psychische stoornissen?

A

uit neurowetenschappelijk onderzoek blijkt hersenen erg veel invloed hebben, vanwege het (on) evenwicht tussen chemische stoffen en neurale circuits.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de SUBTIELE indicatoren van psychische stoornissen?

A
  1. distress (langdurige of ongewone symptomen van angst of onbehagen)
  2. onaangepastheid (bijv, zoveel drinken dat iemand zijn baan verliest)
  3. irrationaliteit (bijv, lachen bij iets ergs)
  4. onvoorspelbaarheid
  5. onconventioneel of ongewenst gedrag.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wanneer noemen therapeuten gedrag abnormaal?

A

als er twee of meer indicatoren gelden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat is normaal gedrag? waar ligt de grens?

A

er bestaat geen scherp onderscheid, de stoornissen zijn normale reacties in verhevigde vorm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

noem de vijf assen van DSM

A
as 1: specifieke klinische stoornis
as2. langdurige problemen zoals persoonlijkheids en ontwikkelingsstoornissen
as 3. relevante medische problemen
as 4. psychosociale en omgevingsfactoren
as 5. algemene beoordeling op GAF.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

hoe worden psychische stoornissen geclassificeerd?

A

middels DSM (diagnostic and statistical manual of mental disorders) of ICD ( international classification of diseases de vijf indicatoren van abnormaliteit)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

wat is GAF?

A

global assessment of functioning, hoge score (100) is totale afwezigheid of symptomen en lage score is ernstige stoornis waarbij de patiënt in gevaar is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

noem factoren die psychopathologie

A

hersenletsel, infecties, giftige stoffen, neurotransmitters, hersencircuits, stress, erfelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

watis het verschil tussen DSMiv en DSMv

A

dsmv geeft nieuwe diagnoses en asII is een dimensionale benadering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

waar op de DSM worden affectieve stoornissen geclassificeerd?

A

as1 en as2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

noem 2 affectieve stoornissen

A
  1. depressieve stoornis
  2. bipolaire stoornis
    hebben te maken met emotionele verstoringen en er wordt aangenomen dat ze een biologische basis hebben
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

noem 4 angststoornissen

A
  1. gegeneraliseerde angststoornis
  2. paniekstoornis
  3. fobische stoornis
  4. obsessief compulsieve stoornis
    hebben te maken met angst, hebben mogelijk een basis in het temperament, maar worden ook door ervaring beïnvloedt.
27
Q

noem 3 ontwikkelingsstoornissen

A
  1. autisme
  2. dyslexie
  3. adhd

worden meestal vastgesteld tijdens zuigelingentijd, jeugd of pubertijd.

28
Q

welke drie clusters bij persoonlijkheidsstoornissen?

A
  1. vreemd en excentriek
  2. dramatisch, emotioneel, impulsief
  3. angstig

een start en duurzaam patroon van gedachten, gevoelens en gedragingen die binnen de cultuur van de persoon duidelijk afwijken van de verwachtingen.

29
Q

aanpassingsstoornissen?

A

dit is de grootste categorie, heeft te maken met keuzes maken, omgaan met verwarring, frustratie en verlies. het aandoeningen die een klinische behandeling vergen bij.
1. lichte depressie, 2. lichamelijke klachten 3. huwelijksproblemen 4. leermoelijkheden, 5. problemen op werk, 6. rouw 7. problemen tussen ouders en kinderen.

30
Q

welke vijf categorien zijn er bij psychische stoornissen?

A

stemmingstoornissen, angststoornissen, aanpassingsstoornissen, persoonlijkheidstoornissen, ontwikkelingsstoornissen.

31
Q

wat is schizofrenie?

A

een psychotische stoornis met extreme vervormingen van preceptie, het denken, de emoties, het gedrag en de taal.

32
Q

waardoor wordt schizofrenie veroorzaakt?

A

door verschillende factoren waaronder genetica, een abnormale hersenstructuur en biochemie.

33
Q

welke vijf vormen van schizofrenie?

A
  1. gedesorganiseerde vorm
  2. katatone vorm
  3. paranoide type
  4. resttoestand
  5. ongedifferentieerd type
34
Q

wat is degedesorganiseerde van schizofrenie?

A

onsamenhangende spraak, hallucinaties, wanen, bizar gedrag

35
Q

wat is katatone paranoide type2 vormen

A
  1. katatone stupor: mensen blijven zeer lange tijd bewegingloos.
  2. katatone opwinding: mensen zijn hyperactief en opgewonden.
36
Q

wat is paranoide type van schizofrenie?

A

wanen en hallucinaties zonder onsamenhangende symptomen of katatone symptomen. de wanen zijn veel minder goed georganiseerd en onlogisch.

37
Q

wat is resttoestand van schizofrenie?

A

iemand heeft tekenen van schizofrenie gehad, maar nu niet meer

38
Q

ongedifferentieerd van schizofrenie?

A

alles wat niet in de andere types pas

39
Q

wat is Helen Maybergs depressiemodel?

A

depressie is een combi van biologische aanleg, externe factoren en stemmingsregulerende circuits die op elkaar inwerken.

40
Q

watis een bipolaire stoornis?

A

psychische afwijking siw gepaard gaat met stemmingsschommelingen van manie tot depressie

41
Q

wat is unipolaire stoornis?

A

blijven hangen in de depressieve fase bij bipolaire stoornis

42
Q

wat is een depressieve stoornis?

A

stemmingsstoornis waarbij mensen hun levenslust verliezen en zwaar neerslachtig zijn (geen manie)

43
Q

wat is SAD?

A

affectieve stoornis met seizoensgebonden patroon, melatonine wordt onvoldoende aangemaakt door gebrek aan daglicht.

44
Q

wat is angststoornis?

A

psychische problemen waarbij angst het belangrijkste kenmerk is.

45
Q

gegeneraliseerde angststoornis?

A

angst zonder externe oorzaak

46
Q

paniekstoornis?

A

paniekaanvallen die niets te maken hebben met gebeurtenissen die men op dat moment ervaart zoals agorafobie (angst voor openbare ruimtes)

47
Q

fobie?

A

angststoornis met pathologische angst voor een specifiek object of situatie.

48
Q

wie is Martin Seligman?

A

heeft de cyclus van depressie ontwikkeld, met aangeleerde hulpeloosheid en een laag zelfbeeld en extreme externe locus of control. (stappen in de cyslus:
1. negatieve gebeurtenis, 2. gering zelfbeeld en negatieve interpretaties, 3. depressie, 4. negatief gedrag. 5. eenzaamheid en sociale verwerping.

49
Q

wat is aangeleerde hulpeloosheid?

A

een term van Martin Seligman, negatieve gebeurtenissen worden toegeschreven aan eigen persoon of externe omstandigheden waar hij niets aan an doen.

50
Q

wat is preparedness hypothesis?

A

term van Seligman, we hebben de neiging om snel en automatisch te reageren op stimuli die voor onze voorouders levenbedreigend waren

51
Q

wat is OCD?

A

obsessive compulsieve stoornis, aandoening met als kenmerk aanhoudende ongewenste gedachten en gedragingen.

52
Q

wat is psychose?

A

stoornis met ernstige verstoringen in perceptie. rationeel denken of affect.

53
Q

wat is diathese stress hypothese?

A

bij schizofrenie: genetisch heeft iemand de kans om schizofrenie te krijgen maar alleen als er stressfactoren zijn.

54
Q

Wat is autisme?

A

ontwikkelingsstoornis die de aandacht, de cognitie, communicatie en het sociaal functioneren belemmerd.

55
Q

dyslexie?

A

ontwikkelingsstoornis die het lezen verstoord.

56
Q
Er zijn drie cluster bij persoonlijkheidsstoornissen. 
cluster A (het vreemde excentrieke cluster )welke aandoeningen horen hierbij?
A

paranoide persoonlijkheidsstoornis
schizoide persoonlijkheidsstoornis
schizo typische persoonlijkheidsstoornis
mensen leven geïsoleerd en willen geen psychische hulp

57
Q
Er zijn drie cluster bij persoonlijkheidsstoornissen. 
cluster B (dramatische, emotionele en impulsieve cluster)
welke aandoeningen horen hierbij?
A

bordeline persoonlijkheidsstoornis,
antisociale “
narcistische
theatrale

mensen hebben moeite met beheersing impulsen en emoties. ze willen een snelle bevrediging van behoefte, kunnen geen stabiele relaties onderhouden, houden weinig rekening met eigen veiligheid of die van anderen, werken verstorend op de omgeving

58
Q
Er zijn drie cluster bij persoonlijkheidsstoornissen. 
cluster C (angstige)
Welke aandoeningen horen hierbij?
A

afhankelijke persoonlijkheidsstoornis
ontwijkende “
obsessief compulsieve persoonlijkheidsstoornis
Lijkt op OCD maar zonder rituele handelingen, wel vermijden van sociaal contact, dwangmatig handelen en onzelfstandig

59
Q

NAO persoonlijkheidstoornis?

A

niet nader te omschrijven stoornis

60
Q

nadelen van Labeling?

A

labeling verandert mensen in stereotypen, mensen worden gestigmatiseerd en persoonlijke kenmerken en unieke persoonlijke omstandigheden worden niet opgemerkt.

61
Q

wat is het ecologisch model?

A

lijkt op sociaal cognitieve gedragsmodel maar met nadruk op sociaal en culturele context.

62
Q

verschil tussen mannen en vrouwen bij psychische stoornissen?

A

vrouwen hebben vaker stemmingsstoornissen (depressie) en anststoornissen, mannen hebben vaker persoonlijkheidstoornissen met agressieve symptomen

63
Q

Hoe komt dit verschil tussen mannen en vrouwen?

A
  1. vrouwen melden vaker, mannen uiten lichamelijk beiden door sociale normen
    2 verschil in de hersenen