Learnings from Kim #1 Flashcards
1
Q
With what can i help you?
A
Waar kan ik u mee helpen? / Waarmee kan ik u helpen?
2
Q
Where are you from?
A
Waar kom je vandaan?
3
Q
Where are you going to?
A
Waar ga je naartoe?
4
Q
What are you writing with?
A
Waarmee schrijf je? / Waar schrijf je mee?
5
Q
The marker I’m writing with is black
A
De marker waarmee ik schrijf is zwart
6
Q
Where are you from?
A
Waar kom je vandaan?
7
Q
Are you just from there?
A
Kom je daar net vandaan?
8
Q
The country where I come from is in Europe
A
Het land waar ik vandaan kom, ligt in Europa
9
Q
How are you going there?
A
Hoe ga je daar naartoe?
10
Q
How are you coming here?
A
Hoe kom je hierheen?
11
Q
Are you going somewhere soon?
A
Ga je straks ergens naartoe / heen?