Leerdoelen - splanchnologie - ademhalingsstelsel Flashcards
Het ademhalingsstelsel
apparatus respiratorius - longen, neus, neuskeel, strotterhoofd, luchtpijp, luchtpijptakken
De neus
nasus
De neusgaten
nares
Planum nasale
neusspiegel - de zone is beperkt tot een gebied rond en tussen de neusopeningen en bevat de doorlopende lipgroeve - hond - kat - kleine herkauwers
Lipgroeve
philtrum
Planum nasolabiale
neusspiegel - ook het rostrale deel van de bovenlip is erbij betrokken - rund
Planum rostrale
neusschijf - de bovenlip is er eveneens bij betrokken en vormt met de zone rond de neusopeningen een schijfvormige structuur - varken
De neusholte
cavum nasi
Cavum nasi
neusholte
Septum nasi
wordt de neusholte mee ingedeeld in een linker en rechter neusholte
Vestibulum nasi
voorste gedeelte van de neusholte die bekleed is met cutaan slijmvlies
Traankanaal
ostium nasolactimale - overgang tussen het vestibulum en de resporatorische zone mondt hierin uit
Neusschelpen
conchae - dunne, opgerolde beenplaten, die bekleed zijn met een rijk doorbloed slijmvlies
Basislamel
zit lateraal vast op de benige zijwand van de neus
Spiraallamellen
basislamel die naar mediaal toe spiraalvormig opkrult of opsplitst in twee of meer spiraalvormig lamellen - omsluiten grillige ruimten die ofwel spleetvormig, recessus, ofwel blaasvormig, bullae, ofwel zeer ruim, sinus, zijn - blijven steeds in verbinding staan met de neusgangen
Dorsale neusschelp
concha nasalis dorsalis - lang en slank, hecht vast op het neusbeen en loopt naar rostraal uit op een rechte slijmvliesplooi
Ventrale neusschelp
concha nasalis ventralis - meestal korter en breder dan de dorsale neusschelp, hecht vast op de maxilla en loopt naar rostraal toe uit op een brede slijmvliesplooi die vaak uitwendig zichtbaar is ter hoogte van de neusvleugels
Middenste neusschelp
concha nasalis media - veel kleiner, ligt veel meer caudaal in de neusholte tussen de dorsale en venrale neusschelp en dichtbij de zeefbeenschelpen
Zeefbeenschelpen
ethmoturbinalia - talrijk in de diepte van de neusholte - hechten caudaal vast op het zeefbeen en bekleed met reukepitheel
Dorsale neusgang
meatus nasi dorsalis - reukgang - ligt boven de dorsale neusschelp
Middenste neusgang
meatus nasi medius - sinusgang - is begrensd door de dorsale en ventrale neusschelpen - monden de paranasale sinussen uit
Ventrale neusgang
meatus nasi ventralis - ademgang - is gelegen tussen de ventrale neusschelp en de neusholte bodem - ruimste gang - loopt uit op de choanae - is de rechtsteekse weg voor de luchtpassage voor de ademhaling
Gemeenschappelijke neusgang
meatus nasi communis - is het hoge maar spleetvormige lumen van de neusholte dat langs het neusseptum gelegen is - reikt van de neusrug tot op de neusbodem
Zeefbeengangen
meatus ethmoidales - tussen de zeefbeenschelpen
Neusnevenholten
met lucht gevulde ruimten in de schedelbeenderen - respiratorische epitheel dat de neusholte bekleed, vertoont op verschillende plaatsen grote uitzakkingen die uitpuilen in de schedelbeenderen
Neusbijholten
met lucht gevulde ruimten in de schedelbeenderen - respiratorische epitheel dat de neusholte bekleed, vertoont op verschillende plaatsen grote uitzakkingen die uitpuilen in de schedelbeenderen
Sinus nasales
met lucht gevulde ruimten in de schedelbeenderen - respiratorische epitheel dat de neusholte bekleed, vertoont op verschillende plaatsen grote uitzakkingen die uitpuilen in de schedelbeenderen
Het organum vomeronasale
orgaan van Jacobson - in het rostrale deel van de neusbodem - primitief reukorgaan
De neuskeel
nasopharynx
De larynx
strottenhoofd - stevig aanvoelende verbinding tussen de keel en de luchtpijp - ventraal in de keel functie, ademhaling, slikken en vocalisatie
Larynxwand
bestaat uit 5 larynxkraakbeenderen onderling verbonden door middel van gewrichtjes, ligamenten en talrijke dwarsgetreepte spiertjes met een fijne reflectorische innervatie
Larynxholte
cavum laryngis - bepalend voor de passage lucht en voor de geluidsvorming
Epiglottiskraakbeen
cartilago epiglottica - strotteklep - het onpare epiglottiskraakbeen is een klepvormige stuctuur die het rostroventrale deel van de larynx vormt en die zowel ventraal als dorsaal met een slijmvlies overtrokken is - apex, scherpe voorrand - basis, caudaal breder
Het schildkraakbeen
carilago thyroidea - thyroid - onpaar kraakbeen dat bestaat uit twee ruime zijplaten die ventraal smamenkomen in een stevig verbindingsstuk of corpus
Zijplaten
lamina dextra en lamina sinistra - hebben dorsaal een rostrale hoorn die gewricht vormt met het thyrohyoid en een caudale uitloper die een gewricht vormt met het cricoid
Corpus van schildkraakbeen
stevige mediane kraakbeenplaat
Incisura thyroidea caudalis
diepe caudale insnijding van de corpus
Ringkraakbeen
cartilago cricoidea - cricoid - stevige kraakbeenring die niet vervormbaar is in een grotere diameter heeft dan de tracheaalringen - vorm van een zegelring
Lamina van ringkraakbeen
bovenplaat - is duidelijk breder dan de rest van het cricoid - arcus die versmalt naar ventraal
Crista mediane van ringkraakbeen
zware mediane kam die de bovenplaat draagt
Arykraakbeenderen
cartilago arytaenoideae - arytenoid - parig - onderling geen rechtstreeks contact
Processus vocalis van de arykraakbeenderen
afgeronde ventrale hoek - hier ontspringen de stembanden
Processis corniculatus van de arykraakbeenderen
hoornvormig uitsteeksel op de rostrodorsale hoek
Processus mescularis van de arykraakbeenderen
zware spierkam op de caudodorsale hoek - meerdere larynxspieren hechten hierop aan
De larynxholte
cavum laryngis
Larynxholte
cavum laryngis - limiterend voor de passage van lucht is tevens bepalend voor de geluidsvorming - opgedeeld in 3 componenten
Vestibulum laryngis
larynxholte - vormt de toegang tot de larynx - wordt begrensd door de larynxkroon
Larynxkroon
bestaat uit de epiglottis, de arykraakbeenderen en de beiderzijdse mucosaplooi die deze structuren beiderzijds verbindt
Rima glottidis
glottis - larynxholte - nauwste punt van de ademhalingsweg en heeft een ruitvormig lumen
Stembanden
rima glottidis - de onderste helft van de glottis - v-vormig - wordt omsloten door de linker en rechter stembanden
Echte stemband
plica vocalis - rima glottidis
Valste stemband
plica vestibularis - rima glottidis - ligt meer rostraal
Ventriculus laryngis
zakje van Morgagni - rima glottidis - zakvormige uitstulping van de larynxmucosa die tussen beide stembanden naar lateraal uitpuilt
Rima respiratoria
rima glottidis - het dorsale deel van de glottisspleet dat door de arykraakbeenderen begrneds wordt
Rima vocalis
stemspleet - rima glottidis - ventrale deel van de glottisspeet dat door de stembanden begrensd wordt
Cavum infraglotticum
larynxholte - diepste deel van de larynxholte dat caudaal van de glottis gelegen is, begrensd wordt door de cricoid en aansluit op het lumen van de trachea
Neusademen
de punt van de epiglottis ligt dorsaal op de caudale rand van het zachte gehemelte
Mondademen
het zachte gehemelte wordt opgeheven zodat de nasopharynx gedeeltelijk afgesloten wordt
Slikken
de aditus laryngis wordt afgesloten door de epiglottis die door voorwaardse beweging van de larynx tegen de tongwortel gedrukt wordt en aldus naar achter omslaat
Glottisspleet
de nauwste plaats van de gehele ademhalingstractus en is als dusdanig bepalend voor de luchtpassage naar de longen
De luchtpijp
trachea
Tunica fibrocartilaginea
bestaat uit kraakbeenringen, trachearingen - die met elkaar verbonden zijn door fibroelastische weefsel, ligamenta anularia -
M. trachealis
glad spierweefsel waarmee de kraakbeenuiteinden van iedere ring met elkaar verbonden zijn - ook met bindweefsel
Tunica mucosa
het slijmvlies dat de trachearingen en de ligamenta anularia naar de binnenzijde bekleedt
Tunica submucosa
verbindt het slijmvlies met de tunica fibrocartilaginea
Tunica adventitia
tunica serosa - verbindt de tunica fibrocartilaginea met de omgevende structuren in de hals respectievelijk de borstholte
Halsdeel
pars cervicalis - kan goed gevoeld worden als een stevige, licht indrukbare en matig verplaatsbare buis
Borstdeel
pars thoracica - veel korter dan het halsdeel en reikt van de voorste borstingang tot boven de hartbasis, waar de luchtpijp splitst in een rechter en linker hoofdbronchus
Bifurcatio tracheae
hoofdbronchus
Carina tracheae
tussen de divergerende hoofdbronchen bevindt zich een scherpe mediane kan die uitpuilt in het einde van de trachea
De long
pulmo
Apex pulmonis
longtop - naar de borstingang gericht
Basis pulmonis
long basis - tegen het diafragma
Pleura pulmonalis
hiermee is de long volledig overtrokken - stevig vergroeid met het longkapsel en veroorzaakt het gladde oppervlak van de longen