Les 3 - het dyslexiedebat Flashcards
Afbakening specifieke groep dyslectici
- Exclusiecriteria in verschillende definities
- Zuiver beschrijvende definitie (dyslexie = zwak lezen)
- Daarom is tussenpositie tussen zuiver beschrijvende en verklarende definitie goed te verdedigen
Zwak lezen of ‘leer’-stoornis?
- Problemen doen zich pas voor in en tijdens leerproces zelf
- Probleem in verwerven of aanleren (niet zwak lezen op zich)
- Probleem is hardnekkig of resistent
- Oplossing is “Response to Instruction” modellen: meten van het leerproces via herhaalde metingen
Discrepantiecriterium
- Oorspronkelijk was laag IQ uitsluitingscriterium
- Door begrip ‘onderpresteren’ (Burt, 1950) groter belang van IQ
- Operationalisering: verschilscore ts IQ en leesvaardigheid
Rol van intelligentie
- Oorzaak van dyslexie niet te vinden in hogere cognitieve
- Aanzienlijk deel van zwakke lezers heeft ‘bredere’ problemen
- Specificiteitsparadox
Specificiteitsparadox
- Volstrekt dyslexie-specifieke oorzaak is evolutionair onmogelijk
- Anderzijds ligt oorzaak ook niet in algemene cognitie (IQ)
intergenerationele multiple deficit model - Op elk verklaringsniveau factoren die risico vergroten (risicofactoren) of verkleinen (beschermende factoren)
- Eén eigenschap kan risico of beschermende rol aannemen
- Geen enkele factor is op zichzelf voldoende of noodzakelijk
- Probabilistische factoren (niet deterministisch)
Intergenerationele multiple deficit model
= de verklaringsniveaus
- Op elk verklaringsniveau factoren die risico vergroten (risicofactoren) of verkleinen (beschermende factoren)
- Op elk niveau zijn sommige factoren redelijk specifiek, sommige worden gedeeld met andere stoornis
Dutch Dyslexia Programme:
- 250 kinderen gevolgd vanaf leeftijd 2 maanden; 2/3 had familiair risico
- Na 2 jaar leesonderwijs: niet-risicogroep 3% dyslexie, risicogroep 30% dyslexie
Indicatoren (predictoren) van dyslexie - babytijd
- kleine verschillen in auditieve en visuele breinreacties, maar zegt weinig op individueel niveau
- Risicogroep die later dyslexie zou ontwikkelen had op 1,5 jaar kleiner en langzamer groeiende woordenschat (geen verschil tussen andere groepen)
Indicatoren (predictoren) van dyslexie - taalontwikkeling
- Bredere taalontwikkeling: trapsgewijs patroon: risico+dyslexie zwakste, risico+geen dyslexie middelmatig, controlegroep sterkst
- Letterkennis, snelbenoemen en foneemanalyse op kleuterleeftijd: zelfde trapsgewijs patroon
Indicatoren (predictoren) van dyslexie - 2de en 3de leerjaar
risico+dyslexiegroep grote achterstand op lezen, spellen, fonologische bewustzijn en snelbenoemen; trapsgewijs patroon
MRI-onderzoek - eerste dimensie
= structuur vs. functie
- Hersenstructuur: hoge resolutiefoto v/d hersenen
- Hersenfunctie (fMRI): film v/d hersenen
MRI - onderzoek - Tweede dimensie
= lokaal vs. connectiviteit
- Lokale metingen: kenmerken onderzoeken van geïsoleerde regio’s
- Connectiviteitsmetingen
Het neurale leesnetwerk - regio’s actief
- 3 regio’s actief
1. Inferieure frontale cortex (IF): is deel van Broca (zogenaamde motorisch spraak centrum)
- Temporo-pariëtale cortex (TP) + achterste deel gyrus temporalis superior, gyrus angularis, gyrus supramarginalis, en inferieure pariëtale lob – grafeem-foneemkoppeling
- Occipito-temporale cortex (OT) met visual word form area (VWFA)
Neurofunctionele basis van dyslexie
- Minder activatie bij dyslectici in linker OT en linker TP
- Hogere activatie bij sommige dyslectici in rechter achterste delen en in bilaterale IF (minder consistent)
- Sommige verschillen zijn reeds vroeg aanwezig, andere veranderen in de ontwikkeling
- Volwassen dyslectici vertonen verminderde connectiviteit tussen inferieur pariëtaal gebied en OT en IF
- Samenwerking tussen linker en rechter hemisferen verloopt niet optimaal bij dyslectici
dyslexie ‘definitie’
Dyslexie is een stoornis die erfelijk is en aanleiding geeft tot afwijkende hersenfuncties die op hun beurt leiden tot ernstige problemen bij het leren lezen.