Leertaak 5: constructivisme Flashcards

1
Q

Constructivisme

A

De psychologie of filosofie dat lerenden zelf hun kennis en vaardigheden construeren. Het draait om interactie met personen en omgevingen. Is geen leertheorie maar een epistemologie

Kennis is subjectief, wordt door de lerende zelf opgebouwd.
Cognitieve processen vinden plaats in fysieke en sociale contexten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Perspectieven constructivisme

A

A. Exogeen: kennisvergaring is een spiegel van de externe wereld. Die wereld is van invloed door ervaringen, modellen en instructie.

B. Endogeen: Mentale structuren worden gemaakt door eerdere structuren en niet direct door de externe wereld. Kennis is geen spiegel van de wereld maar ontstaat door cognitieve activiteit.

C. Dialectisch: is een combi van bovenstaande. Kennis ontstaat door interactie tussen personen en hun omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Situated cognition

A

Cognitie is niet lost te zien van context, er is een relatie met personen en omgeving.

Is een effectieve manier van leren: kaartlezen in de buitenlucht werkt beter dan leren in lokaal en achteraf toetsen.

Context van de les moet passen bij hetgeen wat je wil overbrengen.
Als lln gewend zijn om klassikaal les te krijgen, kan ontdekkend leren lastig zijn omdat dit een andere context is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Piaget

A

Fundament van constructivistische ideeën.

cognitieve ontwikkeling hangt af van vier factoren:
- biologische volwassenheid
- ervaring met de fysieke omgeving
- ervaring met de sociale omgeving
- equilibration (optimale staat aanpassing)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

equilibration

A

optimale staat van aanpassing of equilibrium tussen cognitieve structuren en omgeving.

Te bereiken door:
- assimilatie: externe situatie aanpassen aan de bestaande cognitieve structuur

  • accommodatie: Bestaande cognitieve structuur aanpassen aan de externe situatie

volgens Piaget cognitief conflict uitlokken bij lerenden (verschil tussen extern en intern)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Fases van Piaget

A

vaste volgorde van cognitieve ontwikkeling volgens Piaget:
- sensomotorische fase (geboorte tot 2): spontane acties, vooral in het heden, snelle ontwikkeling in deze fase.

  • Pre-operationele fase (2-7): kunnen toekomst voorstellen en reflecteren op verleden, kunnen denken in 1 dimensie tegelijk (lengte/formaat etc.), steeds minder egocentrisch. Gebeurtenissen zijn onomkeerbaar, verschil fantasie en werkelijkheid is lastig.
  • Concreet operationele fase (7-11): veel cognitieve groei, abstract denken, minder egocentrisch denken, sociaal taalgebruik, omkeerbaarheid is mogelijk.
  • Formeel operationeel (11 tot volwassen): denken over hypothetische situaties, abstractie, in meerdere dimensies.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Neo-Piagetianen

A

Aannames:
- Cognitieve ontwikkeling hangt af van hersen ontwikkeling, hersenontwikkeling is belemmering voor het denken.
- Mogelijkheden ontwikkeling zich binnen specifieke domeinen. Kinderen kunnen binnen 1 domein verder zijn dan ander domein.
- Kinderen ontwikkelen cognitieve strategieën in relatie met inhoud.
- Instructie en lesgeven zijn van invloed op cognitieve ontwikkeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Instructiemodel van Case

A
  • Sensory/motor (geboorte - 1,5): mentale representaties gekoppeld aan fysieke bewegingen;
  • Relationeel (1,5 - 5): relaties gecoordineerd langs 1 dimensie (gewicht is licht of zwaar etc.)
  • Dimensioneel (5-9): relaties gecoördineerd langs 2 dimensies (gewicht en lengte vergeleken)
  • abstract (11-18,5): gebruik van abstract denken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Kennis representatie (Bruner) / modes of knowledge

A

fases van representatie van kennis:
1. Enactive: motorische reacties, manipuleren van objecten en aspecten omgeving.

  1. Iconic: actie vrije mentale beelden, visuele eigenschappen en gebeurtenissen die kunnen worden veranderd.
  2. Symbolisch: symbool systemen, (taal, reken notatie) op afstand en kunstmatig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Spiraalcurriculum (Bruner)

A
  • Elke stof kan worden aangeleerd maar verschillend in complexiteit.
  • Periodieke herhaling met toenemende moeilijkheid
  • Inhoud in verschillende modaliteiten presenteren

Een volwassene kan een bal gooien, kan hem visualiseren en de diameter berekenen. (fases Piaget)
Deze theorie is constructivistisch omdat lerenden op elke leeftijd betekenis kunnen geven aan stimuli en gebeurtenissen/context/personen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Vygotsky’s sociaalculturele theorie

A

meer nadruk op de sociale omgeving als faciliteerder van ontwikkeling en leren.

  • Kennis wordt co-geconstrueerd door 2 of meer mensen.
  • Zelfregulatie wordt ontwikkeld door internalisatie van acties en mentale operaties die plaatsvinden in sociale interacties.
  • Menselijke ontwikkeling gebeurt door culturele overdracht van gereedschap (taal, symbolen)
  • Taal is het belangrijkste gereedschap. Taal ontwikkelt van sociale taal, naar privétaal naar innerlijke taal.
  • Zone van naaste ontwikkeling: het verschil wat kinderen kunnen alleen en wat ze met anderen kunnen (boven niveau).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Peer assisted learning

A

benaderingen van instructie waarin peers functioneren als een actieve agent in het leerproces.

Zoals: peer tutoring, coöperatief leren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Socially mediated learning

A

Contructivistisch.
Lerenden geven betekenis aan dingen en herzien dit als ze in aanraking komen met nieuw bewijs.

leren is een sociaal bemiddeld proces, er is een relatie tussen lerenden maar er is ook sprake van beïnvloeding door de sociale omgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Constructivistische leeromgevingen

A
  • betekenisvolle problemen aanbieden;
  • leren is gestructureerd rondom aantal kernconcepten;
  • zoeken en waarderen van perspectief studenten;
  • curriculum aanpassen aan veronderstellingen studenten;
  • het leren van studenten binnen de context van lesgeven beoordelen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Discovery learning

A

zelf kennis vergaren. Constueren en testen van hypotheses i.p.v. lezen of luisteren naar leerkracht.
Er is een basiskennis nodig.
Minimale instructie van leerkracht (wel een beetje), leerkrachten geven vorm aan activiteiten waar leerlingen zoeken, verkennen en onderzoeken.
Is niet geschikt voor elk soort leren, werkt minder bij missende voorkennis of onbekendheid met de procedure.

expliciete instructie zorgt voor betere leeruitkomsten, behalve bij gestructureerd ontdekkend leren: beter dan alle andere vormen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Coöperatief leren

A

Komt veel voor, als het onvoldoende gestructureerd is kan het zorgen voor slechtere leerresultaten dan bij klassikale instructie.

De leertaak moet uitgebreid genoeg zijn zodat 1 student er te lang over doet en een groep meerwaarde heeft.