Les 6 - Dyscalculie Flashcards

1
Q

cognitieve factoren

A
  • Executief functioneren
  • Benoemsnelheid
  • Korte termijn en/of werkgeheugen
  • Volgehouden aandacht
  • Symbool toegankelijkheid (access deficit hypothesis)
  • Number sense
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

metacognitieve factoren

A
  • ‘processen waarmee leerlingen het denken, emoties en gedrag aansturen bij het verwerken en verwerven van kennis’
  • “Ben ik zeker van mijn antwoord”
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

primaire verklarende factoren

A
  • Executief functioneren
  • benoemsnelheid
  • korte termijn en/of werkgeheugen
  • volgehouden aandacht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Access deficit

A

Algemeen: kinderen leren eerst analoog tellen
Daarna symbolische representatie door cijfers
Dyscalculie is moeilijkheid in toegang tot symbolen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Number sense

A

Breed begrip: getalgevoel

Speelt rol in wiskunde vaardigheid doorheen het leven

Belangrijke predictor
Aangeboren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

SNARC

A

= Spatial numerical association response codes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Secundaire verklarende factoren

A

Mindere rekenprestatie is ‘bijwerking’ van aantal factoren
- externe factoren
- interne factoren
- math anxiety

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

secundaire verklarende factoren - interne factoren

A

Motivatie
Faalangst
Competentiebeleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

secundaire verklarende factoren - extern

A
  • Fysieke omgeving: geen goede studieplek, geen tijd om te studeren, stressvolle omgeving
  • Sociale omgeving: weinig stimulans van ouders, peer pressure/sociale reputatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Math anxiety

A

A feeling of tension and anxiety that interferes with the manipulation of numbers and solving of mathematical problems in ordinary life and academic situations” (Richardson & Suinn, 1972, p. 551)

=/= wiskunde niet leuk vinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

math anxiety - oorzaak combinatie van

A
  • Stress
  • Falen/faalangst
  • Vooroordelen: Wiskundevaardigheid te herleiden tot aangeboren wiskundeknobbel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

math anxiety - gevolgen

A

Vaak uitbreiding naar ‘alles wat met cijfers te maken heeft’
Slechter (academisch) zelfbeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Evolutie in aanpak wiskunde onderwijs - verschillende stromingen

A
  • Mechanistische stroming
  • Empiristische stroming
  • Structuralistische stroming
  • Realistische stroming
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Mechanistische stroming

A

= Aanleren van (abstracte) regels en vervolgens toepassen
= Speelt sterk in op geheugen, minder op inzicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

empiristische stroming

A
  • Regels worden aangeboden, maar ook kans om te toetsen
  • Toetsen van regels geeft ook al aanzet om deze (flexibel) toe te passen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

(Formeel-)structuralistische stroming

A
  • Regels worden niet slechts aangeboden of inductief afgeleid
  • ‘wettig en overtuigend afgeleid binnen het vaksysteem’
    Wiskundige bewijzen
    Strengheid varieert naarmate wiskunde niveau
17
Q

Realistische stroming

A
  • Rijke, ‘realistische’ situaties stimuleren inzicht en verdere rekenkundige ontwikkeling
  • Realistisch in de zin van iets bij kunnen voorstellen
  • Doelt op inzicht, meer dan op geheugenprocessen
  • Progressieve mathematisering
18
Q

principes realistische stroming

A
  • Ruimte voor eigen inbreng van leerlingen
  • Interactie en reflectie
  • Verstrengeling van leerlijnen
  • Begeleidingsprincipe
19
Q

Modellen en schema’s als brug tussen contexten en abstracte wiskunde (verticaal mathematiseren)

A

1) informeel context gebonden redeneren en rekenen
2) semi-formeel, model ondersteunend redeneren en rekenen
3) formeel, vakmatig redeneren en rekenen

20
Q

Tedi-math

A

= Test in functie van de Diagnostiek van basis mathematische kennis en vaardigheden
= Gericht op vroeg detectie dyscalculie

21
Q

facetten tedi-math

A
  • Telrij kennen: zo ver mogelijk tellen, terugtellen, tellen binnen grenzen
  • Tellen
  • Inzicht in getalstructuur: transcoderen, inzicht in tientallen, eenheden
  • Logisch denken: conservatie, hoeveelheden vergelijken
  • Rekenvaardigheden: rekenfeiten, procedurele kennis, ..
  • Schattend rekenen: vergelijken groottes, puntenwolken
22
Q

Type opgave

A
  • redactieopgave vs contactopgave
  • geautomatiseerd vs gememoriseerd