Leesbegripstoornis (Reading Comprehension Impairment) Flashcards

1
Q

Patroon leesbegripstoornis

A

Kinderen met een leesbeperking (ook wel slechte begrip genoemd) hebben een patroon van leesproblemen dat sterk contrasteert met dat bij dyslexie. Deze kinderen herkennen woorden nauwkeurig, maar hebben problemen met het begrijpen van de betekenis van wat ze met normale nauwkeurigheid en snelheid hardop kunnen voorlezen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Lezen

A

Lezen is het cognitieve proces van het begrijpen van spraak dat wordt opgeschreven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Begrijpend lezen

A
  • structurele aspecten (kennis, werkgeheugen)
  • functionele aspecten (oriënteren, coherentievorming en leesstrategieën)
    Een krachtige oorzaak van mislukte leesvaardigheid is slechte decodering.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Normale ontwikkeling tekstbegrip

A

Het lezen en begrijpen van een tekst is een complexe taak waarbij veel, zo niet alle, processen betrokken zijn bij het begrijpen van gesproken taal. Er is een duidelijk onderscheid tussen het kunnen decoderen of voorlezen van een tekstpassage en het kunnen begrijpen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Simple View of Reading- model

A

Het Simple View of Reading-model wordt gevormd door het idee dat voldoende decodering nodig is, maar niet voldoende genoeg voor begrip. Dit model wordt uitgedrukt als de formule R = D x C:

Begrijpend lezen (R) is het product van Decodering (D) (tekst vertalen in geluiden, inclusief stil lezen) en taalbegrip (C) (mondeling/geschreven taal begrijpen, de betekenis van iets begrijpen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Niveau van tekstbegrip volgens Kintsch en Rawson

A
  1. Taalniveau (eerste niveau van tekstbegrip): verwijst naar basisprocessen die betrokken zijn bij het herkennen en begrijpen van woorden in een tekst en het toewijzen van deze woorden aan hun rollen in zinnen.
  2. Semantisch niveau (tweede niveau van tekstbegrip): de lezer moet een semantische weergave van de beoogde betekenis van een passage construeren, en dit vereist processen die werken op niveaus hoger dan het woord.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hyperlexia

A

Goed in herkennen, slecht in begrip

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Pragmatische vaardigheden

A

zijn gerelateerd aan ons vermogen om de taal op de juiste manier te gebruiken, betekenissen over te brengen en conclusies te trekken die verder gaan dan de ‘gegeven informatie’ om de door de spreker beoogde betekenis te bepalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Begripsbewaking (3 stappen)

A
  1. Planning van activiteiten voorafgaand aan het lezen (overwegen wat het doel van lezen is en wat de lezer uit de tekst wil halen).
  2. Zelfevaluatie.
  3. Revisie tijdens het lezen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Afwijkende ontwikkeling - leesbegripstoornis

A

Samenvattend kan worden gesteld dat, hoewel kinderen met een leesbegrip stoornis kunnen worden omschreven als kinderen met intacte decodeervaardigheden, de hierboven beschreven experimentele studies subtiele verschillen laten zien in de manier waarop deze kinderen hun leesvaardigheden hebben ontwikkeld in vergelijking met kinderen die zich doorgaans ontwikkelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Behandeling- metacognitieve strategieën

A

Deze strategieën zijn gebaseerd op taalkundige en cognitieve bronnen en kunnen worden gebruikt om kinderen te helpen bij het bouwen van coherente mentale modellen van de teksten die ze lezen. Metacognitieve strategieën die aanwezig moeten zijn voor bekwaam tekstbegrip: Voorspel, bevraag, verduidelijk, vat samen en stel je voor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Behandeling- wederzijds onderwijs

A

In wederzijds onderwijs wordt kinderen eerst getoond hoe de strategieën toe te passen door hun leraar, die het proces modelleert. Kinderen lezen vervolgens een stukje tekst, paragraaf voor paragraaf, en ze leren de strategieën oefenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Etiologie - biologisch

A

het is waarschijnlijk dat slecht begrijpend lezen het product is van genetische risicofactoren die verband houden met verschillen in de ontwikkeling van hersenmechanismen, die verantwoordelijk zijn voor de mondelinge taal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Etiologie - cognitief

A
  • een causaal model van leesproblemen waarbij verschillende klassen van mondelinge taalvaardigheden oorzaken zijn van verschillende soorten leesproblemen.
  • tekort in het semantische systeem
  • Lezers met zwak begrip herinneren zich niet alleen minder items correct in verbale werkgeheugentaken, maar ze maken ook meer indringingsfouten dan bekwame bevatters, dat wil zeggen dat ze in hun antwoord meer items uit de geheugenlijsten hebben opgenomen die verwerkt zijn, maar nu moeten worden onderdrukt.
  • Kinderen met een zwak begrip blijken moeite te hebben met het afleiden van de betekenis van nieuwe woorden uit de context, een patroon dat ook kenmerkt voor volwassenen met zwakke verbale werkgeheugenvaardigheden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

parsimenteuze theorie over de cognitieve basis

A

beperkingen van het mondelinge taalsysteem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Studies - correlationeel

A
  • kennis van woordbetekenissen is van bijzonder belang voor het begrip van taal
  • in vroege stadia van leren lezen, zijn decodeervaardigheden van groot belang
17
Q

Studies- longitudinaal

A
  • Er kan meer dan één ontwikkelingspad zijn naar leesstoornissen.
  • aard van cognitieve beperkingen kan op complexe manieren veranderen met de leeftijd
18
Q

Samenvatting- patroon begripsstoornissen

A

Begripstoornissen bij het lezen contrasteert sterk met het patroon van leesproblemen bij kinderen met dyslexie. Veel kinderen met een leesbeperking lezen met normale snelheid en nauwkeurigheid, maar hebben grote moeite om te begrijpen wat ze lezen

19
Q

woordherkenningsvaardigheden hangen af van..

A

fonologische vaardigheden

20
Q

begrijpen van gedecodeerde tekst hangt af van …

A

semantische en morfosyntactische (grammaticale) vaardigheden

21
Q

Concluderend Simple View of Reading model

A

kinderen met een zwak begrip zijn met goede decodering, maar slechte luistervaardigheid. De problemen van dergelijke kinderen kunnen ook verband houden met het driehoeksmodel.

22
Q

Gedwongen vaardigheid - belangrijk voor begrijpend lezen

A

Vaardigheid met een aantal te leren elementen, die meestal vroeg in de ontwikkeling worden verworven, bijvoorbeeld basisvaardigheden voor lezen (letterkennis, woorddecodering, enz.). voorschool/basisschool

23
Q

Ongedwongen vaardigheid - belangrijk voor begrijpend lezen

A

Een vaardigheid die geen vast aantal elementen heeft en een uitgebreid ontwikkelingstraject heeft, bijvoorbeeld vocabulaire, algemene kennis. Het heeft dus geen hoeveelheid nummers van woorden (zoals het alfabet). middelbare school/later stadium

24
Q

Lees strategieën bij lezers met goed tekstbegrip

A

Structurele aspecten

  • kennis
  • werkgeheugen

Functionele aspecten;

  • oriënteren
  • coherentievorming
  • leesstrategieën
25
Q

Wat zijn goede lezers?

A

Mensen die een beetje van alles weten. Algemene culturele kennis correleert ongeveer .50 met scores voor begrijpend lezen.

26
Q

Overeenkomsten begrijpend lezen en begrijpend luisteren

A
  • Woordenschat (lexicon)
  • Sequentiële verwerking (één woord per keer)
  • Woordvolgorde om syntaxis (zinsleer) te begrijpen
  • Dezelfde achtergrondkennis
  • Grammatica met hetzelfde verhaal (bijv. Sprookjes, poëzie, verhaal enz.)
27
Q

Grammatica

A

het taalsysteem dat zich bezighoudt met woordvolgorde en morfologie

28
Q

Morfologie

A

is het systeem van taal dat zich bezighoudt met betekeniscomponenten van woorden, en hoe woordbetekenissen kunnen worden veranderd door deze componenten te manipuleren.

29
Q

Microstructuur weergave van tekst

A

De microstructuur hangt af van het creëren van een reeks onderling verbonden idee-eenheden (of proposities) in het geheugen. Het creëren van een coherente weergave van een tekst in een microstructuur is een complexe aangelegenheid en vereist op zijn minst kennis van woordenschat en grammatica (syntaxis en morfologie) en ook de mogelijkheid om gevolgtrekkingen te gebruiken.

30
Q

Wat is het basisleesprofiel van een kind met zwak begrip?

A

Het basisleesprofiel zou een kind zijn dat een passage nauwkeurig leest, maar vragen over de betekenis van de passage zeer slecht beantwoordt. Ze vertonen ook subtiele verschillen in meetnauwkeurigheid die kunnen worden verklaard in termen van de cognitieve tekorten die aan hun leesproblemen ten grondslag liggen.

31
Q

Spoonerismetaak

A

het verwisselen van fonemen tussen overeenkomstige posities in gesproken woorden; bijv. na het horen van “Shopping List” moet het kind “Lopping Shist” zeggen.