les 3 hoofdstuk 7 Flashcards

1
Q

Wat kan een pasgeboren baby (neo natale periode 1 e maand na geboorte)?

A

overlevingstaken door imitatie en aangeboren reflexie:

  1. voedsel vinden
  2. contact maken
  3. gevaar vermijden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Uit 3 stadia bestaat de prenatale periode?

A
  1. Zygote (bevruchte eicel)
  2. embryo (1e 8 weken na conceptie)
  3. foetus (van 8 weken tot geboorte)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat zijn teratogenen?

A

schadelijke stoffen die de moeder inneemt en die foetus kunnen beschadigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat kan een zuigeling (1e 18 maanden na geboorte)?

A

rijping (maturatie) biologische ontplooing zoals kruipen en dan pas lopen. Nurture heeft veel invloed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is genetic leash?

A

Een term van Edward Wilson waarin hij uitlegt dat erfelijke factoren de invloed van nurture beperken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke hechtingsstijlen zijn er?

A

A. Veilig
B. Angstig -ambivalent
C. Angstig -vermijdend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke 8 psycho-sociale stadia zijn er volgens Erik Erikson?

A

A. tot 1,5 jaar: vertrouwen versus wantrouwen
B. 1,5-3 jaar: autonomie versus schaamte
C. 3-6 jaar: initiatief versus schuld
D. 6-pubertijd: vlijt versus minderwaardigheid
E. adolescentie: identiteit versus rolverwarring
F. Vroeg volwassen: intimiteit versus isolement
G. Middelbaar: Generativiteit versus stagnatie
H. Ouderdom: integriteit versus wanhoop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke vaardigheden moet een kind leren?

A

taalverwerving
cognitieve ontwikkeling
sociale relaties
nature en nurture zijn van invloed op de ontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is LAD

A

Language Acquisition Device, LAD is aangeboren mentale structuur waardoor taalontwikkeling wordt bevorderd. Chomsky noemde het LAD

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is cognitieve ontwikkeling?

A

het ontstaan van verstandelijke vermogens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke vier fases kent de cognitieve ontwikkeling volgens Jean Piaget?

A
  1. Sensomotorische fase (0-2 jaar, ontstaan van doelgericht gedrag en objectpermanentie (iets kan bestaan terwijl je het niet meer ziet)
  2. Pre operationele fase (2-6 jaar egocentrisme, animistisch denken, centratie, irriversibiliteit)
  3. concreet operationele fase (6-11 jaar conservatie wordt begrepen maar kan nog niet abstract denken
  4. formeel operationele fase (vanaf 11 jaar, abstract redeneren en hypothetisch denken)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

welke kritiek/aanvulling kwam er op Piaget?

A
  1. kinderen maken de stadia sneller door en
  2. de metafoor van de golf (Robert Siegler 1994)
  3. Scaffolding (hulp bij leren) en invloed van cultuur van Lev Vygotsky
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke opvoedstijlen zijn er?

A
  1. autoritatieve
    2 autoritaire
  2. permissieve
  3. onverschillige
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke ontwikkelingen vinden plaats tijdens adolescentie?

A

lichamelijke rijping (levende zaadcellen en menarche)
seksualiteit (seksuele orientatie)
cognitieve ontwikkeling (synaptic pruning)
sociale druk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke fases kent volwassenheid?

A
  1. vroeg volwassene
  2. middelbare leeftijd
  3. latere leeftijd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Jeffrey Arnett?

A

in 2000 noemde hij mensen na de laatste tienerjaren tot een jaar of 30 vroeg volwassenen. Hebben pubertijd doorlopen maar zijn nog niet volwassen. Noemde dit vroegvolwassenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Midlife crisis?

A

crisis omdat eerdere fases niet goed zijn afgerond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke veranderingen kent de latere leeftijd?

A

fysieke (uiterlijk), cognitief (alzheimer) en sociaal emotioneel (selectiever in relaties)
Erikson: integriteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

welke veranderingen kent middelbare leeftijd?

A
  • Erikson generaviteit

- divers onderzoek maximale ontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke veranderingen kent de vroeg volwassenen?

A

Erikson: intimiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

wat zijn overgangen?

A

volwassenen reflecteren de afgelopen periode en groei in nieuwe richtingen.

22
Q

welke ontwikkelingsfases freud?

A
  1. orale fase (0-1,5)
  2. anale fase (1,5-3)
  3. fallische fase (3-6)
  4. latentie (6-12)
  5. genitale fase (12 en ouder)
23
Q

Wat is ontwikkelingpsychologie?

A

specialisme in de psychologie dat de groei, verandering en consistentie gedurende het hele leven bestudeerd

24
Q

wat is FAS

A

foetaal alcohol syndroom

25
Q

spiegelneuroon?

A

zenuwcel die geactiveerd wordt als je zelf iets doet maar ook als je een ander iets ziet doen.

26
Q

synchroniciteit?

A

nauwkeurige cooridinatie van kijkrichting, stemgebruik, aanraking of glimlachen van een baby en moeder.

27
Q

gevoelige perioden?

A

periode waarin het organisme biologisch extra gevoelig is voor specifieke stimuli.

28
Q

synaptic pruning

A

ongebruikte verbindingen in de hersenen gaan verloren en neuronen komen beschikbaar voor toekomstige ontwikkeling.

29
Q

maturatie?

A

rijping, biologische ontplooing

30
Q

genetic leash?

A

Edward Wilson voor de beperkingen die erfelijke factoren opleggen aan de ontwikkeling

31
Q

Harlows Aapje?

A

contactsteun bleek belangrijker dan voedsel

32
Q

inprenting?

A

primitieve vorm van leren waarbij jonge dieren zich hechten aan het eerst bewegend object dat ze zien

33
Q

morfeem?

A

kleinst nog mogelijke betekenisvolle eenheid binnen een woord (s erbij is meervoud)

34
Q

Theorie van gefaseerde ontwikkeling?

A

theorie die fases aanduidt in cognitieve ontwikkeling en belangrijke denkprocessen en veranderingen benadrukt

35
Q

Schema volgen Piaget?

A

mentale structuur die ontwikkeling van het denken aanstuurt.

36
Q

assimilatie?

A

mentaal proces dat nieuwe informatie in bestaande schema’s past.

37
Q

accommodatie?

A

mentaal proces dat bestaande schema’s AANPAST om nieuwe info beter op te kunnen nemen.

38
Q

Sensomotorische intelligentie?

A

mentaal vermogen in de eerste schema’s van een kind, zijn voornamelijk motorische responsen op stimuli en zijn genetisch bepaald.

39
Q

mentale representatie?

A

het vermogen om innerlijke beelden te vormen van objecten of gebeurtenissen

40
Q

animistisch denken?

A

Piaget, pre operationeel, objecten kunnen leven

41
Q

centratie?

A

Piaget, pre operationeel kind kan aandacht op niet meer dan 1 factor richten

42
Q

irrerversibiliteit?

A

Piaget, pre operationeel, kan kan niet terugdenken

43
Q

conservatie?

A

Piaget, concreet operationeel, kind snapt dat fysiek eigenschappen kunnen veranderen zonder dat er iets toegevoegd of afgehaald wordt.

44
Q

Logische operatie?

A

Piaget, na conversatie kunnen kinderen problemen oplossen door beelden in gedachten te manipuleren.

45
Q

Theory of Mind?

A

besef dat anderen opvattingen, meningen, emoties kunnen hebben die anders zijn dan de eigen.

46
Q

Metafoor van de golf?

A

cognitieve ontwikkeling gaat in golven niet abrupt.

47
Q

Scaffolding?

A

leerstrategie waarbij de nadruk ligt op de hulp van anderen

48
Q

temperament?

A

karakteristieke manier waaop iemand reageert, genetisch bepaald.

49
Q

socialisatie?

A

levenslange ontwikkeling gewenst volgens eigen gemeenschap.

50
Q

Menarche?

A

eerste menstruatie

51
Q

Wat is Sids?

A

Wiegendood