Les 4: Systeemtheorie en cybernetica Flashcards

1
Q

Geef de definitie van een systeem.

A

Een geïntegreerd geheel waarvan de kenmerkende eigenschappen voortvloeien uit de relaties tussen zijn onderdelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Geef de definiti evan systeemdenken

A

De benadering van een verschijnsel als onderdeel van een groter geheel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Geef de 2 uitgangspunten van een systeem

A
  1. Interactie kan opgevat worden als een systeem
  2. De algemene systeem theorie geeft inzicht in de aard van irrationele systemen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een noodzakelijk voorwaarde voor een systeem?

Licht toe.

A

Tijd

Zonder tijd geen interactioneel systeem

Interactionele systemen zoals een groep/vriendengroep/familie/team hebben tijd nodig om zich te ontwikkkelen. Patronen kunnen maar ontstaan doordat er tijd is.

Bv. tijdens lessen gaan mensen na verloop van tijd op zelfde plek gaan zitten, maar is maar doordat er tijd over gaat, als je 1 keer ergens 5 minuten zit, ga je volgende keer minder snel weer zitten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Geef de definitie van interactionele systemen.

A
  • Technische poging om systeem te omschrijven, er zijn verschillende pogingen geweest
  • Een verzameling objecten samen met relaties tussen de objecten en tussen hun attributen

= twee of meer communicanten in het proces van,
OF op het niveau van, het bepalen van de aard van hun relatie.
Minder duidelijke definitie: 2 of meer mensen die de aard van hun relatie aan het definiëren zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Geef de definitie van objecten

A

Componenten of onderdelen van het systeem (bv. mensen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Geef de definitie van attributen

A

Eigenschappen van de objecten (hun communicatieve gedragingen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat doen relaties binnen systemen?

A

Relaties “binden het systeem samen (bv. gezin, is omdat ouders relatie hebben met elkaar, als gezin relatie hebben, relatie met kinderen… dat ze bij elkaar blijven. Want een systeem is iets dat zich onderscheidt van de omgeving doordat het een bepaalde samenhang heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat verklaart de kracht van de systeemtheorie in de studie van levende systemen?

A

De ongrijpbaarheid en flexibiliteit van het systeem-omgeving of systeem-subsysteem concept

Dit concept is van toepassing op biologische, psychologische of interactieve systemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat betekent het dat organische systemen open zijn?

A

Ze wisselen materialen, energie of informatie uit met hun omgeving

Dit staat in contrast met gesloten systemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer is een systeem gesloten?

A

Als er geen import of export is van energieën in welke vorm dan ook

Dit omvat informatie, warmte, fysieke materialen, etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat gebeurt er in een gesloten systeem?

A

Er is geen verandering van componenten, zoals een chemische reactie in een afgesloten geïsoleerde container

Dit betekent dat alle processen binnen het systeem plaatsvinden zonder externe invloeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat heeft het onderscheid tussen gesloten en open systemen bevrijd?

A

De wetenschappen die zich bezighouden met levensverschijnselen

Dit heeft hen bevrijd van een theoretisch model dat voornamelijk gebaseerd is op klassieke natuurkunde en scheikunde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een belangrijk kenmerk van klassieke modellen in de natuurkunde en scheikunde?

A

Ze zijn voornamelijk gebaseerd op gesloten systemen

Dit beperkt de toepassing op organische systemen die open zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Geef de definitie van (sub)systemmen volgens Koestel.

A

Een levend organisme of sociaal lichaam is geen samenvoeging van elementaire onderdelen of elementaire processen; het is een geïntegreerde hiërarchie va semi-autonome subgehelen, bestaande uit subgehele enzovoort. De functionele eenheden op elk niveau van de hiërarchie hebben dus als het ware een dubbel gezicht: ze gedragen zich als een geheel wanneer ze aar beneden gericht zijn en als delen wanneer ze naar boven gericht zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarom worden communicerende indiviuden gezien in zowel horizontale als verticale relaties met andere personen en ander systemen?

A

Met dit conceptuele model kunnen we een dyadisch interactiesysteem gemakkelijk plaatsen in grotere familie-, uitgebreide familie-, gemeenschaps- en culturele systemen. Dergelijke subsystemen kunnen ook andere subsystemen overlappen, omdat elk lid van de dyade betrokken is bij dyadische subsystemen met andere personen en zelfs met het leven zelf.

Kortom, communicerende individuen worden gezien in zowel horizontale als verticale relaties met andere personen en andere systemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is het verschil tussen verticale en horizontale relaties?

A

Horizontaal
=> gezinslid kan ook lid zijn van andere groepen (systemen) zoals een vriendenkring

Verticaal
=> Gezin is een subsysteem van de familie, familie behoort tot een bepaalde gemeenschap enzovoort.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Geef de 5 belangrijke aspecten van systemen.

A
  1. Grenzen rond een systeem? Hoe weet je waar het systeem begint en waar het eindigt? Waar liggen de grenzen rond het gezin? —> Beslissing van de waarnemer/onderzoeker
  2. Wat is de relevante omgeving voor een systeem? Hall en Fagen: “Voor een gegeven systeem is de omgeving de verzameling van alle objecten waarvan een verandering van de attributen het systeem beïnvloedt en ook die objecten waarvan de attributen worden veranderd door het gedrag van het systeem”—> ligt niet ook voorhand, a priori, vast.
  3. Indeling is mogelijk: supra-systeem, subsysteem = willekeurig, hangt af van de waarnemer
  4. Gesloten systeem: bv chemische reactie in experimen. Open systeem: ‘they exchange materials, engegies, or information with their invoriment (blijft verschuiven van fysica naar
    informatietheorie. Binnen systeemtheory zal het voornamelijk gaan over uitwisseling van informatie tussen systemen en omgeving.
  5. De omgeving is van invloed zowel in horizontale verbanden (deelname subsystemen) als in verticale verbangen (deelname aan grotere gehelen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Geef de kenmerken van systemen.

A
  1. Wholeness (totaliteit)
  2. Feedback
  3. Equifinaliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Leg de Wholeness of totaliteit uit van een systeem.

A

= een verandering in 1 deel van het systeem veroorzaakt verandering in alle andere delen in de samenhang van het systeem.

Wholeness —> niet-optelbaarheid (het geheel is meer dan de som van zijn delen)
Wholeness —> niet-eenzijdigheid van de relaties (of bidirectionaliteit)

Verschil tussen causale invloeden en hermeneutische invloed). Aankondigingen van een fusie in een organisatie = iedereen interpreteert het (onbeseft) op een bepaalde manier.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Geef de definitie van totaliteit volgens Watzalwick et al.

A

Elk deel van het system verhoudt zich zo tot de andere delen, dat een verandering in 1 deel een verandering in alle delen zal veroorzaken. Dit wil zeggen dat een systeem zich niet gedraagt zoals een eenvoudige samenvoeging van onafhankelijke elementen maar als een samenhangend en endeelbaar geheel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn de consequenties van de totaliteit van een systeem?

A
  1. ‘Niet optelbaarheid’ bie een aanzet tot een negatieve definitie van een systeem: “een systeem kan niet opgevat worden als de som van zijn delen” Je kan niet kenmerken samenvoegen en hopen dat op basis van de theorie zeggen dat deze kenmerken goed gaan samenwerken. in de praktijk zal naar voren komen of de kenmerken al dan niet kunnen samenwerken.
  2. ‘Niet eenzijdigheid’: “Een andere interactietheorie die in strijd is met het beginsel van de totaliteit is die van de eenzijndige betrekking tissen de elementen, dat wil zeggen dat A wel B kan beïnvloeden, maar niet andersom”. M.a.w: in een levend wezen is er spake van onderlingen invloed tussen alle onderdelen van het systeem = BIDURECTIONALITEIT
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is het begrip uit de cybernetica dat in de jaren 40 van de vorige eeuw werd ontwikkeld?

A

Nadenken over sociale systemen in termen van feedbacklussen

Dit concept introduceert de mogelijkheid om sociale systemen te begrijpen aan de hand van feedbackmechanismen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat is lineaire causaliteit?
A—>B—>C—>D (ect) ## Footnote Dit model verklaart verschijnselen door een rechte lijn van oorzaak naar gevolg.
26
Wat is circulaire causaliteit?
A—>B—>C—>A—>B (ect) ## Footnote Dit model toont aan dat oorzaken en gevolgen in een cyclus kunnen terugkeren.
27
Geef een voorbeeld van een zelfsturend systeem in de context van cybernetica.
Schip + stuurman ## Footnote Bij dit systeem treedt negatieve feedback op bij koersafwijkingen en positieve feedback wanneer het schip weer op koers is.
28
Wat is de rol van positieve feedback in gezinnen volgens de cybernetica?
Er is nood aan afwijking van de koers ## Footnote Dit betekent dat gezinnen positieve feedback nodig hebben om zich aan te passen aan veranderingen.
29
Wanneer is negatieve feedback nodig in gezinnen?
Als de afwijking te groot wordt ## Footnote Dit kan bijvoorbeeld gebeuren wanneer een kind te veel vrijheid krijgt en problematisch gedrag vertoont.
30
Geef een voorbeeld van negatieve feedback in de context van jeugdzorg.
Ingrijpen jeugdrechter bij een kind dat teveel vrijheid krijgt ## Footnote Dit kan leiden tot criminaliteit of gebruik van illegale middelen.
31
Wat is een voorbeeld van een situatie met enkel negatieve feedback?
Film Dogtooth ## Footnote In deze film is er geen ruimte voor positieve feedback, wat leidt tot een zeer gecontroleerde omgeving.
32
Wat houdt de eerste orde cybernetica in?
De waarnemer vormt zelf geen onderdeel van het systeem ## Footnote Dit betekent dat de ingenieur niet betrokken is bij de feedbacklussen.
33
Wat verandert er in de tweede orde cybernetica?
De therapeut vormt zelf een plusje of minnetje in het veranderingsproces ## Footnote De therapeut is nu betrokken bij het systeem en heeft invloed op de dynamiek.
34
Wat is de hermeneutische benadering van communicatie?
Invloed van de therapeut op het systeem ## Footnote Dit benadrukt de rol van de therapeut in de communicatie en interactie binnen het gezin.
35
Welke 2 soorten feedbacklussen zijn er?
1. Zelf-dempende of negatieve 2. Zelfversterkende of positieve Cybernetici waren vooral in zelfdempende feedbacklussen geïnteresseerd, omdat dit is wat men in de natuur het meest ziet. Zelfversterkende (of positieve) feedbacklussen zorgen ervoor dat de afwijking van een norm steeds groter wordt. Bijvoorbeeld een exoot die geen natuurlijke vijanden heeft, en waarvan de aantallen steeds groter worden; de wapenwedloop; de uitroeiing van dieren; hoog conflict situaties na partnerscheiding …
36
Leg de Centrifugal gevernor (contrifugal-regulateur) uit.
Ingenieurs gadden problemen met zelfversterkende of positieve feedback: de machine ging steeds trager draaien, of steeds sneller waardoor ze kapot ging Tot ze de contrifugaalregulateur bedachten. A de machine sneller gaar draaien, slingeren de bollen verder naar buiten, waardoor de centrale staaf omhoog gaat en de stoomtoevoer vermindert. Is het toerental te laag dan zakken de bollen weer naar beneden en wordt de stoomtoevoer vergroot. A. Sneller draaien van de machine = positief B. Draaisnelheid van de regulator = positief C. Afstand tussen de gewichten = negatief D. Stoomtoevoer = positief A. Snelheid van de machine (ect.) Positief = koppelt positief terug naar Negatief = koppelt negatief terug naar **Feedbacklus** Opdat er sprake zou zijn van en stabiel systeem, is er nood aan een minnetje. Eigenlijk constateerde men dat stabiele systemen, die niet in een runaway terechtkomen, feedbacklussen hebben met een oneven aantal minnetjes. Dan zijn het zelfdempende feedbacklussen.
37
38
Wie was Norbert Wiener?
Een pionier op het gebied van cybernetica
39
Wat is een belangrijk begrip voor het modelleren van levende organismen en sociale systemen volgens Norbert Wiener?
Terugkoppeling
40
In welk boek schreef Norbert Wiener over de rol van terugkoppeling in sociale systemen?
Cybernetics
41
Wat stelt Wiener over de organisatie van sociale systemen?
Het sociale systeem vormt een organisatie die door systeemcommunicatie bijeengehouden wordt
42
Wat voor soort dynamiek vertonen sociale systemen volgens Wiener?
Dynamiek waarin terugkoppelingsachtige processen een belangrijke rol spelen
43
Wat is een voorbeeld van systemen waarvan de terugkoppelingslussen overzichtelijker zijn?
Stoommachines en zelfsturende raketten
44
Waarin verschilt de complexiteit van menselijke systemen van die van stoommachines?
Bij menselijke systemen kan meestal geen omvattend terugkoppelingscircuit worden geconstrueerd
45
Vul in: Zonder twijfel vormt het sociale systeem net zo’n soort organisatie als het ________, dat door de systeemcommunicatie wordt bijeengehouden.
individu
46
Waar is de relatieve eenvoud van systemen zoals stoommachines en raketten vaak zichtbaar?
In een overzichtelijke weergave van de terugkoppelingslussen
47
Wat zijn cybernetische ideeën in de context van menselijk gedrag?
Toepassingen van cybernetische ideeën op menselijk gedrag en de functie van dit gedrag om evenwichten in systemen te bewaren ## Footnote Cybernetica bestudeert hoe systemen zichzelf reguleren en stabiliseren.
48
Hoe kan de spanning tussen ouders in een gezin onder controle gehouden worden?
Door het probleemgedrag van het kind, zoals klagen over buikpijn ## Footnote Dit gedrag leidt tot een verschuiving van aandacht naar het kind.
49
Wat is een voorbeeld van hoe ouders reageren op escalatie van ruzies?
Ouders richten hun aandacht op het kind en zoeken samen naar oplossingen ## Footnote Voorbeelden zijn: 'Wat is er jongen? Doet het pijn?' of 'Zouden we niet beter met hem naar de dokter gaan?'
50
Hoe wordt een gezin opgevat in de context van systeemtheorie?
Als een zelfregulerend systeem dat homeostatisch evenwicht behoudt ## Footnote Dit gebeurt door middel van feedbackprocessen.
51
Wat houdt homeostatisch evenwicht in binnen een gezin?
Het in stand houden van stabiliteit ondanks moeilijkheden, obstakels en spanningen ## Footnote Gezinsleden werken samen om deze stabiliteit te waarborgen.
52
Wat is de rol van feedbackprocessen in een gezin?
Feedbackprocessen, zoals symptomen, helpen om evenwicht te bewaren ## Footnote Deze processen zijn cruciaal voor zelfregulatie.
53
Wat is de recente ontwikkeling in het begrip van gezinsdynamiek?
Er is ook behoefte aan positieve feedbacklussen in gezinnen ## Footnote Dit geeft aan dat niet alleen negatieve feedback belangrijk is.
54
Wat zijn voorbeelden van positieve feedbacklussen in gezinnen?
Samenwerking, steun en positieve interacties ## Footnote Deze lussen bevorderen een gezonde gezinsdynamiek.
55
Wat is de relatie tussen pragmatics en menselijke communicatie in gezinnen?
Pragmatics van menselijke communicatie speelt een rol in gezinsdynamiek ## Footnote Dit verwijst naar hoe communicatie de interacties binnen een gezin beïnvloedt.
56
Wat biedt de cybernetica als model?
Een interessant model om ruimer over problematiek na te denken.
57
Wat is een voorbeeld van positieve feedback in het context van verslaving?
De afwijking van de norm wordt groter.
58
Wat gebeurt er met de man die ontwend is in een ziekenhuis?
Hij hervalt.
59
Hoe reageren anderen op de man in het café?
Ze vragen hem wat hij gaat drinken.
60
Wat vraagt de verslaafde onder sociale druk?
Een biertje.
61
Wat betekent cybernetica van de tweede orde?
Je bent onderdeel van het terugkoppelingsgebeuren.
62
Welke beperking heeft de deelnemer aan een veranderingsproces?
Je kan maar overzien wat je kan overzien.
63
Wat impliceert 'weten van binnenuit'?
Een weten dat beperkt is, betrokken is en er belang bij heeft.
64
Welke mogelijkheid biedt de cybernetica aan de deelnemer?
Je vormt zelf een plus of een min voor een bepaalde verandering.
65
Wat moet je doen om 'meer-van-hetzelfde' te doorbreken?
Iets nieuws doen.
66
Vul in: In tegenstelling tot ingenieurs die zich bogen over het probleem van de ontploffende stoommachines, maakt de therapeut _______.
deel uit van het terugkoppelingsgebeuren.
67
Wat wordt bedoeld met 'runaway' in de context van problematiek?
Een situatie waarin er alleen maar sprake is van positieve feedback, wat leidt tot 'meer van hetzelfde'. ## Footnote Positieve feedback heeft hier een neutrale betekenis en niet per se een normatieve waarde.
68
Wat is de implicatie van het analyseren van problemen als 'meer van het ongewenste zelfde'?
Er is een noodzaak voor negatieve feedback in het terugkoppelingscircuit. ## Footnote Dit kan helpen om de cyclus van problematisch gedrag te doorbreken.
69
Wat is de eerste stap in het opzetten van verandering?
Zorgen dat er iets nieuws gebeurt. ## Footnote Dit kan een uitgebreide analyse vereisen.
70
Waarom is het belangrijk om te analyseren wat derden doen in problematiek?
Om te begrijpen wat bijdraagt aan het voortduren van probleemgedrag en wat zij anders zouden kunnen doen. ## Footnote Dit helpt bij het identificeren van mogelijke interventies.
71
Vul in: Verandering opzetten betekent dus: zorgen dat er iets _______ gebeurt!
[nieuws]
72
Waarvoor is negatieve feedback nodig in een probleemcyclus?
Om het probleemgedrag te verminderen en verandering mogelijk te maken. ## Footnote Negatieve feedback kan fungeren als een 'minnetje' in het terugkoppelingscircuit.
73
Wat is equifinaliteit?
Uit een beginstoestand kunnen meerdere eindtoestanden voorkomen en 1 eindtoestand kan voorkomen uit verschillende begintoestanden Open systemen zijn gekenmerkt door samenhang (wholeness) en hangen samen d.m.v. feedbacklussen. De beste verklaring van de toestand van het systeem ligt in de beschrijving van de actuele interacties en relaties: hoe de dingen nu lopen is belangrijker dan hoe de dingen vroeger liepen Gaat in tegen een lineair causaal denken over fenomenen en problemen.
74
Wat is een centraal kenmerk van het systeemdenken?
Het vermogen om je aandacht beurtelings te richten op verschillende systeemniveaus.
75
Wat vinden we in de hele levende wereld?
Systemen als onderdelen van andere systemen.
76
Wat kan leiden tot belangrijke nieuwe inzichten binnen systeemdenken?
Het toepassen van dezelfde begrippen op verschillende niveaus, zoals ‘stress’ op een organisme, een stad of een economie.
77
Wat vertegenwoordigen verschillende systeemniveaus in het algemeen?
Verschillende niveaus van ingewikkeldheid.
78
Wat vertonen de waargenomen verschijnselen op elk systeemniveau?
Eigenschappen die op lagere niveaus niet bestaan.
79
Hoe worden de systeemeigenschappen op een bepaald niveau genoemd?
Emergente eigenschappen.
80
Vul de lege plek in: 'De systeemeigenschappen op een bepaald niveau worden _______ genoemd.'
[emergente eigenschappen]
81
Geef de mogelijke patronen of rundantie.
Menselijke systemen vertonen eigenschappen die uniek zijn, en die zich uiten in omgangsvormen met betrekking tot alle mogelijke inhouden. * wie zit waar aan tafel? * spreekt men over betekenissen, of enkel over feiten? * is er sprake van een zgn. democratische opvoedingsstijl? * wat eet men gewoonlijk?; eet men samen of apart?; * heeft elk een tv, of kijkt men samen tv? * hoe gaat men om met geld? * wie neemt meestal het woord tijdens teamvergaderingen? Wie is meestal zwijgzaam?
82
Wat zijn valkuilen bij equifinaliteit van systemen?
1. Het verwarren van systeemniveaus 2. 2et verwarren van de meest zichtbare context met de meest verklarende context
83
Leg de valkuil: Het verwarren van systeemniveaus uit
Soms worden bepaalde eigenschappen die bij één niveau horen toegeschreven aan een ander niveau. **Voorbeeld**: Iemand neemt op vergaderingen gewoonlijk als eerste het woord. We zijn dus geneigd om te denken dat dat een eigenschap is van deze persoon. Wanneer zij op een bepaald ogenblik beslist om wat meer te zwijgen wordt ze als het ware ter orde geroepen: men gaat haar vragen wat er scheelt. Wat men uit het oog verliest is dat het een kenmerk is van dit systeem dat deze persoon op die vergaderingen het hoogste woord voert. [= negatieve feedback] Het omgekeerde gebeurt wanneer een groep, een team, een volk gezien wordt als een soort superindividu: ‘het team wil geen verandering’. Het is duidelijk dat ‘het team’ of ‘het gezin’ of ‘het volk’ een abstracte eenheid is die niet over een aparte ‘wil’ beschikt.
84
Leg de valkuil het verwarren van de meest zichtbare context met de meest verklarende context uit.
Capra: “Systeemdenken is ‘contextueel’, en omdat iets verklaren in termen van zijn context betekent dat je het in termen van zijn omgeving verklaart, kunnen we ook zeggen dat systeemdenken omgevingsdenken is.” Maar als waarnemer heb je niet steeds zicht op de relevante omgeving of context. Verbreden betekent dan zoeken naar de ruimste samenhang die het gedrag of verschijnsel kan verklaren. Mooi voorbeeld: Konijnen/vossen, Konrad Lorenz. Wanneer de ruimere context/samenhang/omgeving niet bekend is wordt het gedrag van Konrad Lorenz verklaard binnen de context van zijn persoon: men denkt dat hij gek is = verwarren van de meest zichtbare context met de meest verklarende context Samengevat Bij het benaderen van fenomenen/problemen zijn twee verwarringen mogelijk: 1. Verwarren van systeemniveaus: Iets wat zich op het niveau van het systeem voordoet wordt toegeschreven aan een individu. of: Het systeem zelf wordt beschouwd en benaderd als een individu. 2. Verwarren van contextualisaties: in die zin dat de meest zichtbare context wordt verward met de meest verklarende of werkbare context.
85
Wat deden Watzlawich et al.?
- Introduceerde de axioma’s van de mesenlijke communicatie maar… - Waren ook pioniers in het denken over (de psychologie/psychotherapie van) gezinnen door middel van concepten uit de dysteemtheorie en cybernetica
86
Wat zijn Ongoing interactional systems?
interactionele systemen die langdurig zijn, zoals vriendschappen, sommige professionele relaties en partner- en gezinsrelaties
87
Wat is de voorkeur van de onderzoekers voor interactiesystemen?
Langdurige systemen zoals vriendschappen, professionele relaties en gezinsrelaties ## Footnote Deze voorkeur is gebaseerd op de kans om de pragmatische effecten van communicatie te onderzoeken.
88
Wat is de impliciete omschrijving van ‘recursiviteit’?
De manier waarop interacties terugwerken op de context en vice versa ## Footnote Dit leidt tot nieuwe werkelijkheden of tot de voortzetting van ongewenste situaties.
89
Waarom blijven mensen vaak in onaangename relaties?
Omdat communicatieve processen deze relaties bijeenhouden en bestendigen ## Footnote Onderzoekers proberen dit fenomeen te begrijpen vanuit communicatieve processen.
90
Wat is het effect van communicatie op de actieradius van mensen?
Het beperkt de vrijheid van mensen ## Footnote Dit gebeurt doordat elke uitwisseling van berichten de mogelijke volgende zetten beperkt.
91
Hoe beïnvloedt de context communicatie?
De context bepaalt wat communicatief mogelijk is ## Footnote Het kan meer of minder beperkend zijn, maar altijd tot op zekere hoogte.
92
Wat zijn de twee soorten factoren die de context van communicatie vormen?
* Institutionele factoren * Interpersoonlijke context ## Footnote De boodschappen die worden uitgewisseld worden deel van de interpersoonlijke context.
93
Wat betekent het dat communicatie recursief is?
Interpersoonlijke interacties creëren een context die nieuwe interacties mogelijk maakt ## Footnote Dit leidt tot een cyclus waarbij elke herhaling de context en interacties beïnvloedt.
94
Wat is de betekenis van ‘pragmatisch’ in communicatie?
Communicatie beïnvloedt gedrag en de context ## Footnote Dit betekent dat gedrag niet alleen gedrag beïnvloedt, maar ook bepaalt welk volgend gedrag mogelijk is.
95
Wat is de relatie tussen communicatie en waarneming?
Elke uitwisseling verandert de waarneming van de communicerende personen ## Footnote Dit beïnvloedt vervolgens hun verdere communicatie.
96
Wat is het effect van recursieve communicatie op de context?
Het vormt een cyclus waarbij het resultaat van communicatie opnieuw de context beïnvloedt ## Footnote Dit kan leiden tot nieuwe of dezelfde ongewenste werkelijkheden.
97
Vul de lege plek in: 'Communicatie is _______'.
recursief ## Footnote Dit benadrukt de dynamiek en de invloed van eerdere communicatie op toekomstige interacties.
98
Waarom is een gezin een regelgeleid systeem?
In elke communicatie bieden de deelnemers elkaar een relatievoorstel aan, of sterker gesteld: ze proberen de aard van de relatie te bepalen. (Zie axioma inhoud en betrekking). Ieder beantwoordt dit voorstel met een eigen relatiedefiniëring, die de eerste bevestigt, verwerpt of wijzigt. Dit proces dient tot stilstand te komen of het systeem valt uit elkaar. Gezinnen (en teams, en buurten …) worden dan opgevat als regel-geleide systemen. (Dit zijn geen a priori regels) → je moet ze waarnemen, observeren om ze te leren kennen, om de regels van het gezin te kennen moet ik mee ‘leven’ in dit gezin
99
100
Wat is de oorspronkelijke definitie van een systeem volgens de familie-regeltheorie?
Stabiel met betrekking tot bepaalde variabelen als deze variabelen de neiging hebben om binnen gedefinieerde grenzen te blijven.
101
Wat karakteriseert systemen in termen van totaliteit?
Een zekere mate van totaliteit (samenhang).
102
Wat is het hypothetische continuüm waar systemen op kunnen worden gesitueerd?
Van optelbaarheid naar niet-optelbaarheid of van weinig totaliteit naar veel totaliteit.
103
Hoe wordt de term 'wholeness' (totaliteit) binnen de context van gezinnen gedefinieerd?
Het gedrag van elk individu binnen de familie is gerelateerd aan en afhankelijk van het gedrag van alle anderen.
104
Wat wordt bedoeld met 'nonsummativity' (niet-opletbaarheid) in de analyse van gezinnen?
De analyse van het gezin is niet gelijk aan de som van de analyses van de individuele leden.
105
Welke specifieke veranderingen in een familielid kunnen invloed hebben op andere familieleden?
Veranderingen ten goede of ten kwade in het familielid dat als de patiënt wordt geïdentificeerd.
106
Wat is een risico bij het analyseren van gezinnen?
Het zien van 'individuele kwaliteiten' als eigenschappen van het systeem zonder rekening te houden met andere systemen.
107
Wat is de 'Systemic therapist’s fallacy'?
Men verklaart systeemtheoretisch op basis van wat men ziet, zonder rekening te houden met niet-zichtbare horizontale en verticale verbanden.
108
Vul in de lege ruimte: Gezinnen zijn ______ systemen.
geregels
109
Wat is de relatie tussen gedrag en communicatie binnen een gezin?
Alle gedrag is communicatie en beïnvloedt en wordt beïnvloed door anderen.
110
Wat gebeurt er vaak met gezinstherapeuten die de gelabelde klacht verlichten?
Ze worden geconfronteerd met een nieuwe crisis.
111
Wat is een kenmerk van de interactiepatronen binnen een gezin?
Ze overstijgen de kwaliteiten van de individuele leden.
112
Waarom is er minder nadruk op andere verbanden binnen gezinnen?
Omdat gezinnen vaak worden bestudeerd als pathologische systemen met een (te) grote mate aan totaliteit.
113
Wat zijn de Problemen met Watzlawich et al.?
* bestudeerden langdurige interacties = systemen, maar focusten al vlug op gezinnen, en vooral gezinnen met als ‘Geïdentificeerde Patiënt’ een lid met diagnose schizofrenie * gevolg was dat ze vooral werkten met gezinnen waarin er sprake leek van homeostase [zij verkiezen de term ‘steady state’], en waar ze de indruk kregen dat het probleem (psychopathologie) een functie had, namelijk om het systeem te behoeden voor verandering (functionele hypotheses lijken een soort van ‘systeemonbewuste’ te veronderstellen) * ze vertrokken ook vanuit een modernistisch standpunt, en een structuralistisch standpunt, wat inhoudt dat je van buitenuit kennis hebt over wat een goed systeem (gezin) is, en wat een pathologisch gezin is. [zie ‘sociaal constructionisme’] * ze maakten daarbij ‘fouten’ tegen de open systementheorie:
114
Wat waren de fouten van Watzlawick et al. tegen de open systeemtheorie?
- Ze verwarden de meest zichtbare context met de verklaringscontext = ze verklaarden op basis van wat ze waarnamen, zonder dit in een bredere context te plaatsen; de context van waarneming was het gezin, en ze verwarden de context van waarneming met de context van mogelijke verklaring (vandaar het idee van gezinspathologie) - Dat elk gezinslid deel uitmaakt van vele andere systemen, merken ze wel op, maar werken ze niet uit. - Dat alles wat een invloed kan hebben op het systeem, en waar het systeem een invloed op heeft, tot de ‘omgeving’ van het systeem behoort, en dus klinisch interessant kan zijn, werkten ze niet uit. - Al vlug ontstond het idee dat je systeemtheoretisch met het gezin moet werken, wat nog een verwarring is: in open systemen zal de invloed die je hebt op je cliënt altijd iets doen met de systemen waar hij of zij aan deelneemt = je kan met de setting individu werken, evenals met andere settings.
115
Leg Minuchin en de structurele gezindtherapie uit.
New York – Wiltwyck School for delinquent boys → Philadelphia Child Guidance Clinic vanaf eind jaren vijftig en jaren zestig – Salvador Minuchin samen met Braulio Montalvo, Charles Fishman, Bernice Rosman et al. Achtergrond HS Sullivans traditie van interpersoonlijke psychiatrie + begin jaren vijftig opgeleid door Nathan Ackerman (een pionier in gezinstherapie in de VS) Een van de meest beoefende en invloedrijke vormen van gezinstherapie in de wereld.
116
Geef enkele relevante quotes
‘Het gezichtspunt van waaruit gezinnen in de voorgaande hoofdstukken werden voorgesteld, is zuiver structureel.’ ‘Wezenlijk voor deze benadering is het concept dat een gezin meer is dan de individuele biopsychodynamiek van zijn leden.’ Het geheel is meer dan de som van zijn delen = wholeness/totaliteit. ‘Gezinsleden staan tot elkaar in betrekking op grond van bepaalde afspraken die hun transacties regelen.’ Omgangsvormen of systeemregels. Bij Minuchin ook ‘grenzen’. ‘Ofschoon deze afspraken gewoonlijk niet expliciet gemaakt zijn of zelfs als zodanig herkend worden, vormen zij een geheel: de structuur van het gezin.’ ‘De realiteit van de structuur is van een andere orde dan de realiteit van de individuele gezinsleden.’ Emergente eigenschappen. Het gezin heeft zelfbestendigende eigenschappen. De processen die door hem [de therapeut] in het gezin in gang worden gezet, worden in zijn afwezigheid gehandhaafd door de zelfregulerende mechanismen van het gezinssysteem.Als er eenmaal een gezinsverandering bereikt is, dan zal het gezin die in stand houden en daarmee een ander patroon verschaffen voor de feed-back die continu de ervaring van de gezinsleden kwalificeert en valideert. Deze concepten over de structuur vormen de grondslag van gezinstherapie.
117
Leg Structural family therapie uit.
Centrale idee structurele gezinstherapie: problematische gezinsstructuren kunnen het vermogen van het gezin om om te gaan met de normale overgangen in de gezinsfasecyclus, of met onvoorziene stress binnen of buiten het gezin verminderen. (gezinsstructuur = een geheel van voorspelbare gezinsregels, rollen en routines) Onderscheid tussen gezonde en dysunctionele gezinnen **Gezonde gezinnen** – structuur die hen toelaat om met de veranderingen van de family life cycle om te gaan = heldere intergenerationele grenzen tussen oudersubsysteem en kinderensubssysteem. = deze grenzen zijn niet diffuus, en niet rigide, en het gezinsfunctioneren is noch rigide, noch chaotisch. In termen van emotionele nabijheid, zijn ze noch ‘kluwengezinnen’, noch disengaged (‘los zand gezinnen’).
118
Waarom zijn pathologie disfunctionele gezinsstructuren?
Dysfunctionele gezinnen = gezinsstructuren = los zand of kluwen gezin. ‘Los zand gezinnen’ (disengaged families) wachten lang om steun te bieden. (in los zand gezinnen zijn gezinsleden emotioneel afstandelijk tav elkaar) ‘Kluwengezinnen’ staan emotioneel zeer dicht bij elkaar en laten de ontwikkeling van autonomie niet toe. Beide zijn strategieën om conflicten te vermijden = ze laten het ouderpaar toe om de pijn ten gevolge van de aanpak en het aangaan van conflicten te vermijden, die zouden leiden tot de aanpassing van de regels van het gezin, of de gezinsstructuur. Bijv. triangulaties = een organisatiepatroon waarbij het ‘getrianguleerde’ individu (meestal het kind) onder druk staat om partij te kiezen voor een of meerdere gezinsleden (meestal de ouders) → agressie of psychosomatische reacties bij het kind Bijv. coalities = een openlijke of verdoken alliantie tussen twee gezinsleden, waardoor een derde gezinslid wordt uitgesloten Bijv. ‘parental children’ = kinderen die zich op de ouderpositie plaatsen als er zwakke leiding is vanuit het oudersubsysteem tav de kinderen.
119
Waar begint assesment en behandeling (bij gezinnen)?
- begint met joining - de therapeut en het gezin komen samen om een therapeutisch systeem te vormen Doel is tot een working alliance te komen, vanuit de aan Sullivan ontleende idee dat je maar door deel te nemen in de relatie met het systeem informatie kan krijgen over het systeem (cf. participant observation) Therapeut en cliënten beslissen openlijk over het doel om het symptoom te elimineren. Omdat gezinnen typisch (volgens deze benadering) de symptomen willen kwijtraken, maar zonder dat de onderliggende gezinsstructuur gewijzigd wordt. >< structurele gezinstherapeuten geloven dat de gezinsstructuur die leidt tot probleem bestendigende interactiepatronen ook moet veranderen opdat de symptomen zouden verdwijnen. (De therapeut is dus niet helemaal transparant.)
120
Geef de visie van het gezin als systeem.
- subsysteem van de echtgenoten ontstaat als twee volwassenen van verschillend geslacht zich bij elkaar voegen met de duidelijke bedoeling om een gezin te stichten - het ouderlijke subsysteem: er wordt een nieuwe fase in de gezinsformatie bereikt bij de geboorte van een kind. Het partnersubsysteem moet gaan differentiëren omdat het moet gaan zorgen voor de socialisering van een kind, zonder dat daarbij de wederzijdse steun die het partnersysteem kenmerkt verloren gaat. Er moet een grens komen die het kind toestaat zijn beide ouders te bereiken terwijl het buiten de partnerfuncties wordt gehouden. - het subsysteem van de kinderen: dit subsysteem is het eerste sociale laboratorium waar kinderen kunnen experimenteren met relaties met leeftijdsgenoten. Binnen het subsysteem steunen en isoleren kinderen elkaar, maken zij elkaar tot zondebok en leren ze van elkaar. In de wereld van broertjes en zusjes leren kinderen onderhandelen, samenwerken en wedijveren. Subsystemen worden bepaald door regels die de interacties tussen de subsystemen bepalen. De transactiepatronen die de interacties tussen moeder en kind regelen bepalen ook de grens rond het moeder-kind subsysteem. Grenzen aan een subsysteem worden gesteld door de regels die bepalen wie er deelneemt en hoe.
121
Geef de grenzen van een gezin.
Er zijn twee extremen voor wat betreft het functioneren van de grenzen: een ‘gezinskluwen’ en het ‘als los zand’ aan elkaar hangen. Men kan elk gezin denken op het continuüm tussen de twee extremen van de te vage grenzen en de te starre grenzen. Pathologie doet zich voor bij de extremen. Een systeem dat als ‘los zand’ aan elkaar hangt tolereert een breed scala van individuele variaties bij zijn leden. Maar stress in één gezinslid breekt niet door de te rigide grenzen. Alleen zware individuele stress kan doorklinken in het gezinssysteem en mogelijkheden tot onderlinge steun activeren. Voor het andere uiterste van het continuüm, de ‘kluwen’, geldt het tegenovergestelde. Het gedrag van één gezinslid heeft direct effect op dat van alle anderen. Stressin een individueel lid ‘galmt door de vage grenzen heen en direct klinken er echo’s terug uit de andere subsystemen.