Leerdoelen - splanchnologie - vrouwelijk geslachtsstelsel Flashcards

1
Q

Ovaria

A

eierstokken - parige vrouwelijke gonaden die instaan voor de productie van de eicellen en van vrouwelijke geslachtsorganen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Eileiders

A

tubae uterinae - komen beiderzijds voor - zorgen voor het opvangen en het transport van de geovuleerde eicellen naar de baarmoeder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Uterus

A

baarmoeder - volumineuze orgaan waarin de bevruchte eicel kan ontwikkelen en uitgroeien tot een foetus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Vagina

A

schede - geboortekanaal en vrouwelijk copulatieorgaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Vestibulum vaginae

A

sluit caudaal aan op de vagina - in de bodem van het vestibulum mondt de urethra feminina uit, zodat het vestibulum ook de afvoer van de urine verzorgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Vulva

A

uitwendige opening van het vrouwelijke geslachtsapparaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De eierstokken

A

ovaria

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Mesovarium

A

insereert op het ovarium ter hoogte van de margo mesovaricus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Margo mesovaricus

A

hierlangs bereiken of verlaten de leidingen het ovarium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hilus ovarii

A

de zone waarlangs de leidingen het ovarium bereiken of verlaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Margo liber

A

vrije rand - de rand tegenover de margo mesovaricus die geen aanhechtingen heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Fossa ovarii

A

diepe inkeping - ovulatiegroeve - bij de merrie, op de plaats van de vrije rand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Extremitas tubaria

A

craniale pool van het ovarium - eileider komt hier met haar wijde aanvangssegment tegenaan te liggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Extremitas uterina

A

caudale pool van het ovarium - gericht naar de uterus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Ligamentum ovarii proprium

A

verbind de extremitas uterina - kort en stevig ligament

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Facies lateralis en facies medialis

A

ovaria zijn zijdelings afgeplat zodat 2 facies te onderscheiden zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Ovariele follikels

A

orgaan-specifieke functionale structuren van het ovarium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Corpora lutea

A

orgaan-specifieke functionale structuren van het ovarium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Cortex ovarii of zona parenchymatosa

A

buitenzone

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Medulla ovarii of zona vasculosa

A

bloedvatenrijke zone

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Vesiculaire follikels

A

tertiaire follikels - klein dunwandig blaasje vol follikelvocht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Rijpe follikel

A

Graafse follikels - verder uitgegroeide vesiculaire follikels - de andere involueren en verdwijnen door atresie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Ovulatie

A

eicel komt vrij uit rijpe follikel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Corpus hemorrhagicum

A

deel van de follikel die niet bestaat uit de rijpe eicel en wordt opgevuld met bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Corpus luteum

A

geel lichaam - bloed wordt geresorbeerd en corpus hemorrhagicum vormt zich snel hiertoe om en puilt aan het oppervlak van het ovarium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Corpus luteum cyclicum

A

het gele lichaam verdwijnt aan het einde van de ovariele cyclus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Luteum graviditatis

A

bij dracht groeit het gele lichaam hiertoe uit - blijft veel langer en houd de dracht in stand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Corpus albicans

A

kleine witte bindweefselmassa van de resten van een geinvoleerd corpus luteum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Actieve ovaria

A

vertonen verschillende stadia van follikels en/of corpora lutea - relatief groot en oppervlak is oneffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Inactieve ovaria

A

afwezigheid van vesiculaire en/of rijpe follikels en van corpora lutea

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Infundibulum tubae uterinae

A

wijde trechtervormige beginsegment van de eileider

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Fimbriae

A

talrijke vingervormige uitlopers op de infundibulum tubea uterinae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Fimbriae ovaricae

A

het deel van de fimbriae dat vergroeid is met het ovarium - zorgen ervoor dat het infundibulum steeds dichtbij het ovarium blijft om geovuleerde eicellen op te vangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Ostium abdominale tubae uterinae

A

de fimbriae convergeren in de diepte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Ampulla tubae uterinae

A

licht gekronkelde, relatief wijde craniale deel van de eileider

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Isthmus tubae uterinae

A

dunner, korter en iets meer gekronkeld dan de ampulla

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Pars uterina

A

zeer korte caudale deel van de eileider dat door de baarmoederwand dringt

38
Q

Ostium uterinum tubae

A

pars uterina dat uitmondt in de baarmoeder

39
Q

De baarmoeder

A

uterus

40
Q

Uterus simplex

A

bij primaten - fusie van de parige geslachtstractus is reeds volledig op het niveau van de baarmoeder

41
Q

Uterus bicornis

A

alle huisdieren - twee baarmoederhoornen worden gevormd door de parige craniale delen van de baarmoeder terwijl de centrale en cuadale delen versmolten zijn tot een enkelvoudig baarmoederlichaam

42
Q

Uterus bipartitus

A

dubbel baarmoederlichaam - sommige mammalia

43
Q

Uterus duplex

A

gehele baarmoeder inclusief de baarmoederhals is nog opgesplitst zodat er dan twee uteri voorkomen die apart in de vagina uitmonden - andere zoogdieren

44
Q

Vagina bipartitus

A

vagina duplex - fusie van de parige geslachtstractus gebeurt pas op het niveau van de bagina - lagere mammalia, buideldieren

45
Q

Baarmoederhoornen

A

cornua uteri - cilindrische buisvormige structuren die aansluiten op de eileiders

46
Q

Baarmoederlichaam

A

corpus uteri - bij de merrie behoorlijk ruim

47
Q

Baarmoederhals

A

cervix uteri - voelt aan als stevige, volle structuur - afhankelijk van diersoort en cyclusstadium - dikke stevige wand

48
Q

Cervixkanaal

A

eng lumen van de baarmoederhals die is omgeven door een heel dikke stevige wand

49
Q

Ostium uteri internum

A

hier sluit het cervixkanaal aan op het baarmoederlichaam

50
Q

Ostium uteri externum

A

het internum loopt hier caudaal uit op de vagina

51
Q

Portio vaginalis cervicis

A

kegelvormige uitpuiling in de schede

52
Q

Baarmoedermond

A

uitpuilende portio vaginalis met daarin het centraal gelegen ostium extrenum kan door inspectie vanuit de vagina goed waargenomen worden

53
Q

Baarmoederslijmvlies

A

endometrium - bevat talrijke klieren die naargelang de hormonale situatie min of meer actief zijn

54
Q

Uterusmelk

A

secreet van de klieren in het baarmoederslijmvlies - houdt het lumen vochtig en is tevens een aangepaste voedingsbodem voor de eventuele ontwikkeling van de bevrychte eicel

55
Q

Myometrium

A

tunica muscularis - een inwendige circulaire laag en uitwendige longitudinale laag gladde spieren

56
Q

Perimetrium

A

tunica serosa - laagje bindweefsel dat bekleed is met peritoneum

57
Q

Dracht

A

volume van de baarmoeder neemt toe

58
Q

Schede

A

vagina - rijkt vanaf de cervix uteri tot aan het gebied van de uitmonding van de urethra

59
Q

Vestibulum vaginae

A

begint juist craniaal van de urethra opening en eindigt bij de uitwendige geslachtsopening of vulva

60
Q

Sinus urogenitalis

A

vestibulum vaginae - doet dienst als geboorteweg en als afvoerweg van de urine

61
Q

De schede en schede voorhof

A

vagina et vestibulum vaginae

62
Q

Paries dorsalis

A

dorsale wand

63
Q

Paries ventralis

A

ventrale wand

64
Q

Fornix vaginae

A

craniaal en gewelfd

65
Q

Diverticulum suburethrale

A

uitmonding is opvallend groot - ter hoogte van het ostium urethrae externum

66
Q

De clitoris

A

kittelaar - caudoventraal in het vestibulum vaginae in de mediaanlijn - homoloog aan de penis, behalve dat het de urethra niet omsluit

67
Q

Crura clitoridis

A

2 caudale beginnetjes van de clitoris - hechten vast op de arcus uschiadicus en zijn omgeven door spierweefsel

68
Q

Corpus clitoridis

A

crura convergeren hierin - bevindt zich in de bentrale mediaanlijn van de wand van het vestibulum vaginae

69
Q

Glans clitoridis

A

caudale uiteinde van de clitoris dat min of meer verdikt is - zorgt voor een kleine uitstulping van het slijmvlies dat juist voor de ventrale commissuur van de vulva gelegen is

70
Q

Fossa clitoridis

A

omringt de glans clitoridis en craniaal afgelijnd door een duidelijke mucosaplooi

71
Q

Preputium clitoridis

A

mucosaplooi die de fossa clitoridis aflijnd

72
Q

Corpus cavernosum clitoridis

A

erectiel weefsel van de clitoris

73
Q

M. retractor clitoridis

A

gladde spiervezels die afkomstig zijn vanuit het ligamentum suspensorium

74
Q

Vestibulaire klieren

A

talrijk en relatief groot - ingebed in de wand van het vestibulum vaginea

75
Q

Glandulae vestibulares minores

A

kleine uitmondingen macroscopisch te zien

76
Q

Glandulae vestibulares majores

A

klieren van Bartholin - vormen beiderzijds een kleirpakket - alleen bij de koe en kat

77
Q

Bulbus vestibuli

A

in de zijwanden van het vestibulum vaginea - gegroepeerde plexus van veneuze bloedruimten - te vergelijken met erectiel weefsel

78
Q

M. contristor vestibuli

A

zwakke dwarsgestreepte spier met circulair verloop - sluit crainaal aan op de m. urethralis en caudaal op de m. constictor vulvae

79
Q

Pudendum femininum

A

offiecieel nomenclatuur vulva - klink, vlaams

80
Q

Vulvalippen

A

labia pudendi - labia vulvae - uitwendige vrouwelijke geslachtopening is hierdoor begrensd

81
Q

Rima pudendi

A

rima vulvae - verticale schaamspleet

82
Q

Commissura labiorum dorsalis, afgerond en commissura labiorum ventralis, spits

A

beide vulvalippen komen dier dorsaal en ventraal in samen

83
Q

M. constrictor vulvae

A

dwarsgestreepte spiervezels van de vulvalippen

84
Q

Ligamentum latum uteri

A

grootste deel van het vrouwelijke geslachtsapparaatis hier beiderzijds aan opgehangen - hecht aan het dak van de buikholte en aan de wanden van de bekkenholte

85
Q

Mesometrium

A

insereert zijdelings op de cervix, het corups en de cornua uteri - hier komen ook de leidingen, glad spierweefsel en bindweefsel voor zodat de draagkracht van de ophangband verhoogd wordt

86
Q

Ligamentum intercornuale

A

verbindt de twee baarmoederhoornen dichtbij hun samenkomst

87
Q

Ligamentum teres uteri

A

kleine dubbelplooi die bij een aantal diersoorten op de laterale zijde van het mesometrium voorkomt

88
Q

Mesosalpinx

A

dunne ophangband van de eileider waar op de laterale zijde het mesovarium insereert

89
Q

Mesovarium

A

hangt het ovarium aan op - opgedeeld in mesovarium proximale en mesovarium distale

90
Q

Bursa ovarica

A

diepe nis tussen het mesovarium distale en de mesosalpinx - hierin is het ovarium gelegen