Leerdoelen - splanchnologie - algemeen, lichaamsholten en spijsverteringsstelsel Flashcards
Splanchnologie
studie van de ingewanden/viscera
Visceraal
gelegen tegen de ingewanden
Parientaal
gelegen tegen de lichaamswand of paries
Viscera
de organen die instaan voor de uitwisselingen tussen het lichaam en de buitenwereld en die in verband staan met voeding, ademhaling, excretie en voortplanting - spijsverteringsstelsel - ademhalingsstelsel - urinair stelsel - mannelijk en vrouwelijk geslachtsstelsel
Buikholte
Buikholte
Bekkenholte
cavum pelvis - vooraan in het beenderige bekken en sluit rechtstreeks aan op de buikholte
Borstholte
cavum thoracis - in de borstkas en omsluit een kleinere pericardiale holte
Pelvis
beenderige bekken
Thorax
borstkas
Cavum pericardii
pericardiale holte
Peritoneum
bekleedt de buikholte en bekkenholte
Pleura
bekleedt de borstholte
Pericardium
pericard - omsluit de pericardiale holte
Borstwand
Borstwand
Dorsum
rug
Regio costalis
rug
Regio sternalis
borstbeen
De borstuitgang is afgesloten door het middenrif
scheiding tussen borst- en buikholte
Apertura thoracis caudalis
borstuitgang
Diaphragma
middenrif
Regio abdominis cranialis
craniaal van het dwarse vlak doorheen de laatste ribben
Regio xiphoidea
ventraal - driehoekig gebied tussen de ribbenbogen
Regio hypochondriaca
zijdelings - ter hoogte van de ribkraakbeenderen
Regio abdominis media
tussen dwarse vlak doorheen de laatste ribben en tuber coxae
Hongergroeve
fossa paralumbalis - meest dorsaal - vaak uitgehold gebied tussen de dwarsuitsteeksels van de lendenwervels, de laatste rib en de tuber coxae
Flank
regio abdominis lateralis - zijdelings - tussen laatste rib en plica lateralis
Plica lateralis
huidplooi tussen buikwand en kniestreek - liesplooi/knieplooi/vang
Regio abdominis caudalis
ventrale deel buikstreek - reikt tot tegen de bekkeningang - zijdelings de liesstreek - mediaan de schaamstreek
Liesstreek
regio inguinalis
Schaamstreek
regio pubica
Regio preputialis
zone rond de voorhuid die de penis omsluit
Regio preputialis
zonde van de abdominale en inguinale melkklieren of uier
Regio mammaria
zone van de abdominale en inguinale melkklieren of uier
Regio uberis
zone van de uier
Perineum
damstreek - gebied tussen de taartwortel en de zitbeenknobbels - uitminding van de spijsverteringsbuis en urogenitale stelsel
Regio analis
uitmonding van de anus/aarsopening
Fossa ischiorectalis
diepe kuil zijdelings van anus - bij paard en herkauwers
Regio urogenitalis
meer ventraal - omvat vulva bij vrouwelijke dieren
De peritoneale holte
cavum peritonei
Cavum abdominis
buikholte
Cavum pelvis
bekkenholte
Intra-abdominale gedeelte
buikholte
Intrathorocaal gedeelte
is binnen de borsdkas gelegen - reikt van de laatste rib tot tegen het diaphragma
Buikvlies
peritoneum - vlies waarmee de buikholte inwendig is bekleed
Bekkenholte
cavum pelvis - caudale uitbreiding van de buikholte tot in het beenderige bekken
Processus vaginalis
uitstulping van de buikholte van mannelijke dieren - peritoneum puilt beiderzijds doorheen de buikwand
Canalis vaginalis
uitstulping van de buikholte van mannelijke dieren - peritoneum dringt door het lieskanaal - smal
Cavum vaginale
uitstulping van de buikholte van mannelijke dieren - distale verbreding van canalis vaginalis naar het scrotum
Cavum peritonei
peritineale holte
Buikvlies
peritoneum - dun, glad, vochtig, glanzend vlies - produceert en resorbeert waterig sereus vocht
Buikvocht
waterig sereus vocht dat door het buikvlies wordt geproduceerd en geresorbeerd
Fascia transversalis
bindweefsellaagje waarop het peritoneum rust - vormt de verbinding van het diaphragma, de buikspieren en het periost van de bekkenbeenderen
Intraperitoneaal gelegen organen in buik- en bekkenholte
reeks organen met bijhorende bloedvaten, zenuwen en lymfeknopen - maag, darmen, lever, pancreas, milt, ovarium, eileider, uterus, urineblaas, ductus deferens, ampulla ductus deferentis en zaadblaasje - rondom bekleed met peritoneum
Retroperitoneaal gelegen organen in buik- en bekkenholte
buiten de peritoneale ruimte - nieren en bijnieren - beperkt gedeelte bedekt met peritoneum
Buikvocht
om ervoor te zorgen dat de viscera gemakkelijk ten opzichte van elkaar kunnen bewegen
Pritoneum ingedeeld in 3 vlakken - door uitstulpen viscera in de buik- en bekkenholte
peritoneum parietale - peritoneum visterale - mesontherium
Peritoneum parietale
parieltaal blad - door middel van de fascia transversalis verbonden met de buikwand
Peritoneum viscale
visceraal blad - omgeeft de uitgestulpte ingewanden
Darmscheil
mesonterium - peritoneale dubbelplooi - intermediaire ophangband - vormt de verbinding tussen het parietale blad en het viscerale blad
Maagdarmtractus
mesentretium heeft hier een ingewikkeld uitzicht - veroorzaakt door lengtetoename en draaiingen van spijsverteringskanaal
Urineblaas
verbonden met lichaamswand door linker en rechter ligamentum vesicae laterale en ligamentum vesicae medianum
Vrouwelijke geslachtstractus
wordt in de buikholte beiderzijds met de buikwand verbonden door een ligamentum latum uteri
Mannelijke geslachtstractus
de zaadleiders zijn in de plica urogenitalis gelegen in de buikholte
Excavatio rectogenitalis
tussen het rectum en het geslachtsstelsel met zijn opgang-banden
Excavatio vesicogenitalis
blindzak tussen de urineblaas en geslachtsstelsel
Excavatio bupovesicalis
tussen het bekkenbodem en de urineblaas - reikt niet ver naar caudaal en is veel minder diep
De pleurale holte
cavum pleurale
Borstholte
cavum thoracis - ruimte die binnen de borstkas gelegen is en zich uitstrekt vanuit de borstingang tot aan het diafragma
Pleurale holte
cavum pleura
Mediastinum
mediaan tussenschot dat de borstholte scheidt in een linker en rechter pleurale holte
Borstvlies/pleura
is elk van beide pleurale holten mee bekleed en produceert sereus vocht
Fascia endothoracica
bindweefsellaagje waarop pleura op rust - te vergelijken met de fascia transversalis
Pleura pulmonaris
vormt de verbinding tussen de mediale zijde van iedere long en mediastinum
Ligamentum pulmonale
vormt de verbinding tussen de mediale zijde van iedere long en mediastinum
Pleura costalis
Pleura costalis
Pleura visceralis
zit vast op longkapsel - pleura pulmonalis
Pleura parietalis
borstvlies dat de wand van de pleurale holte bekleed - naargelang plaats - pleura costalis - pleura diaphragmatica - pleura mediastinalis
Cupula pleurae
gewelfte omslagzone tussen de pleura costalis en de pleura mediastinalis
Recessus costodiaphragmaticus
caudolateraal in de borstholte slaat de pleura costalis via een zeer scherpe hoek om in de pleura diaphragmatica - de pleurale holte in dit gebied tussen de borstwand en het diafragma is een spleetvormige ruimte
Borsttussenschot/mediastinum
pleura meidiastinalis van de linker pleurale holte is door middel van los bindweefsel verbonden met de pleura mediastinalis van de rechtzijde - pleurale dubbelplooi die wordt gevormd
Precardiale mediastinum/mediastinum craniale
craniaal van het hart
Cardiale mediastinum/mediastinum medium
dorsaal van het hart - omsloten van het pericard
Postcardiale mediastinum/mediastinum caudale
caudaal van het hart - onderscheid tussen dorsaal en ventraal deel
Het spijsverteringsstelsel
apparatus digestorius
Spijsverteringsbuis
bestaat uit mond, keel, slokdarm, maag, dunne darm, blinde darm, dikke darm en anaalkanaal - wand gevormd door verschillende weefselmantels
De tunica mucosa/slijmvlies
binnenbekleding - bestaande uit een oppervlakte-epitheel rustend op bindweefsel en glad spierweefsel
Tela submucosa
verbindingslaag - slijmvlies is hierdoor goed verschuifbaar ten opzichte van de spierlaag
Tunica muscularis
staat in voor het transport van de inhoud en zorgt bij betasten van het orgaan voor een gevoel van een zekere stevigheid van de wand
Tunica serosa
tunica muscularis is hiermee omgeven waar de spijsverteringsbuis door een lichaamsholte trekt
Tunica adventitia
tunica mescularis is hiermee verbonden met de omgevende organen buiten de lichaamholte
Grote spijsverteringsklieren
de grote speekselklieren, de lever en de pancreas - milt wordt hier ook bij besproken, behoort eigenlijk tot lymfoide weefsel
Parenchymateuze organen
bestaan uit specifiek functioneel weefsel, parenchym, en ondersteunend bindweefsel, stroma
Mond
oris - reikt van de uitwendige mondopening tot aan de keel
Mondholte
cavum oris - bestaat uit een perifeer spleetvormig vestibulum en een centraal gelegen eigenlijke mondholte
Vestibulum oris
gelegen tussen de lippen en de snijtanden, vestibulum oris labiale, en tussen de kiezen en de wangen, vestibulum oris buccale
Eigenlijke mondholte
cavum oris proprium - bij gesloten muil praktisch volledig opgevuld door de tong en gaat caudaal over in de keelholte
Arcus palatoglossus
overgang naar keelholte wordt hierdoor omsloten - een boogvormige slijmvliesplooi die loopt van het gehemelte naar de tongwortel
Tandvlees
gingiva - ter hoogte van de tanden zit het mondslijmvlies stevig vast op de tandalveolen samen met het onderliggend bindweefsel
De lippen
labia - labium
Bovenlip en onderlip
begrenzen de lipspleet die eindigt in de mondhoeken
Lipspleet
rima oris
Mondhoeken
anguli oris
Bovenlip
labium superius
Onderlip
labium inferius
Lipgroeve
philtrum - mediane uitwendige groeve op de bovenlip
De wangen
buccae - bucca
Glandulae buccales
wangspeekselklieren
Het harde gehemelte
palatum durum
Raphe palati
ondiepe groeve in slijmvlies van benige gehemelte - weergave van de vergroeiingslijn tussen de linker en rechter helft van het gehemelte
Rugea palatinae
opeenvolgende dwarse kammen - hoogte neemt caudaalwaarts af
De tong
lingua - spierig orgaan met veel vetweefsel, bindweefsel en tongkliertjes
Apex linguae
tongpunt - vrije en zeer beweeglijke apicale deel van de tong
Corpus linguae
tonglichaam - meest massieve deel van de tong
Corpus linguae
tongwortel - tonglichaam gaat hier caudaal in over zonder duidelijke grens
Papillae linguales
papillen op de tong
Papillae mechanicae
mechanische papillen - goed verhoornd
Papillae filiformes
draadvormige mechanische papillen - vooral op de tongpunt
Papillae conicae
kegelvormige mechanische papillen - vooral op tonglichaam
Papillae lentiformes
lensvomrige mechanische papillen - vooral op tonglichaam
Papilla gustatoriae
smaakpapillen - voorzien van kleine smaakknopjes die instaan voor smaakreceptie
Papillae fungiformes
zwamvormige smaakpapillen - kleine stompe verhevenheden - verzorgen vooral de tastgevoeligheid en in mindere mate de smaakopname - vooral op de rugzijde en zijvlakte van de tong
Papillae vallatae
omwalde smaakpapillen - groter dan de papillae fungiformes - steken niet boven het oppervlak uit - omringd door een cirkelvormige groeve of wal - gering aantal en bilateraal symmetrisch op de bovenzijde van het tonglichaam
Papilla foliatae
bladvormige smaakpapillen - gekenmerkt door opeenvolging van kammetjes en groefjes in een welomschreven ovaal gebied - links en rechts ligt 1 papilla foliata juist rostraal van de plica paptoglossa op de overgang tussen tonglichaam en tongwortel
Tongspieren
dwarsgestreepte spieren die zorgen voor de fijne beweeglijkheid van de tong
Tongriem
frenulum linguae - tongpunt ligt verbonden met de mondholtebodem door een onpare mediane slijmvliesplooi
Hongertepeltjes
carunculae sublinguales - 2 hongertepeltjes onmiddelijk caudaal van de snijtanden waar de afvoerwegen van twee speekselklieren uitmonden
Hongertepeltjes
dentes
Snijtanden
Snijtanden
Haaktanden
canini - C
Premolaren
P
Molaren
M
Kiezen
maaltanden - premolaren en molaren
Melktanden
dentes decidui - eerste tanden