les 3 hoofdstuk 6 Flashcards

1
Q

Wat is denken?

A

cognitief proces maakt nieuwe mentale beelden door oude info te manipuleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is conceptvorming?

A

ervaringen onderbrengen in vertrouwde mentale categorieën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een concept?

A

een mentaal beeld van een categorie van een item gebaseerd op ervaring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke 2 soorten concepten zijn er?

A
  1. natuurlijk concept

2. artificieel concept

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een conceptionele hiërarchie

A

3 niveau’s van concepten (dier, vis vogel etc)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zijn de bouwstenen van het denken?

A

bouwstenen: natuurlijk concept en artificieel concept. het denken wordt ook gestuurd door schema’s, scripts en intuïtie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het verschil tussen een schema en een script?

A

Schema heeft te maken met het beeld van iets wat je hebt, script heeft te maken met je verwachting bij een bepaalde situatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke vaardigheden heeft een goede denker?

A

kan goed een probleem identificeren (divergent denken) en kan een goede strategie uitkienen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is divergent denken?

wat is convergent denken?

A

divergente: alle mogelijkheden onderzoeken voordat je 1 bepaalde oplossing kiest.
convergent: tegenovergestelde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke 2 strategieën zijn er

A
  1. Algoritme (formule garandeert juiste uitkomst

2. Heuristiek (snelle oplossing, geen garantie op juiste uitkomst)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is de meest bruikbare heuristiek?

A

terugwerken, analogien (overeenkomst zoeken) en opdelen (kleine stappen maken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

welke hindernissen zijn er bij het oplossen van problemen?

A
  1. mental set (nieuw probleem oplossen op oude manier)
  2. functionele gefixeerdheid (schroevendraaier)
  3. zelfopgelegde beperkingen
  4. kiezen voor de verkeerde heuristiek
  5. tirannie van de keuze
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke vormen van Bias zijn er bij het oplossen van problemen? (bij oordelen dus.

A

a. confirmation bias (letten op info die ons bevestigen
b. hindsight bias (na afloop beter weten)
c. anchoring bias (hoeveelheid inschatten op verkeerde info
d. representative bias hokjes denken
e. avalibility bias mogelijkheden inschatten obv eigen ervaring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is een expert volgens Robert Weisberg? en volgens Howard Gardner?

A

Weisberg: iemand met goed georganiseerde kennis op 1 vakgebied en handige eigenschappen.
Gardner: Alles wat Weisberg zegt plus aangeboren begaafdheden zoals: onafhankelijkheid, voorkeur voor complexiteit, stimulerende interactie etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wie maakte de eerste bruikbare intelligentietest?

A

In 1904 Binet en Simon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Lewis Terman?

A

maakte obv Binet en Simon in 1914

17
Q

David Wechler?

A

maakte Wais en Wisc en verdeelde de uitkomst van IQ test in verbaal en performaal.

18
Q

Welke verschillende theorien mbt intelligentie?

A

Spearman: intelligentie is 1 algemene factor: G-Factor
Catell: intelligentie zijn 2 factoren: gekristalliseerde en vloeibare intelligentie
Sternberg: 3 factoren: analytische, creatieve en praktische intelligentie
Gardner: 8 vormen van intelligentie

19
Q

Charles Spearman?

A

1927, G factor.

20
Q

Raymond Catell?

A

1963, gekristalliseerde intelligentie(de vaardigheid om info op te slaan en terug te halen) en vloeibare (de vaardigheid om complexe relaties te zien) intelligentie

21
Q

Robert Sternberg?

A

Triargische theorie. (praktisch, logisch en experimenteel)

22
Q

Howard Gardner?

A

8 mentale vermogens:

  1. linguistische intelligentie
  2. logisch mathematisch
  3. ruimtelijke ordening
  4. muzikale intelligentie
  5. lichamelijke-kinestetische intelligentie
  6. naturalistische intelligentie
  7. interpersoonlijke
  8. intrapersoonlijke