Les 3: Communicatie Flashcards

1
Q

In welke 3 delen splitsen we het communicatieperspectief op?

A
  1. De Palo Alto groep (Mental Research Institute)
  2. de vertaling van een mededelingsopvatting naar een invloedsopvatting van communicatie (o.i.v. de ‘hermeneutic turn’)
  3. CMM
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke theorie/boek is er ontwikkeld over communicatie?

A

Pragmatics of Human communication

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Geef een korte geschiedenis van Pragmatics of Human communication

A
  • Harry Stack Sullivan – eigen therapeutische/psychiatrische benadering van een interpersoonlijk model/ in dialoog en discussie met de Freudiaanse psychoanalyse.
  • Hechtte al heel veel belang aan (non-verbale) communicatie.
  • Mental Research Institute: groep onderzoekers in Palo Alto (California)
  • Don D. Jackson was een psychiater.
    => Hij werkte van 1953 tot 1962, met Gregory Bateson, John Weakland, Jay Haley en William Fry, en droeg bij aan de ontwikkeling van gezinstherapie, ‘brief therapy’, systeemtheorie en communicatietheorie. Bekend geworden door het ontwikkelen van de theorie van de dubbele binding bij schizofrenie. In 1958, stichtte hij het Mental Research Institute in Palo Alto, California, en was de eerste directeur.[3]
  • Paul Watzlawick was een filosoof, taalkundige en Jungiaans analyticus.
  • Janet Beavin Bavelas was een Canadese psychologe.
  • Watzlawick et al. (1967) maken een beweging van binnen (de ‘subjectieve’ verklaringen van de deelnemers aan de communicatie) naar buiten (de ‘objectieve’ waarnemingen van een observator). Ze proberen te voldoen aan een bepaald wetenschappelijk ideaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welk rijkdom aan invalshoeken heef de pragmatics of human communication?

A
  • psychiatrie
  • psychologie
  • psychotherapie
  • taalkunde
  • wiskunde
  • communicatietheorie
  • Algemene Systementheorie
  • poëzie, literatuur
  • filosofie
    => De vorm is gebaseerd op het fameuze jeugdwerk van Ludwig Wittgenstein Tractatus Logico-Philosophicus: bestaat uit 7 proposities, met telkens zinnen die daarop voortbouwen. De laatste = 7de propositie luidt Wovon man nicht sprechen kann, darüber muss man schweigen. Pragmatics of Human Communication eindigt met deze zelfde zin.
    S. = ‘section’ bijv. s.1.2
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Geef de definitie van communicatie volgens de pragmatics of human communacation uit.

A
  • Communicatie = de basis voor een interpersoonlijk model:
    o [T]he impossibility of not communicating makes all two-or-more-person situations interpersonal, communicative ones (…) PHC, 51
    o = hun communicatieopvatting maakt van alle situaties waarin meerderen aanwezig zijn een interpersoonlijke situatie
  • Zodra er twee of meer personen aanwezig zijn, kunnen die niet anders dan met elkaar communiceren, waardoor situaties interpersoonlijk/communicatief worden. Het interpersoonlijke valt hier dus samen met het communicatieve. Want omdat je niet niet kan communiceren worden alle situaties met meerdere personen interpersoonlijke situaties.=> ruimere definitie van het interpersoonlijke dan Sullivan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Leg de pragmatics of human communacation uit.

A
  • Hun ‘model’ beschrijft/verklaart
    o → psychische gezondheid (= de communicatie verloopt succesvol, geslaagd)
    o → psychopathologie (= er zijn stoornissen in de menselijke communicatie)
    o → psychotherapie (= op basis van analyses van wat communicatief mis loopt)
  • Vanuit een louter communicatie-theoretisch perspectief.
  • Deze groep is bekend geworden omdat ze enkele voorlopige axioma’s van de menselijke communicatie formuleerden.
  • TO DO: Grondige kritische lectuur (close reading) van de eerste hoofdstukken van dit boek.
  • Omdat het heel gemakkelijk is om hun ideeën verkeerd te begrijpen.
  • Omdat het goed is om hun ideeën deels ook achter ons te laten
  • Omdat het geherinterpreteerd is en uitgewerkt is tot wat men het communicatieperspectief is gaan noemen = een uitwerking die symptomatisch is voor wat we de hermeneutic turn zullen noemen.
  • Omdat het een zeer grondige en originele uitwerking is van een interpersoonlijk model.
  • Omdat heel veel concepten (bijvoorbeeld interpunctie, symmetrische escalatie, perspectieventheorie, feedback, redundantie enzovoort) helder worden geformuleerd = we danken heel veel taal uit de traditie van de familie- en systeemtherapie aan dit werk.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke aandachtspunten zijn er bij de lectuur van pragmatics of human communication?

A
  • Wat bedoelen ze nu precies met pragmatisch?
  • Waarom hechten deze auteurs zoveel belang aan hun observerende buitenstaanderspositie?
  • Lukt het deze onderzoekers/auteurs om hun observerende buitenstaanderpositie aan te houden?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Geef de context van de frame of reference binnen de pragmatics of human communiction.

A
  • Voorbeeld vossenbestand/konijnenbestand en voorbeeld ‘mama taxis’ – Konrad Lorenz
    o [A] phenomenon remains unexplainable as long as the range of observation is not wide enough to include the context in which the phenomenon occurs.
  • Als men de relatie van het fenomeen met de bredere matrix/context niet overziet dan wordt men geconfronteerd met mysterieuze zaken, of gaat men aan het onderzoeksobject eigenschappen toedichten die het niet heeft. = smalle contextualisatie
  • Kritiek op de toenmalige gedragswetenschappen die een monadische visie blijven hanteren, als het gaat om verstoord gedrag of psychopathologie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

In welke 3 soorten kan the study of human communication verdeeld worden?
(Binnen the pragmatics of human communication)

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn pragmatics volgens de “pragmatics of human communication”?

A

= Behavioral effects of communication
* termen communicatie en gedrag zijn praktisch synoniemen
* [T]he two terms communication and behavior are used virtually synonymously.
* binnen pragmatisch perspectief: alle gedrag = communicatie en alle gedrag (ook de communicatieve aanwijzingen in onpersoonlijke context) beïnvloedt gedrag.
* [F]rom the perspective of pragmatics, all behavior, not only speech, is communication, and all communication—even the communicational clues in an impersonal context—affects behavior.
* gericht op interpersoonlijke relaties
* [W]e are not only concerned (…) with the effect of a piece of communication on the receiver but (…) also with the effect the receiver’s reaction has upon the sender. Thus we would prefer to focus less on the sender-sign or receiver-sign relations and more on the sender-receiver relation, as mediated by communication. (4)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarop worden de acsenten gelegd binnen de “pragmatics of human communication”

A
  • **Zender-ontvanger opvatting **van communicatie. Hier: informatie-opvatting, mededelingsopvatting. Termen zijn o.m. sender, receiver, message.
  • (Gedragsmatige) invloedsopvatting : behavior affects behavior
  • Focus op waarneembaar gedrag en niet op betekenis.
  • Kritiek op [wat deze auteurs] de traditionele psychologie [noemen].
  • “Psychology (…) has traditionally shown a strong trend toward a monadic view of man and, consequently, toward a reification of what now reveal themselves more and more as complex patterns of relationship and interaction. (4)
  • Epistemische bron = wat observeerbaar is; De prijs die ze daarvoor betalen is dat ze het binnenstaandersperspectief opgeven als bron van kennis. Het is de buitenstaander, de observator die ware kennis verwerft; de binnenstaanders creëren mythes, hebben verklaringen die fout zijn. Je kan alleen maar weten van buitenaf.
  • Meer verwant met wiskunde dan met de traditionele psychologie:
    o Since this communicational approach to the phenomena of human behavior, both normal and abnormal, is based on the observable manifestations of relationship in the widest sense, it is, therefore, conceptually closer to mathematics than, to traditional psychology, for mathematics is the discipline most immediately concerned with the relations between, not the nature of, entities.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Geef de notion of function and relationship binen the pragmatics of human communication.

A
  • Klassieke wiskunde in de oudheid: een getal staat voor een positieve grootheid. Nul en negatieve getallen bestonden niet. Moderne wiskunde werkt met variabelen:
  • [I]in contrast to a number signifying a perceivable magnitude, variables do not have a meaning of their own; they are meaningful only in relation to one another. (6)
  • Bijv. y² = 4ax die de verhouding tussen variabelen x en y bepaalt.
  • !!! There exists a suggestive parallelism between the emergence of the mathematical concept of function and the awakening of psychology to the concept of relationship. (6)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is informatie en feedback volgens the pragmatics of human communication

A
  • Paradigmashift van energie naar informatie.
  • Psychoanalysis – behavior is primarily the outcome of a hypothesized interplay of intrapsychic forces considered to follow closely the laws of conservation and transformation of energy in physics (…) 10
  • On the whole, the interdependence between the individual and his environment remained a neglected field of psychoanalytic pursuit, and it is precisely here that the concept of information exchange, i.e. of communication, becomes indispensable.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Leg het proces van determinisme of theologie naar cybergenetica uit volgens de pragmtics of human communication.

A
  • Strijd tussen determinisme (moderne wetenschap sinds Descartes) en teleologie (oude wetenschap gebaseerd op Aristoteles) om fenomenen als groei en verandering te verklaren.
  • Bijv. Aristoteles ging ervan uit dat het eindpunt (de volgroeide eik) de oorzaak was (van het groeien van de eik) = teleologische verklaring
    a←b←c←d
  • De eindtoestand verklaarde de evolutie van a naar b.
  • Sedert de moderniteit geloofde men dat een fenomeen ‘a’ een daarop in de tijd volgend fenomeen ‘b’ veroorzaakt of teweegbrengt.
    a→b→c→d
  • De teleologische manier van kijken naar verandering werd als onwetenschappelijk beschouwd.
  • (!) Toch speelt ze in de alledaagse ervaring wel een rol, zoals in de wereld van de psychotherapie cf. HS Sullivan of de solution focused benadering van De Shazer.
  • (!) Ten tijde van het verschijnen van PoHC dacht men dat problemen altijd veroorzaakt werden door wat er in de kindertijd was gebeurd. MRI zal dat radicaal bekritiseren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Vat de 2 principes van cybergenetica samen in een meer omvattend kader.

pragmatics of human communication.

A
  • Door de ontdekking van de feedbacklus:
    • Een keten waarin gebeurtenis a gebeurtenis b teweegbrengt, en gebeurtenis b gebeurtenis c teweegbrengt, en gebeurtenis c gebeurtenis d teweegbrengt enzovoort, heeft de eigenschappen van een deterministisch lineair systeem.
      a→b→c→d→e→(enzovoort)
    • Als, daarentegen, d terugkoppelt naar a, dus als d a teweegbrengt, dan is het systeem circulair en heeft het totaal andere eigenschappen. Standaardvoorbeeld = de stuurman = κυβερνητης (kubernètès), vandaar ‘cybernetica’ of ‘stuurmanskunde’
      a→b→c→d→a→b→c→d →a →(enzovoort)
      • Het vertoont dan eigenschappen die ook in de natuur voorkomen en moeilijk vanuit lineaire gedetermineerdheid konden verklaard worden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Leg de stuurman binnen pragmatics of human communication uit.

A
  • Een ‘loop’: A veroorzaakt B veroorzaakt C veroorzaakt A veroorzaakt B veroorzaakt C enzovoort
  • A = schatting koersafwijking
  • B = tegenstuur geven
  • C = verandering van de afwijking

=> Als de geschatte koersafwijking (A) groter wordt, neemt ook het tegenstuur toe (B) en wordt de afwijking kleiner (C).
Als de afwijking van de koers kleiner wordt (C) dan wordt de schatting van koersafwijking ook kleiner (A) en dan gaat de stuurman minder tegenstuur geven waardoor de afwijking (C) weer groter wordt enzvoort.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Geef de thermostaat als voorbeeld van negatieve feedback

pragmatics of human communication

A
  • Instellen temperatuur bijv. 20°C
  • Zakt de temperatuur onder 20° dan slaat de verwarming aan.
  • Stijgt de temperatuur boven de 20° dan slaat de verwarming uit.
    = negatieve feedback zorgt ervoor dat er stabiliteit is van een bepaalde parameter,
  • In dit geval temperatuur in een kamer.
  • Zelfde mechanismen voor lichaamstemperatuur, hoeveelheid van bepaalde hormonen in het lichaam.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Geef de originele betekenis van feedback volgens de pragmatics of human communication.

A
  • Menselijke systemen kunnen we opvatten als gereguleerd door feedbacklussen:
    o Our main point is that interpersonal systems—stranger groups, marital couples, families, psychotherapeutic, or even international relationships, etc.—may be viewed as feedback loops, since the behavior of each person affects and is affected by the behavior of each other person.
  • Positieve feedback zorgt voor verandering, negatieve feedback zorgt ervoor dat het systeem in evenwicht blijft (zie homeostase).
    o Input into such a system may be amplified into change or may be counteracted to maintain stability, depending on whether the feedback mechanisms are positive or negative.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welk probleem heeft een (stabiliserende) functie bij functionele hypothesen.

pragmatics of human communication.

A
  • From studies of families containing a schizophrenic member there can be little doubt that
    1. the existence of the patient is essential for the stability of the family system and that
    2. the system will react quickly and effectively to any internal or external attempts to change its organization.
  • Clearly this is an undesirable type of stability. Since the manifestations of life are evidently distinguished by both stability and change, negative and positive feedback mechanisms must occur in them in specific forms of interdependence or complementarity. (13)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Leg de volgende stelling uit: Functionele hypothesen: een weten van buitenuit

pragmatics of human communication.

A
  • Pathologie in de geïdentificeerde patiënt wordt beschouwd als een stabilisator. Deze kennis, dit weten is toegankelijk voor de observator, de expert, en niet voor de gezinsleden zelf. (cf. ‘onbewuste’ bij Freud)
  • Bijvoorbeeld: de gezinstherapeut denkt: deze 23jarige jongeman is verslaafd aan heroïne om de relatie van zijn ouders te redden = probleem heeft een stabiliserende functie in het gezin
  • (berust op een denkfout: jongeman is verslaafd en daardoor maken ouders zich samen zorgen, en vergeten hun meningsverschillen versus de jongeman is verslaafd om ervoor te zorgen dat zijn ouders samen blijven; het is niet omdat iets het gevolg is van iets anders, dat het zo bedoeld was; zie later: “structuralisme”)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Leg redunantie uit.

pragmatics of human communication.

A
  • Samengevat:
    o Menselijke en andere natuurlijke systemen zullen succesvolle wijzen om zich aan hun omgeving aan te passen onthouden, zodat ze een volgende keer hetzelfde zullen doen. Daardoor ontstaan herhalingen = patronen = inperkingen van het aantal mogelijke gedragingen.
  • Ethymologie:
    o Redundare (Latijn) = overstromen, overvloedig aan de dag treden, overladen zijn, overvloedig aanwezig zijn.
    o Redundantia (Latijn) = het overlopen, overvloed, overlading
    o Omweg om iets te zeggen over menselijke systemen: via de homeostaat van Ross Ashby.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat bij een systeem zonder geheugen en dus zonder redunantie?

pragmatics of human communication.

A
  1. A chain of events in which every element has at all times an equal chance of occurrence is said to show randomness. No conclusions can be drawn from it and no predictions can be made about its future sequence. (…) (15)
    a. [in een gezin: als na onderzoek zou blijken dat gezinsleden telkens willekeurig een plek aan tafel kiezen]
  2. If a system like the homeostat is provided with the ability to store previous adaptations for future use, the probability inherent in the sequences of internal configurations will undergo drastic change in the sense that certain groupings of configurations will become repetitive and, therefore, more probable than others. (…)
    a. A chain of [this] type is called a stochastic process.
    b. VB: [in een gezin: vaste plaats aan tafel]
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Vergelijk homeostaat versus menselijke systemen

pragmatics of human communication.

A
  • In natural systems some conservation of adaptation is achieved. This means that old adaptations are not destroyed when new ones are found, and that the search need not be initiated all over again as if a solution has never been achieved before. (15)
  • Een natuurlijk systeem onthoudt wat het gedaan heeft om met een nieuwe situatie om te gaan. Dan ontstaan er patronen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Geef voorbeelden van redunantie.

pragmatics of human communication.

A
  1. in een gezin gaat iedereen op dezelfde plaats zitten aan tafel = systeemregel/ omgangsvorm/patroon in dit gezin
    * Bijvoorbeeld: 5 gezinsleden en 5 stoelen = 5X4X3X2 mogelijke combinaties = 120 versus: 1 combinatie komt heel vaak voor (bijna exclusief, dus in vergelijking met de andere mogelijkheden ‘overvloedig veel’)
    * Als een gezinssysteem ‘randomness’ zou vertonen dan zou elk van die 120 combinaties evenveel kans hebben om voor te komen. Maar hier zien we een stochastisch proces!
    * systeemregels = ‘omgangsvormen in een systeem’: in een team is het steeds dezelfde collega die het hoogste woord voert; in een buurt zie je dat mensen elkaar begroeten, … . Elk systeem heeft voor dit systeem kenmerkende, idiosyncratische patronen.
  2. taal: grammaticaregels moeten niet steeds opnieuw uitgevonden worden in een taalgemeenschap
    taal (bis): de betekenis van het woord tafel moet niet telkens opnieuw overeengekomen worden in een taalgemeenschap
  3. taal (ter) – de pragmatische aspecten van de menselijke communicatie = de impliciete regels voor de menselijke communicatie moeten niet telkens opnieuw bedacht worden – [(2) en (3) zijn bestudeerd en geëxpliciteerd; in dit boek willen de auteurs (4) ook bestuderen en expliciteren]
  4. Andere voorbeelden: de eigen stijl van een schrijver, de patronen in een compositie enzovoort.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Leg redunantie uit in taalkunde

pragmatics of human communication.

A
  • Redundantie (patronen) is onderzocht in twee van de drie taalkundige domeinen: syntaxis/grammatica en semantiek.
  • De regels van de grammatica zijn vastgelegd in handboeken, de regels van de semantiek zijn vastgelegd in woordenboeken.
  • Kennis van deze patronen, van de regels helpt ons om op een correcte manier te spreken, om iemands zinnen af te maken (= voorspellingen te maken), maar ook om inconsistenties (= fouten) op te merken, zonder dat we ons er noodzakelijk bewust van zijn dat we over deze knowhow beschikken en deze kennis kunnen toepassen.
  • Redundantie (of het voorkomen van regels) is niet bestudeerd binnen het domein van de pragmatiek.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Waarom kan Enkel een observator/bijstaander kan patronen ontdekken/beschrijven?

pragmatics of human communication.

A
  • We communiceren zonder te weten wat de regels zijn van de communicatie of zonder te kunnen metacommuniceren. We zijn ons, als deelnemers aan de communicatie niet bewust van de regels van de communicatie = cf. spreken van onze moedertaal.
  • Daarom heeft het voor onderzoekers geen zin om ons, om deelnemers aan de communicatie te bevragen. Enkel een observerende buitenstaander is in staat om patronen helder en objectief te beschrijven.
  • Of: het subject is geen bron van wetenschappelijke kennis voor deze onderzoekers. Daardoor staan ze lijnrecht tegenover Harry Stack Sullivan.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Geef de analogie van het ibserveren van een schaakspel door een buitenstaander.

pragmatics of human communication.

A
    • Stukje van hun redenering:
  • Unless and until the human mind is open for outside inspection, inferences and self-reports are all we have, and both are notoriously unreliable. (24)
  • = hun bekende standpunt: kennis verwerven van binnenuit (over regels van de communicatie) is niet mogelijk
  • However, if we notice that behavior a—whatever its “reasons”—by one communicant elicits behavior b,c,d or e in the other, while it evidently excludes behaviors x, y and z, then a metacommunicational theorem* can be postulated.
    o theorema = een wetenschappelijke stelling; metacommunicatief omdat een theorema communicatie is over communicatie (iets meedeelt over mededelingen)
  • # all interaction may be definable in terms of the game analogy
  • sequences of “moves” strictly governed by rules
  • it is immaterial whether they are within or outside the awareness of the communicants
  • about which meaningful metacommunicational statements can be made = metacommunicatieve axioma’s (axioma = een bewering die als grondslag wordt gezien)
  • What is suggested here (…) is that all interaction may be definable in terms of the game analogy, that is, as sequences of “moves” strictly governed by rules of which it is immaterial whether they are within or outside the awareness of the communicants, but about which meaningful metacommunicational statements can be made.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Leg de samenhang uit tussen metacommunication and de context of calculus

pragmatics of human communication.

A
  • Analogie met observeren van een (schaak)spel.
  • De kennis die onze hypothetische waarnemer heeft opgedaan bij het bestuderen van de pragmatische redundantie van het gedragsfenomeen “schaakspel” suggereert een analogie met het wiskundige concept van calculus.
  • Een calculus is volgens Boole (…) “een methode die berust op de toepassing van symbolen, waarvan de combinatiewetten bekend en algemeen zijn en waarvan de resultaten een consistente interpretatie toelaten”.
  • Deze onderzoekers geloven dat een dergelijke calculus bestaat voor menselijk gedrag.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Waarom heeft een binnenstaander geen bron van kennis en een buitenstaander wel?

pragmatics of human communication.

A
  • The search for pattern is the basis of all scientific investigation. Where there is pattern there is significance—this epistemological maxim also holds for the study of human interaction. (18)
  • Deelnemers aan de communicatie zijn niet betrouwbaar als bron van kennis (zeker als ze psychopathologie vertonen), omdat ze iets anders kunnen zeggen dan ze bedoelen, maar vooral omdat ze regels volgen die buiten hun bewustzijn bestaan.
  • Fortunately for our understanding of human interaction, the picture is a different one to an outside observer.
  • Hij/zij ziet patronen, en het is belangrijk dat hij/zij geen betekenissen gaat toekennen aan deze patronen.
  • Beeld dat gebruikt wordt is dat van een schaakspel. Bij een schaakspel is het vrij haalbaar om de regels als buitenstaander te achterhalen. (De vraag is natuurlijk of dat ook geldt voor dagelijkse menselijke communicatie? Deze vraag stelden de auteurs niet.)
  • = radicaal buitenstaandersperspectief
30
Q

Leg het beschrijven van een code uit, een geheel aan tegels.

pragmatics of human communication.

A
  • te volgen patronen = redunantie
  • This would mean that (…) there exists an as yet uninterpreted calculus of the pragmatics of human communication whose rules are observed in successful, and broken in disturbed, communication. (24)
  • OPM. De regels zijn de axiomata, en dit is een normatief model: je kan de regels volgen, of je kan ervan afwijken. Zoals we zagen bevat dit de veronderstelling dat psychopathologie te maken heeft met het zich niet houden aan de regels van de communicatie. Deze opvatting vergt een expert, die de regels kent, en die [in de context van behandeling] cliënten kan helpen om er zich (opnieuw) aan te houden. (voorbeeld van wat men later ‘structuralisme’ is gaan noemen)
31
Q

Leg het black box concept, epistemologie uit.

pragmatics of human communication.

A
  • Een pertinente uitspraak over psychologie als wetenschap:
    o Much more than any other disciplines, psychology and psychiatry are ultimately self-reflexive: subject and object are identical, the mind studies itself, and any assumptions have an inevitable tendency toward self-validation.
  • Vandaar het gebruik van de analogie van de black box =
    o [T]he concept is more generally applied to the fact that electronic hardware is by now so complex that it is sometimes more expedient to disregard the internal structure of a device and concentrate on the study of its input-output relations. [The knowledge of] what “really” goes on inside the box (…) is not essential for the study of the function of the device in the greater system of which it is a part.
  • Voordeel:
    o [A]pplied to psychological and psychiatric problems [this concept] has the heuristic advantage that no ultimately unverifiable intrapsychic hypotheses need to be invoked, and that one can limit oneself to observable input-output relations, that is, to communication.
32
Q

Aanvullen

pragmatics of human communication.

A
33
Q

Geef de gevolgen van het onderscheid tussen “normaal” en “abnormaal”.

pragmatics of human communication.

A
  1. 1termen ‘gezond’ en ‘pathologisch’ verliezen hun betekenis als attributies aan individuen
    a. [O]nce it is accepted that from a communicational point of view a piece of behavior can only be studied in the context in which it occurs, the terms “sanity” and “insanity” practically lose their meanings as attributes of individuals.
  2. Idem voor normaal en abnormaal als eigenschap van individuen
    a. Similar does the whole notion of “abnormality” become questionable.
  3. Visie die tegengesteld is aan de klassieke psychiatrie.
    a. When (…) psychiatric symptoms are viewed as behavior appropriate to an ongoing interaction, a frame of reference emerges that is diametric to the classical psychiatric view.
    [Wat als zinloos/psychotisch/verward … gezien wordt in de klassieke psychiatrie WORDT opgevat als gedrag dat passend of liever functioneel is binnen bepaalde interacties!]
34
Q

Geef de gevolgen voor de kliniek

pragmatics of human communication.

A
  • En dit heeft ingrijpende gevolgen voor de praktijk (aldus de auteurs):
    o Thus, “schizofrenia” viewed as the incurable and progressive disease of an individual mind and “schizophrenia” viewed as the only possible reaction to an absurd, or untenable communicational context (…) are two entirely different things (…). [H]ence our interest in examining and stressing the communication point of view is not mere armchair exercise.
  • OPM.
    o 1. Hun interesse in het communicatieperspectief is wel degelijk bedoeld om de praktijk van het behandelen van ‘schizofrene’ patiënten vooruit te helpen.
    o 2. En dat roept opnieuw de vraag op: hoe verhoudt zich de neutrale objectieve wetenschappelijke buitenstaanderpositie tot de positie van de therapeut die toch betrokken dient te zijn, en zijn cliënten [inclusief hun binnenkanten] best au sérieux neemt?
35
Q

Geef de 5 metacomunicatieve axioma’s van de menselijke communicatie.

pragmatics of human communication.

A
  1. Men kan niet niet communiceren
  2. Elke communicatie heeft een inhoud en een relatieaspect zodat het laatste het eerste classificeert en daarom een metacommunicatie is
  3. De aard van een relatie is afhankelijk van de punctuatie van de communicatieve sequenties tussen de communicanten.
  4. Mensen kunnen zowel digitaal als analoog communiceren
  5. Alle communicatieve uitwisselingen zijn symmetrisch of complementair.
36
Q

pragmatics of human communication.

A
37
Q

Geef enkele voorlopige axioma’s van communicatie

pragmatics of human communication.

A

Een hypothetische calculus van de menselijke communicatie:
* Vandaar axioma’s!
* [Cf. Gerrit Breeuwsma (1993) Alles over ontwikkeling: over de grondslagen van de ontwikkelingspsychologie.
* (22) Theorie = wetenschapstheoretisch gezien verwijst het begrip theorie naar ‘het geheel van wetten op een bepaald vakgebied, waarbij het netwerk van onderlinge relaties tussen die wetten centraal staat’ (…). Het ideaal (…) is dat van een axiomatisch geformuleerde theorie zoals we die (…) aantreffen in de meetkunde van Euclides. De theorie gaat uit van een aantal axioma’s die voor waar worden aangenomen. De theorie onderwerpt wetmatigheden (…) aan diepere, meer fundamentele processen, die zelf niet kunnen worden weerlegd. Ondersteuning of weerlegging van een theorie vindt plaats door toetsing van de uitspraken die van de theorie kunnen worden afgeleid. (…)
* (23) Tegen de achtergrond van de axiomatische theorie als ideaal kunnen we (…) concluderen dat veel psychologische theorieën een voorlopige status hebben en in principe permanent bijgesteld zullen moeten worden.]

38
Q

Leg het volgende axioma uit:
Men kan niet niet communiceren

pragmatics of human communication.

A

De onmogelijkheid om niet te communiceren
* Gedrag heeft geen tegendeel. [Er bestaat niet zoiets als niet-gedrag of, om het nog eenvoudiger te zeggen: je kunt je niet gedragen.
* Men aanvaardt dat akke gedrag in een interactionele situatie boodschapwaarde heeft, d.w.z. communicatie is, dan volgt hieruit dat hoe men het ook probeert, men niet niet kan communiceren.
- Als “men kan zich niet gedragen” waar is + Als “elk gedrag heeft een berichtwaarde” waar is
- Dan is de zin “men kan niet niet communiceren” ook waar!

  • Gedrag = communicatie en communicatie = gedrag
    o Mededelingsopvatting van communicatie
    o ! Communicatie vindt niet alleen plaats als het opzettelijk, bewust of succesvol is, dat wil zeggen als er wederzijds begrip ontstaat
39
Q

Geef enkele therminologische opmerkingen over het axioma ‘Men kan niet niet communiceren”

pragmatics of human communication.

A

o Van eenvoudig naar complex:
o Een bericht (een communicatie) = een enkele communicatieve eenheid
o Interactie = een reeks berichten uitgewisseld tussen personen
o Patronen van interactie

40
Q

Leg het axioma “men kan niet niet communiceren” uit d.m.v een schizofrene patiënt.

pragmatics of human communication.

A

Wordt uitgelegd aan de hand van de paradox van de ‘schizofreen’ die probeert ‘niet te communiceren’.
* Als schizofreen gedrag wordt geobserveerd met etiologische overwegingen opzij,
* blijkt dat de schizofreen probeert niet te communiceren.
* Maar omdat zelfs onzin, zwijgen, terugtrekken, onbeweeglijkheid (houdingsstilte), of elke andere vorm van ontkenning zelf een communicatie [een boodschap] is
* staat de schizofreen voor de onmogelijke taak te ontkennen dat hij communiceert en tegelijkertijd te ontkennen dat zijn ontkenning een communicatie is.
* Aangezien elke communicatie, zoals we zullen zien, betrokkenheid impliceert en daarmee de visie van de zender op zijn relatie met de ontvanger definieert, kan worden verondersteld dat de schizofreen zich gedraagt alsof hij betrokkenheid wil vermijden door niet te communiceren.
* Of dit zijn doel is, in de causale zin, is natuurlijk onmogelijk te bewijzen; dat dit het effect is van schizofreen gedrag zal in meer detail aan de orde komen

41
Q

Leg het volgende axioma uit:
Elke communicatie heeft een inhoud en een relatieaspect zoals dat laatste tefromer classificeert en is daarom een metacommuniactie

pragmatics of human communication.

A
  • Andere formulering van het eerste axioma: je kunt niet niet communiceren, namelijk
    • [Elke] communicatie impliceert een verbintenis en definieert daarmee de relatie.
  • Ze vervolgen:
    • Dit is een andere manier om te zeggen dat een communicatie niet alleen informatie overbrengt, maar dat het tegelijkertijd gedrag oplegt.
  • Het rapportaspect van communicatie (= informatie overbrengen) is in menselijke communicatie synoniem met de inhoud van de boodschap. [Inhoudsaspect van de communicatie]
  • Bevelaspect van communicatie (= gedrag opleggen) verwijst naar wat voor soort boodschap het moet worden opgevat, en dus uiteindelijk naar de relatie tussen de communicanten. [bevels-aspect van de communicatie]
  • Groot belang van intonatie!
    • [R]elaties worden slechts zelden bewust of volledig gedefinieerd!
  • Belangrijke observatie m.b.t. ‘gezonde’ en ‘pathologische relaties’:
    • Het lijkt erop dat hoe spontaner en “gezonder” een relatie is, hoe meer het relatieaspect naar de achtergrond verdwijnt. Omgekeerd worden “zieke” relaties gekenmerkt door een voortdurende strijd over de aard van de relatie, waarbij het inhoudelijke aspect van de communicatie steeds minder belangrijk wordt
  • Het vermogen om gepast te metacommuniceren is de conditio sine qua non van succesvolle communicatie die nauw verbonden is met het enorme probleem van het bewustzijn van zichzelf en anderen (ze verwijzen naar 3. 3) => gevoeligheid voor hoe mensen naar zichzelf en de ander kijken onderkennen kan erg helpend zijn in de menselijke omgang; bijvoorbeeld psycholoog die aan psycho-educatie wil doen kan de indruk wekken dat de gezinsleden door haar als dom of onwetend worden gezien; zij kan daar rekening mee houden, en bijvoorbeeld zeggen ‘jullie hoorden wellicht al van … ‘
42
Q

Welke commentaren zijn er op het volgende axioma:
“Elke communicatie heeft een inhoud en een relatieaspect zoals dat laatste tefromer classificeert en is daarom een metacommuniactie”

A
  1. Metacommuniceren wordt ook vaak gebruikt in de betekenis van communiceren over de communicatie = spreken over hoe het spreken verloopt. Dit is niet wat ze hier bedoelen.
  2. Communicatie kan in principe succesvol zijn, kan ‘geslaagd zijn’, wat klopt binnen het paradigma van de zender-ontvanger, of de mededelingsopvatting van communicatie.
  3. Koppeling met paradoxen

=> Confusies of besmettingen tussen deze niveaus - communicatie en metacommunicatie - kunnen leiden tot impasses die qua structuur identiek zijn aan de beroemde paradoxen in de logica

43
Q

Leg het volgende axioma uit:
“De aard van een relatie is afhankelijk van de punctuatie van de communicatieve sequenties tussen de communicanten..”

A

De interpunctie van de opeenvolging van gebeurtenissen
* Gaat over interacties = uitwisselen van berichten/boodschappen tussen deelnemers aan de communicatie.
- Voor een buitenstaander kan een reeks communicaties [een interactie] gezien worden als een ononderbroken opeenvolging van uitwisselingen. De deelnemers aan de interactie introduceren echter altijd wat (…) Bateson en Jackson de “punctuatie van de opeenvolging van gebeurtenissen” hebben genoemd
* Onenigheid over hoe je de opeenvolging van gebeurtenissen moet interpreteren ligt aan de basis van talloze relatieproblemen.

* Interpersoonlijk versus sociaal

44
Q

Waarom ligt Onenigheid over hoe je de opeenvolging van gebeurtenissen moet interpreteren ligt aan de basis van talloze relatieproblemen?

Leg dit aspect van het axioma “De aard van een relatie is afhankelijk van de punctuatie van de communicatieve sequenties tussen de communicanten” uit

A
  • Het voorbeeld van Jef en Marie: Hij trekt zich terug omdat zij zeurt en zij zeurt omdat hij zich terugtrekt.
  • Hun ruzies bestaan uit een monotone uitwisseling van de boodschappen “Ik trek me terug omdat jij zeurt” en “Ik zeur omdat jij je terugtrekt”
  • De stimulus-respons psycholoog beperkt zijn aandacht meestal tot opeenvolgingen van uitwisselingen die zo kort zijn dat het mogelijk is om één item van input te labelen als “stimulus” en een ander item als “bekrachtiging”, terwijl wat het subject doet tussen deze twee gebeurtenissen gelabeld wordt als “respons”. Binnen deze korte sequentie is het mogelijk om te praten over de “psychologie” van het onderwerp. (…)
     De opeenvolging van proeven is zo onderbroken dat het altijd de experimentator is die de “stimuli” en de “versterkingen” lijkt te geven, terwijl de proefpersoon de “reacties” geeft. (…)
     (= de standaardkijk/interpunctie: de onderzoeker zorgt voor hongerprikkel (stimulus); de respons van de rat is op de hendel gedrukt; de bekrachtiging is dat de rat eten vindt)
     De rat die zei: “Ik heb mijn experimentator getraind. Elke keer als ik op de hendel druk geeft hij me eten” weigerde de punctuatie van de volgorde te accepteren die de experimentator probeerde op te leggen.
45
Q

Wat is het verschil tussen interpersoonlijk en sociaal?

Leg dit aspect van het axioma “De aard van een relatie is afhankelijk van de punctuatie van de communicatieve sequenties tussen de communicanten” uit

A
  • Cultureel gezien delen we veel interpunctieconventies die dienen om gemeenschappelijke en belangrijke interactiesequenties te organiseren. We noemen bijvoorbeeld een persoon in een groep die zich op de ene manier gedraagt de “leider” en een ander de “volger”, hoewel het bij nader inzien moeilijk is om te zeggen welke eerst komt of waar de een zou zijn zonder de ander.
  • Impliciet brengen ze de kwestie binnen van het onderscheid tussen sociaal als interpersoonlijk en sociaal op vlak van een (anonieme) gemeenschap.
  • Dat we in een groep iemand de leider noemen, bijvoorbeeld in een team, is niet beslist in deze interpersoonlijke groep, waar men elkaar kent, van gezicht als het ware, maar is beslist in een anonieme, bredere gemeenschap, waar men elkaar niet persoonlijk kent. Dit zijn voorbeelden van redundanties = patronen/herhalingen/beperkingen binnen anonieme sociale gemeenschappen.
46
Q

Leg het volgende axioma uit: “Mensen communiceren zowel digitaal als analoog”

A
  • In menselijke communicatie kunnen objecten - in de breedste zin van het woord - ofwel worden weergegeven door een gelijkenis, zoals een tekening, of ze kunnen worden aangeduid met een naam.
  • Deze twee soorten communicatie (…) zijn (…) equivalent aan respectievelijk het analoge en het digitale. (42)
47
Q

Geef het verschil tussen digitaal en analoog communiceren.

A

Digitale communicatie
* is gericht op de inhoud en de analoge communicatie
* Wanneer een woord gebruikt wordt om iets een naam te geven, is het duidelijk dat de relatie tussen de naam en het ding willekeurig is. Woorden zijn willekeurige tekens die worden gemanipuleerd volgens de logische syntaxis van taal. Er is geen bepaalde reden waarom de drie letters “c-a-t” een bepaald dier zouden moeten aanduiden. Dit is slechts een semantische conventie van de Engelse taal, en buiten deze conventie bestaat er geen andere correlatie tussen een woord en het ding waar het voor staat, met de mogelijke maar onbeduidende uitzondering van onomatopeeën. Zoals Bateson en Jackson aangeven: “Er is niets bijzonder vijf-achtigs in het getal vijf; er is niets bijzonder tafel-achtigs in het woord ‘tafel’”

** analoge communicatie**
* zegt meer over de betrekking/relatie
* Bij analoge communicatie daarentegen is er iets bijzonder “ding-achtigs” in wat gebruikt wordt om het ding uit te drukken. Analoge communicatie kan gemakkelijker worden gerelateerd aan het ding waar het voor staat.
* Analogische communicatie is vrijwel alle non-verbale communicatie. De term omvat houding, gebaar, gezichtsuitdrukking, stembuiging, de volgorde, het ritme en de cadans van de woorden zelf, en elke andere non-verbale uiting waartoe het organisme in staat is, evenals de communicatieve aanwijzingen die altijd aanwezig zijn in elke context* waarin interactie plaatsvindt. [alles wat een boodschapwaarde kan hebben zonder dat de betekenis overeengekomen is].

48
Q

Vergelijk digitale en analogische communicatie met elkaar.

A
  • digitaal berichtmateriaal is veel complexer, veelzijdiger en abstracter dan analoog materiaal
  • Specifiek heeft analoge communicatie niets vergelijkbaars met de logische syntaxis van digitale taal
  • In analoge taal zijn er geen equivalenten voor zulke belangrijke elementen van het discours als “als-dan”, “of-of” en vele andere, en de uitdrukking van abstracte concepten is moeilijk, zo niet onmogelijk
  • Analogische taal deelt met analoog rekenen het ontbreken van de eenvoudige ontkenning, d.w.z. een uitdrukking voor “niet.” [Zeg met enkel analoge, dus niet overeengekomen taal ‘ik ga jou niet slaan’ of ‘ik ben niet boos op jou’].
  • Analoge communicatie heeft geen kwalificeerders om aan te geven welke van de twee verschillende betekenissen geïmpliceerd wordt, noch indicatoren die een onderscheid tussen verleden, heden of toekomst mogelijk maken. Deze kwalificeerders en indicatoren bestaan natuurlijk wel in digitale communicatie. Maar wat ontbreekt in digitale communicatie is een adequate woordenschat voor de contingenties van relatie. (46-47) [Zeg met enkel digitale taal, en met zo weinig mogelijk analoge taal: ‘ik vind wat jij zegt interessant en belangrijk’].
49
Q

Leg het volgende axioma uit: Alle communicatieve uitwisselingen zijn symmetrisch of complementair, afhankelijk van of ze gebaseerd zijn op gelijkheid of verschil.

A
  • Symmetrische en complementaire interactie
  • Ze kunnen worden beschreven als relaties die gebaseerd zijn op gelijkheid of verschil. In het eerste geval hebben partners de neiging om elkaars gedrag te spiegelen en kan hun interactie dus symmetrisch worden genoemd. In het tweede geval vult het gedrag van de ene partner dat van de andere aan en vormt het een ander soort gedragsgestalt en wordt het complementair genoemd. Symmetrische interactie wordt gekenmerkt door gelijkheid en het minimaliseren van verschil, terwijl complementaire interactie gebaseerd is op het maximaliseren van verschil.
  • Een complementaire relatie kan bepaald worden door de sociale of culturele context (zoals in het geval van moeder en kind, arts en patiënt, of leraar en student), of het kan de idiosyncratische relatiestijl van een bepaalde dyade zijn
  • Voor nu kunnen we eenvoudigweg ons laatste voorlopige axioma stellen: Alle communicatieve uitwisselingen zijn ofwel symmetrisch ofwel complementair, afhankelijk van of ze gebaseerd zijn op gelijkheid of verschil. (p. 51)
50
Q

Welke opmerking is er bij het axioma: Alle communicatieve uitwisselingen zijn symmetrisch of complementair, afhankelijk van of ze gebaseerd zijn op gelijkheid of verschil.A

A

Ze beschrijven dit patroon van buitenaf, zonder rekening te houden met hoe de betrokkenen dit zelf ervaren. Zouden de deelnemers aan een symmetrisch interactiepatroon zelf ook vinden dat ze het verschil zo klein mogelijk maken, dat ze hetzelfde doen als hun partner?

51
Q

Wat is pathologische communicatie?

A
  • Visie op psychopathologie: ‘individuele pathologie’ wordt ‘interpersoonlijke, communicatieve pathologie’.
  • Elk van de axioma’s impliceert, als uitvloeisel, bepaalde inherente pathologieën
  • De pragmatische effecten [ = gedragsmatige gevolgen] van deze axioma’s kunnen het best worden geïllustreerd door ze te relateren aan verstoringen die zich kunnen ontwikkelen in de menselijke communicatie.
  • Het zal duidelijk worden dat de gedragsmatige gevolgen van dergelijke verschijnselen vaak overeenkomen met verschillende individuele psychopathologieën, zodat (…) we een ander kader voorstellen waarin het gedrag dat gewoonlijk wordt gezien als symptomatisch voor geestesziekten kan worden bekeken.
52
Q

Welke verstoringen zijn er van de communicatie zijn er ij het volgende axioma: De onmogelijkheid om niet te communiceren?

A

Het dilemma van de schrizofreen
* Deze patiënten gedragen zich
* (1) alsof ze proberen te ontkennen dat ze communiceren, en
* (2) vinden het dan nodig om ook te ontkennen dat hun ontkenning zelf een communicatie is.
* Van ze gaan ‘schizofreens’ speken = de patiënt lijkt te willen communiceren, zonder echter de verplichting te accepteren die inherent is aan alle communicatie.
* Schizofreen” is een taal die het aan de luisteraar overlaat om een keuze te maken uit vele mogelijke betekenissen die niet alleen van elkaar verschillen maar zelfs onverenigbaar met elkaar kunnen zijn.
* Zo wordt het mogelijk om alle aspecten van een boodschap te ontkennen.
* Bij verder bevragen kan de patiënte zeggen ‘Ik zal wel gek zijn!’ of als iemand een bepaalde betekenis er uitpikt, ‘Oh nee, dit is helemaal niet wat ik bedoelde
* Disqualificatie van communicatie

53
Q

Wat wordt bedoeld met disqualificatie van communicatie?

A
  • De poging om niet te communiceren zal bestaan in elke andere context waarin de verbintenis die inherent is aan alle communicatie moet worden vermeden.
  • Voorbeeld van de twee vliegtuigpassagiers die elkaar nooit eerder ontmoetten (en elkaar wellicht niet meer zullen ontmoeten). B wil een gesprek beginnen met A. A kan verschillende dingen doen: 4 mogelijkehden
54
Q

Leg het Voorbeeld van de twee vliegtuigpassagiers die elkaar nooit eerder ontmoetten (en elkaar wellicht niet meer zullen ontmoeten). B wil een gesprek beginnen met A. A kan verschillende dingen doen.

Geef de 4 mogelijkehden

A

Mogelijkheid 1: “Afwijzing” van communicatie: expliciet zeggen dat men wil met rust gelaten worden = gaat in tegen sociale codes, er zal een vervelende sfeer ontstaan en een relatie is niet vermeden

Mogelijkheid 2: “Acceptatie” van communicatie - mogelijks tegen zijn/haar zin een gesprek aangaan

Mogelijkheid 3: “Diskwalificatie” van communicatie
* … de belangrijke techniek van diskwalificatie = hij kan communiceren op een manier die zijn eigen communicatie of die van de ander ongeldig maakt. (57)
* Door zichzelf tegen te spreken, absurditeiten te zeggen, van onderwerp te veranderen, zinloos uit te weiden, zinnen niet af te maken, onbegrijpelijke dingen te zeggen, metaforen letterlijk opvatten of omgekeerd, enzovoort. = onzinnig taalgebruik.

**Mogelijkheid 4: **
* Er is een vierde reactiepassagier die A kan gebruiken om zich te verdedigen tegen B’s welsprekendheid: hij kan slaperigheid, doofheid, dronkenschap, onkunde van het Engels, of elk ander gebrek of onvermogen veinzen dat communicatie gerechtvaardigd onmogelijk maakt.

55
Q

Welke verstoringen van de communicatie zijn er bij het volgende axioma: “De niveaustructuur van communicatie (inhoud en relatie)”

A
  • Voorbeeld van een koppel: de man nodigt een vriend uit zonder hierover te overleggen met zijn partner. Hoewel ze beiden akkoord gingen met de inhoud = het is passend om hem uit te nodigen, hadden ze toch een fikse ruzie (relatie).
  • Definition of self and other
  • Confirmation
  • Rejection
  • Desconfirmation

=> Een analyse op betrekkingsniveau + toegepast
=> Niveaus van interpersoonlijke waarneming
=> De mogelijkheid van misverstanden:
=> Ondoordringbaarheid

56
Q

Geef de definitie van zelf en ander.

A
  • Mensen communiceren op het betrekkingsniveau niet over feiten buiten hun relatie, maar bieden elkaar definities aan van hun relatie, en bijgevolg, van henzelf.
    • Vb: Vriend komt langs en je zegt: “Daar staat een stoel.” = inhoud
      Op betrekkings(=relatie-niveau): “ik zie mij als jouw vriendelijke en verwelkomende gastheer en ik zie jou als mijn tevreden gast”. Ik zie de relatie als een relatie tussen gastheer en gast.
  • Verwijzing naar cumming
  • o P biedt O een definitie aan van P (zelf)
57
Q

Leg de verwijzing naar cummings uit bij de definitie van zelf en ander.

Geef hier de opmerking bij.

A
  • Ik heb voorgesteld dat veel van wat Langer “de loutere uitdrukking van ideeën” of symbolische activiteit omwille van zichzelf heeft genoemd, bij normale mensen het functioneren is van het voortdurend opnieuw opbouwen van het zelfconcept, van het aanbieden van dit zelfconcept aan anderen ter bekrachtiging, en van het accepteren of verwerpen van het zelfconceptuele aanbod van anderen. Ik heb verder aangenomen dat het zelfconcept voortdurend moet worden herbouwd als we als mensen en niet als objecten willen bestaan, en het zelfconcept wordt voornamelijk herbouwd in communicatieve activiteit.
  • OPM. We komen hier op iets paradoxaals uit: we hebben het over een interpersoonlijke psychologie, maar die blijkt toch uiteindelijk altijd weer persoonlijk te zijn. “Al het interpersoonlijke is persoonlijk, en al het persoonlijke is interpersoonlijk.”
58
Q

Leg uit: o P biedt O een definitie aan van P (zelf)

A
  • [Deze definities hebben hun eigen hiërarchie van complexiteit. Dus, om een willekeurig uitgangspunt te nemen, persoon P kan de ander, O, een definitie van zichzelf geven. P kan dit op een van de vele mogelijke manieren doen, maar wat en hoe hij ook communiceert op inhoudelijk niveau, het prototype van zijn metacommunicatie zal zijn “Dit is hoe ik mezelf zie [in relatie tot jou in deze situatie]”.
  • Het ligt in de aard van menselijke communicatie dat er nu drie mogelijke reacties zijn van O op de zelfdefinitie van P, en ze zijn alle drie van groot belang voor de pragmatiek van menselijke communicatie. (65)
  • OPM.
  • Vraag: verlaten we hier niet het domein van gedrag zoals dat door buitenstaanders wordt van betekenis voorzien (zie ‘referentiekader’)?
59
Q

Leg Confirmation uit als verstoring van de communicatie zijn er bij het volgende axioma: “De niveaustructuur van communicatie (inhoud en relatie)”

A
  • O kan P’s definitie van zichzelf accepteren (bevestigen)
  • Voor zover we kunnen zien, is deze bevestiging van P’s kijk op zichzelf door O waarschijnlijk de grootste factor die mentale ontwikkeling en stabiliteit garandeert die tot nu toe uit onze studie van communicatie naar voren is gekomen.
  • Het lijkt erop dat, afgezien van het louter uitwisselen van informatie, de mens met anderen moet communiceren omwille van zijn zelfbewustzijn
  • Met andere woorden, menselijke communicatie gaat over veel meer dan het uitwisselen van informatie! Er is een belangrijk existentieel aspect aan communicatie dat aan onze aandacht ontsnapt als we communicatie enkel opvatten als mededeling binnen een zender-ontvanger gebeuren of gedrag dat gedrag oplegt aan anderen, van buitenaf bekeken!
60
Q

Leg Rejection uit als verstoring van de communicatie zijn er bij het volgende axioma: “De niveaustructuur van communicatie (inhoud en relatie)”

A

De tweede mogelijke reactie van O op P’s definitie van zichzelf is afwijzing.
* Afwijzing veronderstelt echter, hoe pijnlijk ook, op zijn minst een beperkte erkenning van wat wordt afgewezen en ontkent daarom niet noodzakelijkerwijs de realiteit van P’s kijk op zichzelf. In feite kunnen bepaalde vormen van afwijzing zelfs constructief zijn, zoals bijvoorbeeld de weigering van een psychiater om de zelfdefinitie van een patiënt te accepteren in de overdrachtssituatie waarin de patiënt typisch probeert zijn “relatiespel” op te leggen aan de therapeut.

61
Q

Leg Desconfirmation uit als verstoring van de communicatie zijn er bij het volgende axioma: “De niveaustructuur van communicatie (inhoud en relatie)”

A
  • De derde mogelijkheid is waarschijnlijk de belangrijkste, zowel vanuit pragmatisch als psychopathologisch oogpunt
  • Disconfirmatie, zoals we die aantreffen in pathologische communicatie, houdt zich niet langer bezig met de waarheid of valsheid (…) van P’s definitie van zichzelf, maar ontkent eerder de realiteit van P als de bron van zo’n definitie. Met andere woorden, terwijl afwijzing neerkomt op de boodschap “Je hebt het mis”, zegt disconfirmatie in feite “Je bestaat niet”.
  • Of, om het in meer rigoureuze termen te zeggen, als bevestiging en verwerping van het zelf van de ander in de formele logica gelijk zouden worden gesteld aan respectievelijk de begrippen waarheid en valsheid, dan zou de ontkrachting overeenkomen met het begrip onbeslisbaarheid
  • Het belang van erkenning
    • Martin Buber
    • William James
    • Ronals Laing
62
Q

Leg de theorie van Martin Buber uit over het belang van erkenning.

A

In de menselijke samenleving op alle niveaus bevestigen mensen elkaar op een praktische manier, tot op zekere hoogte, in hun persoonlijke kwaliteiten en capaciteiten, en een samenleving kan menselijk worden genoemd in de mate waarin haar leden elkaar bevestigen.
* Elke menselijke interactie impliceert een zekere mate van bevestiging, in elk geval van de fysieke lichamen van de deelnemers, zelfs wanneer de ene persoon de andere neerschiet.
* Het kleinste teken van herkenning van een ander bevestigt tenminste iemands aanwezigheid in zijn wereld.
* William James schreef ooit: “Er is geen duivelsere straf te bedenken, zelfs als zoiets fysiek mogelijk zou zijn, dan dat iemand wordt losgelaten in de maatschappij en absoluut onopgemerkt blijft door alle leden ervan

63
Q

Leg de theorie van William James uit over het belang van erkenning.

A
  • Het sociale zelf van een mens is de erkenning die hij krijgt van zijn soortgenoten. We zijn niet alleen kuddedieren, die graag in het zicht van hun soortgenoten zijn, maar we hebben ook een aangeboren neiging om onszelf te laten opmerken, en wel op een gunstige manier, door onze soortgenoten.
  • Er is geen duivelsere straf te bedenken, als zoiets fysiek mogelijk zou zijn, dan dat iemand wordt losgelaten in de maatschappij en absoluut onopgemerkt blijft door alle leden ervan. [citaat Ronald Laing]
  • Als niemand zich omdraaide als we binnenkwamen, antwoordde als we spraken of lette op wat we deden, maar als iedereen die we tegenkwamen ons ‘doodsloeg’ en deed alsof we niet-bestaande dingen waren, zou er al snel een soort woede en machteloze wanhoop in ons opborrelen, waarvan de wreedste lichamelijke martelingen een opluchting zouden zijn; want deze zouden ons het gevoel geven dat we, hoe slecht onze situatie ook was, niet zo diep gezonken waren dat we helemaal geen aandacht meer waard waren. (William James uit Principes van de psychologie, deel I, 293)
64
Q

Leg de theorie van Ronald Laing uit over het belang van erkenning.

A
  • Ik begon een sessie met een schizofrene vrouw van vijfentwintig, die in een stoel op enige afstand van mij ging zitten, terwijl ik half tegenover haar in een andere stoel zat. Na ongeveer tien minuten waarin ze niet had bewogen of gesproken, begonnen mijn gedachten af te dwalen naar mijn eigen preoccupaties. Temidden daarvan hoorde ik haar met een heel klein stemmetje zeggen: ‘Oh ga alsjeblieft niet zo ver bij me vandaan.’
  • Naar mijn mening was het belangrijkste wat ik op dat moment moest doen, bevestigen dat ze mijn feitelijke terugtrekking van mijn ‘aanwezigheid’ correct had geregistreerd.
  • Het enige wat ik dus tegen mijn patiënte kon zeggen was: ‘Het spijt me.’
65
Q

Geef een voorbeeld van een analyse op betrekkingsniveau van de verstoringen van De niveaustructuur van communicatie (inhoud en relatie).

A

Een moeder legt een situatie voor aan de psycholoog/psychotherapeut:
* “Mijn zoon (14 jaar oud) slaapt ‘s nachts niet. Hij is de ganse nacht aan het gamen. Ik heb me kwaad gemaakt omdat hij een headset gebruikt en zijn vader wakker houdt. ‘s Ochtends heb ik heel veel werk om hem uit zijn bed te krijgen.”

**Wat gebeurt op betrekkingsniveau (“tussen de lijntjes”):
* P=>P = ‘Ik zie mezelf als een goede en bezorgde moeder, maar ik twijfel wel of ik een goede en competente moeder ben’.
* P=>O = ‘ik zie jou als iemand die naar mij en mijn verhaal luistert zonder te (ver)oordelen’ ‘ik zie jou als iemand die mij ondersteunt en geruststelt’
* P=>R = ‘ik zie onze relatie als een relatie waarin jij mij steunt en au sérieux neemt en mij een beetje geruststelt dat ik een goede moeder ben, dat ik het nog een beetje goed doe’

**Wat gebeurt op betrekkingsniveau: **
* De reactie van de psycholoog kan voor moeder betekenen dat haar perspectieven op zichzelf, de psycholoog en de relatie worden bevestigd (confirmation), verworpen (rejection) of genegeerd (disconfirmation).
* niet veroordelende belangstellingsvragen: grootste kans op bevestiging (confirmation)
* ongevraagd advies: kans op rejection (ben ik dan geen goede moeder misschien?)
* op iets anders ingaan, over iets totaal anders beginnen spreken (negatie of disconfirmation)

66
Q

Geef een toegepast voorbeeld van een analyse op betrekkingsniveau van de verstoringen van De niveaustructuur van communicatie (inhoud en relatie).

A

**Een moeder legt [op inhoudsniveau] een situatie voor aan de psycholoog/psychotherapeut:
* “Mijn zoon (14 jaar oud) slaapt ‘s nachts niet. Hij is de ganse nacht aan het gamen. Ik heb me kwaad gemaakt omdat hij een headset gebruikt en zijn vader wakker houdt. ‘s Ochtends heb ik heel veel werk om hem uit zijn bed te krijgen.”
* Psycholoog: “Ik merk dat je je als zijn moeder veel zorgen maakt. Waar maak je je het meest zorgen over?” – kans op confirmation
* *Psycholoog: “Ik zou hem ‘s nachts geen toegang geven tot zijn PlayStation of tot internet. Het lijkt me toch echt niet verstandig om hem ‘s nachts te laten gamen.”—kans op rejection
* Psycholoog: “We moeten het nog over de betaling van de sessies hebben, kan dat nu?”—kans op disconfirmation

**Daarop kan O op drie manieren antwoorden [op betrekkingsniveau]:
* (1) OP ‘ik zie jou als een terecht bezorgde en goede moeder’; OO ‘ik zie mezelf als iemand die in de eerste plaats naar jouw verhaal luistert’; OR ‘je vraagt mij jou te steunen en gerust te stellen’ = confirmation
* (2) OP ‘ik accepteer jou niet als een bezorgde en goede moeder’; OO ik zie mezelf niet als iemand die in de eerste plaats naar jouw verhaal luistert, maar als iemand die jou moet zeggen wat je moet doen, omdat je het zelf niet kan/weet’; OR ‘ik ga jou niet geruststellen en steunen in jouw zelfkijk, maar jou inhoudelijk advies geven en jou verbeteren’ rejection
* (3) ‘ik negeer/ga voorbij aan/merk niet op (…) jouw perspectieven op jezelf, op mij en op onze relatie’ = disconfirmation

67
Q

Leg de mogelijkheid van misverstanden uit.

A
  • Moeder denkt dat de psycholoog haar als een slechte moeder ziet.
  • p→(o → p) [zo denk ik dat jij mij ziet]
  • Maar misschien ziet de psycholoog haar niet als een slechte moeder.
  • Moeder denkt dat de psycholoog denkt dat zij [moeder] zichzelf ziet als iemand die geen goede moeder is.
  • p→(o →(p →p)) [zo denk ik dat jij denkt dat ik mezelf zie]
  • Maar misschien ziet de psycholoog moeder wel als iemand die van zichzelf denkt dat ze een goede moeder is.
  • Moeder denkt dat de psycholoog denkt dat zij over de psycholoog denkt dat deze haar ziet als een slechte moeder.
  • p→(o →(p →(o →p))) [zo denk ik dat jij denkt dat ik denk dat jij mij ziet]
  • Maar misschien denkt de psycholoog niet dat moeder over haar (de psycholoog) denkt dat zij haar ziet als een slechte moeder.
  • Moeder denkt dat de psycholoog denkt dat zij over de psycholoog denkt dat deze haar ziet als iemand die zichzelf een slechte moeder vindt.
  • p→(o →(p →(o →(p →p)))) [en wie kan nu nog volgen???]
  • Enzovoort.
  • Probleem zal zijn dat men elkaar mis begrijpt op een onbeseft niveau van de hiërarchie van interpersoonlijke perspectieven! = is heel moeilijk te achterhalen waar het precies fout loopt
68
Q

Leg ondoordringbaarheid uit.

A

Blindheid kan ontstaan op een eerste niveau van de hiërarchie:
* Op P’s boodschap ‘zo zie ik mezelf’ antwoordt O met een boodschap ‘zo zie ik jou’ die niet congruent is = cf. ons voorbeeld
* [p→p] is niet congruent met [o→p] en p merkt deze blindheid op
* P’s idee over zichzelf (=Ik zie mezelf als een goede en bezorgde moeder die jouw ondersteuning nodig heeft), wordt niet opgemerkt en genegeerd door O. die ongevraagd advies geeft = blindheid op eerste niveau van de hiërarchie
* Bijvoorbeeld: moeder merkt dit op en zegt: Ik vraag geen advies, ik wil gewoon mijn verhaal doen en van jou horen dat ik het nog zo slecht niet doe gegeven de omstandigheden …

Blindheid op een tweede niveau van de hiërarchie (wat vaker voorkomt):
* Ik zie mezelf als “een bezorgde moeder die geruststelling nodig heeft dat ze het nog zo slecht niet doet”, wordt niet opgemerkt en genegeerd door O. en moeder merkt dit niet op.
* P merkt niet op dat zijn/haar boodschap niet doorgekomen is bij O
* Dit is blindheid voor blindheid. [P is blind voor de blindheid van O]
* En dit komt in het dagelijks leven en in de klinische praktijk vaker voor!
* Nogmaals: de kans op misverstanden die niet zomaar opgemerkt kunnen worden omdat ze zich op een verschillend niveau in de hiërarchie bevinden is zeer groot.
**

69
Q

Wat is de hermeneutische wende?

A

Laatste decennia van de vorige eeuw zagen **een verschuiving van meer objectivistische benaderingen van bepaalde disciplines naar een meer interpretatieve benadering. **

Bijvoorbeeld in de psychologie:
 	
Albert Bandura – zie ook bij ‘agency’ * Bandura hing het behaviorisme aan.  * Maar: hij beargumenteerde al in de veertiger jaren van de vorige eeuw het belang van observationeel leren en modelling – observatie van modellen = de meer efficiënte manier om te leren. * + als bekrachtiging werkt dan is dit omdat het de manier van denken van mensen wijzigt. [Hoe ze de wereld interpreteren.]  * Behaviorisme (van zijn tijd) focuste op uiterlijke stimuli en responses >< Bandura focuste op het (interne) denken dat de twee verbond = het cognitieve deel van zijn sociaal cognitieve theorie.
70
Q

Aanvullen

A