Les 2 hoofdstuk 5 Flashcards

1
Q

Wat zijn de drie TAKEN van geheugen?

A

Coderen, opslaan, terughalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de drie STADIA van geheugen?

A

Sensorisch geheugen
Werkgeheugen ( vroeger korte termijngeheugen)
Lange termijn geheugen LTG

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke vijf aparte opslagplaatsen heeft het sensorisch geheugen?

A
Iconisch geheugen (visuele stimulatie)
Echoisch geheugen (geluid)
Tactiel sensorisch geheugen (tastzin)
Olfactorisch sensorisch geheugen (geur)
Smaaksensorisch geheugen (smaak)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat doet het werkgeheugen?

A

Een werkplaats waar informatie wordt gecodeerd en gesorteerd. Info blijft hier 20 tot 30 seconden. Krijgt info uit sensorisch geheugen en haalt info uit ltg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe kun je je werkgeheugen vergroten?

A
  1. Chunking ( veel info opdelen in kleinere beter te onthouden stukjes)
  2. Elaboratie ( herhalen en actief koppelen aan info uit ltg)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is geheugen?

A

Elke systeem dat informatie codeert, opslaat en terughaalt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waaruit bestaat het werkgeheugen?

A
Centrale bestuurder
Episodische buffer
Schetsboek
Fonologische lus
Semantische buffer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is procedureel geheugen?

A

het HOE onderdeel van LTG en bevat herinneringen mbt 1.motorische vaardigheden (skien)

  1. Operante conditionering
  2. Klassieke conditionering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is Declaratief geheugen?

A

Het WAT onderdeel van het LTG en bevat herinneringen mbt tot:

  1. Semantisch geheugen (studie): taal, feiten, algemene kennis
  2. Episodisch geheugen: gebeurtenissen en persoonlijke ervaringen .
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat wordt bedoelt met SCHEMA?

A

het invullen van kennis mbt een onderwerp. bijv. vejraardag, taart, kaarsjes zingen. Een aantal woorden staan niet letterlijk in de tekst, maar je vult het in omdat het in het schema verjaardag pas.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is infantiele Amnesie?
Wat is Anterograde amnesie?
Wat is Retrograde amnesie?

A

infantiel: onmogelijk om herinneringen op te halen van de eerst 2 of 3 jaar
Anterograde: onmogelijk om nieuwe info op te slaan
Retrograde: onmogelijk om oude opgeslagen herinneringen op te halen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is consolidatie?

A

het proces waarbij korte termijn herinneringen over een bepaalde periode veranderen in langetermijn herinneringen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is impliciete herinnering?

Wat is expliciete herinnering?

A

impliciet: niet met opzet in het geheugen geprent. Terug te halen met priming
expliciet: wel met opzet in geheugen geprent en bewust terug te halen met cues.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is priming?

A

techniek waarmee impliciete herinneringen worden teruggehaald middels cues zonder dat de persoon dit bewust is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat betekent het principe van specificiteit van codering?

A

het gemak waarmee je je iets herinnert hangt af van de mate waarin cues overeenkomen met de cues die aanwezig waren op het moment van codering en opslaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is prospectief geheugen?

A

aspect van geheugen waardoor je een bepaalde actie aan het einde van de dag nog weet te herinneren.

17
Q

Waaruit bestaat het langetermijngeheugen?

A
  1. declaratief geheugen
  2. a semantisch geheugen
  3. b episodisch geheugen
  4. procedureel geheugen
18
Q

Wat is Engram?

A

geheugenspoor (fysieke verandering in het brein)