Gastcollege: Kinderkanker Flashcards

1
Q

Welke 2 soorten onderzoek zijn er?

A
  • Kwantitatief onderzoek
  • Kwalitatief onderzoek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het verschil tussen Kwantitatief- en kwalitatief onderzoek?

A

Kwantitatief onderzoek
* Bv. Vragenlijsten
* Kwantitatieve data (cijfertjes)
* Genereert statistieken (gemiddelden, verbanden, etc.)
* -> doel = generaliseren

Kwalitatief onderzoek
* Bv: interviews of focusgroepen
* Focus op ervaringen en beleving
* Diepgaander
* Doel = beter begrijpen van bepaalde ervaringen/groepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer gebruiken we Kwantitatief onderzoek?

A

Afhankelijk van de probleemstelling en onderzoeksvragen! Bijvoorbeeld:
* Gerichte voorkennis aanwezig + toetsen van theorie of hypothese
* Grote groep respondenten beschikbaar
* Belang van generalisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe wordt er aan kwantitatief onderzoek gedaan?

A
  • Bv: Vragenlijsten met meerkeuze mogelijkheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wanneer gebruiken we kwalitatief onderzoek?

A

Afhankelijk van de probleemstelling en onderzoeksvragen! Bijvoorbeeld:
* Weinig voorkennis aanwezig (exploratief onderzoek)
* De onderzoekproblematiek is complex, onoverzichtelijk, gevoelig of taboe
* Respondentengroep is moeilijk te bereiken
* Gaat over beleving of betekenisverlening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe wordt er aan kwalitatief onderzoek gedaan?

A

Interview
* Individuele interviews, koppelinterviews, gezinsinterview of focusgroepen
* Face to face of online
* Respondenten kunnen antwoorden wat ze willen en hoelang ze willen

Observatie
* Observeren in het veld
* Onderzoeker is aanwezig
* Door deel te nemen “leert” men hoe dingen in elkaar zitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke soorten interviews zijn er?

A
  1. Open interview
    * Volledig ongestructureerd
    * Eén beginvraag en doorvragen
  2. Semi-gestructureerd interview
    * half-gestructureerd
    * Topiclijst met onderwerpen vastgelegd: per onderwerp een beginvraag
  3. Gestructureerd interview
    * Zo goed als volledig gestructureerd
    * Voornamelijk gesloten vragen
    * Minder/geen ruimte om af te wijken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn focusgroepen?

A
  • Groepsinterview
  • Meestal 6-10 deelnemers
  • Moderator die begeleidt + ‘keep the group on topic’
  • Notulist zorgt voor opname en notities
  • Focus = op voorhand opgestelde discussietopics
  • Data = alles wat de respondenten zeggen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is kwalitatieve data-analyse?

A
  • Thematische analyse
  • Interpretatieve Fenomenologische Analyse (IPA)
  • Multi family member interview analyse
  • Grounded theory
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welk is nu de “beste” methode?

A
  • belangrijk: ze zijn gelijkwaardig & even wetenschappelijk!
  • Afhankelijk van onderzoeksvraag
  • Elke methode heeft specifieke sterktes en zwaktes
  • Soms combinatie van beide mogelijk
    o bv. kwalitatief als vooronderzoek voor kwantitatief
    o bv. kwalitatief als verdieping van kwantitatief
    o bv. mixed method studies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke modelijke onderliggende theorieën zijn er?

A
  • Essentie: Zonder theoretisch model
    o Arbitraire selectie van variabelen
    o Willekeurige interpretatie van resultaten
  • Alle interpersoonlijke modellen kunnen basis zijn voor onderzoek
  • Bv.
    o **Sociaal Ecologisch model **(Bronfenbrenner, 1977)
    o (Dubbel) ABCX-Model (Hill, 1958; McCubbin & Patterson, 1983)
    o **Pediatrisch Psychologisch Preventie model **(Kazak, 2006
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Geef het sociaal-ecologisch model

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Geef het (Dubbel) ABCX model

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Geef het PEDIATRISCH PSYCHOLOGISCH PREVENTIE MODEL

A
  • Minimaal aandacht aan universele gezinnen (Genoeg met tips en handvaten)
  • Targeted gezinnen hebben psychologische ondersteuning nodig
  • Klinische gezinnen: samenwerken met externe partners
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar moet er op gelet worden bij de modellen?

A
  • Kwalitatief onderzoek is veel minder gebaseerd op een onderliggend theoretisch model!
  • Redenen:
    o Weinig literatuur en/of geschikte theoretische modellen
    o Gaat over “ervaring” / subjectiviteit <-> modellen ~ generaliseren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welk onderzoek naar kinderkanker deed de professor?

A
  • Families and childhood cancer: A study on crisis, resources and adaptation (Dr. Marieke Van Schoors)
  • Combinatie van kwantitatief en kwalitatief onderzoek
    o Kwantitatief: vragenlijsten bij 137 gezinnen
    o Kwalitatief: interviews met 10 mama’s, 10 papa’s en 10 broers/zussen
  • Onderliggend theoretisch kader = dubbel ABCX model (McCubbin & Patterson)
  • In samenwerking met UZ Gent, UZ Antwerpen, UZ Leuven en UZ Brussel
  • Olv. Prof. Dr. Lesley Verhofstadt & Prof. Dr. Liesbet Goubert
17
Q

Wat is kanker?

A
18
Q
A
19
Q

Wat is kanker voor gezinnen?

A
  • “Eén oktober 2014, datum diagnosestelling. Dat was de dag dat de hemel naar beneden kwam.”
  • “Op dat moment voel je je eigenlijk koud en warm tegelijk. En het lijkt alsof dat daar ineens de Chinese muur voor uw neus staat. En ge vraagt u onmiddellijk koortsachtig af van ‘hoe moeten wij daarover geraken?’ ”
20
Q

Op wie is er een impact bij kinderkanker?

A
21
Q

Wat waren de onderzoeksvragen van het doctoraat?

A
  1. Wat zijn de gevolgen van kinderkanker voor gezinnen, de individuele gezinsleden en de partnerrelatie van de ouders?
  2. Welke hulpbronnen zijn helpend?
    a. Deel 1: De impact op het gezin
    b. Deel 2: De impact op de individuele gezinsleden
    c. Deel 3: De impact op de partnerrelatie
22
Q
A