LE4 Flashcards
Directe werking en voorrang
Welke stelling is onjuist?
1. In het Francovich-arrest heeft het Hof staatsaansprakelijkheid erkend: de lidstaten zijn verplicht tot vergoeding van de schade die particulieren lijden als gevolg van schendingen van het gemeenschapsrecht die hun kunnen worden toegerekend.
2. In het VEU en het VWEU staan geen bepalingen omtrent de eventuele aansprakelijkheid van lidstaten wanneer zij in strijd handelen met hun verplichtingen
3. In da zaak Kolpinghuis ontwikkelde het Hof een uitzondering op de indirecte werking: conforme interpretatie mag niet in strijd zijn met algemene rechtsbeginselen zoals het rechtszekerheidsbeginsel.
4. In da zaak Pupino bepaalde het Hof dat conforme interpretatie mag leiden tot een uitlegging contra legem.
5. Alle stellingen zijn juist.
6. Alle stellingen zijn onjuist.
- In da zaak Pupino bepaalde het Hof dat conforme interpretatie mag leiden tot een uitlegging contra legem.
==> Het mag niet
Welke stelling is onjuist?
1. Het arrest Van Gend & Loos is met name van belang voor lidstaten die m.b.t. doorwerking en dualistisch systeem hanteerden, en minder voor landen met een gematigd monistisch systeem.
2. Van Gend & Loos bepaalde dat het EEG-Verdrag rechten en verplichtingen in het leven riep voor particulieren, ondanks dat de meeste in het verdrag genoemde normen geformuleerd waren als verplichtingen aan lidstaten.
3. De autonomie van het Unierecht uit eigen hoofde is uitgesproken in Van Gend & Loos.
4. Het voorrangsbeginsel moet vooral functioneel worden uitgelegd: als is afgesproken dat bepaalde taken en bevoegdheden worden overgedragen aan de Unie, is een logische consequentie dat het daaruit voortvloeiende recht voorrang heeft.
5. Alle stellingen zijn juist.
- Alle stellingen zijn juist.
Welke stelling is onjuist?
1. Köbler was een Oostenrijkse hoogleraar die aanspraak wil maken op een bijzondere anciënniteitstoelage die wordt geweigerd. Hij startte een schadevergoedingsprocedure tegen Oostenrijk wegens schending van het Unierecht door de rechter.
2. Het HvJ bepaalde in Köbler (2003) dat het beginsel dat een lidstaat verplicht is de schade te vergoeden die particulieren lijden als gevolg van een schending van het gemeenschapsrecht die aan hem kan worden toegerekend, onder voorwaarden eveneens van toepassing is indien de betrokken schending voortvloeit uit een beslissing van een in laatste aanleg rechtsprekende rechterlijke instantie.
3. In Köbler (2003) bepaalde het HvJ dat er recht is op schadevergoeding nav schade ontstaan door de rechter, alleen mits er sprake is van kennelijke schending is, dwz grove schending van het EU recht.
4. De rechterlijke beschikking van 24 juni 1998 was gebaseerd op een onjuiste lezing van het arrest Schöning-Kougebetopoulou van het Hof. De professor ontvangt daarom schadevergoeding.
5. Alle stellingen zijn juist.
6. Alle stellingen zijn onjuist.
- De rechterlijke beschikking van 24 juni 1998 was gebaseerd op een onjuiste lezing van het arrest Schöning-Kougebetopoulou van het Hof. De professor ontvangt daarom schadevergoeding.
==> Wel juist: - De rechterlijke beschikking van 24 juni 1998 was gebaseerd op een onjuiste lezing van het arrest Schöning-Kougebetopoulou van het Hof. De professor ontvangt geen schadevergoeding, omdat niet is voldaan aan het vereiste van een voldoende gekwalificeerde schending van gemeenschapsrecht.
Procedurele autonomie vindt haar oorsprong in de…:
1. zaak Inter-Environment
2. zaak Becker
3. zaak Faccini Dori
4. zaken Rewe en Comet
- zaken Rewe en Comet
Conforme interpretatie heet ook:
1. directe werking
2. indirecte werking
3. verticale directe werking
4. verticale indirecte werking
- indirecte werking
… (vul in) is de inroepbaarheid met het oog op het buiten toepassing verklaren van strijdig nationaal recht.
… (vul in) is de inroepbaarheid met het oog op toepassing van een Europese regel of norm in plaats van een nationale regel of norm.
1. objectieve rechtmatigheidscontrole …. Invocabilité de substitution
2. Invocabilité de nullement … objectieve rechtmatigheidscontrole
3. Invocabilité d’exclusion … Invocabilité de substitution
4. Invocabilité de substitution … Invocabilité d’exclusion
- Invocabilité d’exclusion … Invocabilité de substitution
De Nederlandse stewardess Eva de Boer werkt al enige jaren voor het Belgische staatsbedrijf SABENA. Op een dag komt Eva erachter dat zij een veel lager loon krijgt dan haar mannelijke collega’s. Als Eva aan haar leidinggevende vraagt waarom dit zo is, wordt haar verteld dat het hoger belonen van mannelijke werknemers het beleid is van SABENA, omdat mannen nu eenmaal de taak van kostwinner in het gezin hebben. Eva is van mening dat een dergelijk onderscheid in strijd is met zowel artikel 19 lid 1 VWEU als artikel 157 lid 1 VWEU en begint een procedure voor de Nederlandse rechter. De Nederlandse rechter twijfelt of Eva zich wel rechtstreeks kan beroepen op de artikelen 19 lid 1 en/of 157 lid 1 VWEU en denkt erover een prejudiciële vraag te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.
Kan Eva zich voor de nationale rechter rechtstreeks beroepen op artikel 157 lid 1 VWEU in een procedure tegen SABENA? Beargumenteer waarom het wel/niet kan.
1. Ja
2. Nee
3. Dit is afhankelijk van aanvullende voorwaarden
- Ja
==>
Ja, Eva kan zich voor de nationale rechter rechtstreeks beroepen op artikel 157 lid 1 VWEU. Artikel 157 lid 1 VWEU bepaalt dat iedere lidstaat er zorg voor draagt dat het beginsel van gelijke beloning van mannelijke en vrouwelijke werknemers voor gelijke of gelijkwaardige arbeid wordt toegepast. Dit verdragsartikel leent zich naar aard en inhoud wel voor rechtstreekse werking. Voor de rechtstreekse werking is voorts vereist dat het artikel voldoende duidelijk en onvoorwaardelijk is (Van Gend & Loos). In deze casus is daaraan voldaan. De bepaling behelst een duidelijk discriminatieverbod op grond van geslacht en daarbij wordt niet aan de lidstaten of aan de Uniewetgever discretionaire bevoegdheid gegeven om zelf te kunnen bepalen of het discriminatieverbod van toepassing is. Het toepassen van deze bepaling leidt er daarom ook niet toe dat de rechter op de stoel van de wetgever gaat zitten.
Welke stelling is onjuist?
1. Het HvJ bepaalde in het Kolpinghuis arrest dat omgekeerde verticale rechtstreekse werking niet is toegestaan.
2. Bij omgekeerde verticale rechtstreekse werking doet de overheid een beroep op het Unierecht in relatie tot de burger.
3. Horizontale rechtstreekse werking gaat over de inroepbaarheid van Unierecht in relaties tussen particulieren onderling (bv. werknemer vs. werkgever), bijvoorbeeld in de zaak Bosman.
4. Bij Horizontale rechtstreekse werking maakt men onderscheid tussen verschillende bronnen van Unierecht: Primair Unierecht vs Secundair Unierecht.
5. Alle stellingen zijn juist.
6. Alle stellingen zijn onjuist.
- Het HvJ bepaalde in het Kolpinghuis arrest dat omgekeerde verticale rechtstreekse werking niet is toegestaan.
==> Moet zijn: - Het HvJ bepaalde in het Kolpinghuis arrest dat omgekeerde verticale rechtstreekse werking ten nadele van particulieren niet is toegestaan.
Welke stelling mbt het arrest Marleasing is onjuist?
1. In Marleasing heeft het Hof de richtlijnconforme interpretatie als doorwerkingsmechanisme uitgelegd.
2. Marleasing vordert nietigverklaring van de vennootschaps-ovk op grond van het ‘ontbreken van noodzaak’, één van de door het Spaanse recht genoemde gronden hiervoor. La Commercial stelde daartegenover dat ‘ontbreken van noodzaak’ niet werd genoemd in de limitatieve opsomming van de nietigheidsgronden (van de nieuwe richtlijn). De Spaanse wetgever was te laat met het implementeren van de nieuwe richtlijn.
3. Uit het arrest Marleasing volgt dat bij de toepassing van al het nationale recht, ongeacht of het daarbij gaat om bepalingen die dateren van eerdere of latere datum dan de richtlijn, de nationale rechter zoveel mogelijk moet uitleggen in het licht en het doel van de richtlijn
4. Bij de keuze van conforme interpretatie vs. rechtstreekse werking bestaat er een sterke voorkeur voor conforme interpretatie t.o.v. rechtstreekse werking, want conforme interpretatie.
5. Alle stellingen zijn juist.
6. Alle stellingen zijn onjuist.
- Alle stellingen zijn juist.
==> Mbt 4: want conforme interpretatie…:
o Is minder ingrijpend
o past beter in de subsidiariteitsgedachte
o heeft een verzoenend/verenigend effect.
Wat is niet een van de voornaamste wijzen van doorwerking?
1. Rechtstreekse of directe werking
2. Conforme interpretatie of indirecte werking
3. Het beginsel van overheidsaansprakelijkheid
4. Verticale houding particulier/overheid
- Verticale houding particulier/overheid
==> Het is geen wijze van doorwerking
Doorwerking betreft:
* Verticale houding particulier/overheid
* Horizontale houding tussen particulieren
Welke stelling is onjuist?
1. Uit het arrest Rewe blijkt dat de behandeling van een vordering uit Europees recht niet ongunstiger mag worden behandeld dan een vergelijkbare vordering uit nationaal recht.
2. Volgens EU recht mag het nationale procesrecht de uitoefening van unierechten niet onmogelijk of uiterst moeilijk mag maken.
3. Art. 19 lid 1 VEU en art. 47 Handvest sluiten aan bij het beginsel van doeltreffendheid. Indien de voorwaarden van Rewe/Comet niet kunnen worden toegepast, kan een rechter vooralsnog art. 19 lid 1 VEU en art. 47 Handvest toepassen.
4. Alle stellingen zijn juist.
5. Alle stellingen zijn onjuist.
- Art. 19 lid 1 VEU en art. 47 Handvest sluiten aan bij het beginsel van doeltreffendheid. Indien de voorwaarden van Rewe/Comet niet kunnen worden toegepast, kan een rechter vooralsnog art. 19 lid 1 VEU en art. 47 Handvest toepassen.
==> Wel juist: - Art. 19 lid 1 VEU en art. 47 Handvest sluiten aan bij het beginsel van doeltreffendheid. Het belang van art. 19 lid 1 VEU en art. 47 EU Handvest is gegroeid, dit ten koste gaande van procedurele autonomie. Vaak worden regels van nationaal (proces)recht eerst aan art. 47 EU Handvest getoetst en pas later aan de twee voorwaarden uit Rewe/ Comet.
Als bij een boete van ACM wordt verwezen naar Commissierichtsnoeren voor interpretaties, is er sprake van:
1. doorwerking van Soft Law
2. doorwerking van Secundair Unierecht
3. Richtlijn conforme interpretatie
4. Verordening conforme interpretatie
- doorwerking van Soft Law
In het arrest Van Gend & Loos stelde het Hof voorwaarden waarvan het afhangt of een bepaling rechtstreekse werking heeft.
Welke voorwaarde is onjuist?
1. Een bepaling moet een duidelijk en onvoorwaardelijk verbod inhouden.
2. De maatregel moet een verplichting om te handelen behelzen.
3. De verplichting mag geen uitzonderingen bevatten.
4. De nakoming van de Europese norm moet niet van nadere wetgeving afhankelijk zijn gesteld.
- De maatregel moet een verplichting om te handelen behelzen.
==> Moet zijn: - De maatregel moet een negatieve verplichting behelzen.
Welke stelling is onjuist?
1. Verticale rechtstreekse werking betreft situaties van de burger vs. overheidsorgaan.
2. Voorbeelden van zaken met verticale rechtstreekse werking: Becker en Van Gend & Loos.
3. De gedachte dat de verplichtingen die op lidstaten rusten door hen moeten worden nagekomen, en door een particulier moeten kunnen worden afgedwongen, is als norm neergelegd in Van Gend & Loos.
4. De kernbepalingen van de Verdragen (primair Unierecht) hebben verticale rechtstreekse werking.
5. Alle stellingen zijn juist.
6. Alle stellingen zijn onjuist.
- Alle stellingen zijn juist.
… (vul in) houdt in: een verordening hoeft niet eerst naar nationaal wet omgezet te worden.
Mogelijke antwoorden:
1. Rechtstreekse Toepassing
2. Directe werking
3. Indirecte werking
4. Voorrang
- Rechtstreekse Toepassing
In het arrest Van Gend & Loos stelde het Hof 4 voorwaarden waarvan het afhangt of een bepaling rechtstreekse werking heeft.
Wat zijn deze voorwaarden?
- Een bepaling moet een duidelijk en onvoorwaardelijk verbod inhouden.
- De maatregel moet een negatieve verplichting behelzen.
- De verplichting mag geen uitzonderingen bevatten.
- De nakoming van de Europese norm moet niet van nadere wetgeving afhankelijk zijn gesteld.
In het arrest … (vul in) heeft het Hof staatsaansprakelijkheid erkend: het is een beginsel van gemeenschapsrecht dat de lidstaten verplicht zijn tot vergoeding van de schade die particulieren lijden als gevolg van schendingen van het gemeenschapsrecht die hun kunnen worden toegerekend.
1. Faccini Dori
2. Francovich
3. Köbler
4. Brasserie du Pêcheur
- Francovich
Welke stelling is onjuist?
1. Bepalingen uit verordeningen hebben in het algemeen rechtstreekse werking, tenzij het bepaalde opdrachten bevat aan de nationale of Uniewetgever die te veel beleidsvrijheid laten om rechtstreeks te werken.
2. Richtlijnen en besluiten zijn rechtstreeks werkend indien hun bepalingen onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig zijn geformuleerd.
3. Bepalingen uit door de Unie gesloten internationale verdragen kunnen ook rechtstreekse werking hebben indien de aard en de opzet van het verdrag zich niet verzet tegen de (mogelijke) rechtsreekse werking, en de bepaling onvoorwaardelijk en voldoende duidelijk is.
4. Alle stellingen zijn juist.
5. Alle stellingen zijn onjuist.
- Richtlijnen en besluiten zijn rechtstreeks werkend indien hun bepalingen onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig zijn geformuleerd.
==> Wel juist: - Richtlijnen en besluiten zijn rechtstreeks werkend indien hun bepalingen onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig zijn geformuleerd en de omzettingstermijn is verstreken.
Welk arrest gaat niet over een situatie waarin een lidstaat te laat was met implementatie van een richtlijn?
1. Becker
2. Faccini Dori
3. Kolpinghuis
4. Wells
5. Al deze arresten gaan over een situatie waarin een lidstaat te laat was met implementatie van een richtlijn.
6. Geen van deze arresten gaat over een situatie waarin een lidstaat te laat was met implementatie van een richtlijn.
- Al deze arresten gaan over een situatie waarin een lidstaat te laat was met implementatie van een richtlijn.
Welke stelling mbt ontwikkeling die het leerstuk van de rechtstreekse werking van EU-recht door de jaren heeft doorgemaakt is onjuist?
1. Het leerstuk van de rechtstreekse werking van het Unie-/gemeenschapsrecht is ontwikkeld in het arrest Van Gend & Loos. Het toekennen van rechtstreekse werking aan Verdragsbepalingen in dit arrest was zo belangrijk, omdat met de Verdragen een autonome rechtsorde is geschapen, zodanig dat Verdragen ook rechten en plichten aan particulieren doen toekomen die zij zelf kunnen inroepen voor de nationale rechter.
2. In Van Gend & Loos ontwikkelde het HvJ vier criteria voor rechtstreekse werking van Verdragsbepalingen (primair EU-recht), dus nog niet voor richtlijnen (secundair EU-recht). Deze 4 criteria zijn in de loop der tijd versoepeld naar onvoorwaardelijk en voldoende duidelijk en nauwkeurig.
3. Door rechtspraak is nog een aanvullende voorwaarde toegevoegd: dat de (verdrags)bepaling zich naar aard en inhoud leent voor rechtstreekse werking (inroepbaarheid: kan het onmiddellijk effect verlangen in betrekkingen tussen lidstaten en burgers?). Een aanzienlijke beleidsvrijheid voor de lidstaten sluit inroepbaarheid niet uit.
4. Alle stellingen zijn juist.
5. Alle stellingen zijn onjuist.
- Alle stellingen zijn juist.
In het arrest… bepaalde het HvJ dat een nationale overheid zich niet tegenover een particulier kan beroepen op een bepaling van een richtlijn, als deze richtlijn nog niet in nationaal recht is omgezet.
1. Faccini Dori
2. Kolpinghuis
3. Wells
4. Francovich
- Kolpinghuis
Welke stelling is onjuist?
1. Het recht op ontbinding van een overeenkomst in Faccini Dori voldoet aan de relativiteitsvereiste (Schutznorm) van het arrest Brasserie du Pêcheur.
2. Het recht om achterstallig loon uitbetaald te krijgen in Francovich voldoet aan de relativiteitsvereiste (Schutznorm) van het arrest Brasserie du Pêcheur.
3. Europees recht geeft rechten aan particulieren wanneer het geschonden Unierecht specifiek de rechten van particulieren beoogt te beschermen.
4. Bij de beoordeling wat een voldoende gekwalificeerde schending is, geldt dat naarmate de lidstaat meer ruimte heeft bij de uitoefening van een bevoegdheid, de schending groter moet zijn om tot staatsaansprakelijkheid te komen.
5. Alle stellingen zijn juist.
6. Alle stellingen zijn onjuist.
- Alle stellingen zijn juist.
==> Mbt 1: De relativiteitsvereiste of Schutznorm: Staatsaansprakelijkheid geldt alleen als de geschonden norm ertoe strekt om aan particulieren rechten toe te kennen
Welke stelling is onjuist?
1. Bij strijd met niet-rechtstreeks werkend Unierecht geldt voor de rechter slechts de verplichting tot conforme interpretatie.
2. Rechtstreekse werking is het verschijnsel dat particulieren voor een nationale rechter een beroep kunnen doen op normen van Unierecht.
3. Rechtstreekse werking kan worden ingeroepen in het privaatrecht, in het bestuursrecht en in het strafrecht.
4. Inroepbaarheid van rechtstreekse werking kan met het oog zijn op het buiten toepassing verklaren van strijdig nationaal recht, of met het oog op toepassing van een Europese regel in plaats van een nationale regel.
5. Alle stellingen zijn juist.
6. Alle stellingen zijn onjuist.
- Alle stellingen zijn juist.
Welke stelling is onjuist?
1. Horizontale rechtstreekse werking bij Primair Unierecht is inroepbaar, met name als het gaat om fundamentele vrijheden en bij bepalingen die zich richten op een privaat persoon i.p.v. op een lidstaat.
2. Het kartelverbod en het verbod van misbruik van machtsposities zijn voorbeelden van horizontale rechtstreekse werking bij Primair Unierecht.
3. Bij discriminatie op grond van godsdienst is er sprake van horizontale rechtstreekse werking bij Primair Unierecht.
4. Alle stellingen zijn juist.
5. Alle stellingen zijn onjuist.
- Alle stellingen zijn juist.
Welke stelling is onjuist?
1. Wanneer met succes tot conforme interpretatie is overgegaan, moet de nationale wetgever nog steeds de noodzakelijke wetgevende maatregelen nemen.
2. Uit Faccini Dori blijkt dat conforme interpretatie op gespannen voet staat met het rechtzekerheidsbeginsel.
3. Conforme interpretatie mag er niet toe leiden dat particulieren verplichtingen krijgen opgelegd uit niet-geïmplementeerde richtlijnen, het rechtzekerheidsbeginsel verzet zich hiertegen.
4. In Faccini Dori heeft het Hof bepaald dat het beginsel van conforme uitlegging niet als grondslag kan dienen voor een uitlegging contra legem (in strijd met de wet) van het nationale recht.
5. Alle stellingen zijn juist.
6. Alle stellingen zijn onjuist.
- In Faccini Dori heeft het Hof bepaald dat het beginsel van conforme uitlegging niet als grondslag kan dienen voor een uitlegging contra legem (in strijd met de wet) van het nationale recht.
==> Dit was in het arrest Pupino.
Welke stelling is onjuist?
1. Als een bepaling van Unierecht onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig is, wordt aangenomen dat deze rechtstreekse werking heeft.
2. Samengevat, stelde het Hof in Van Gend & Loos dat een bepaling rechtstreekse werking heeft indien er enige reële beleidsvrijheid van de lidstaten ontbreekt bij het nakomen van hun verplichtingen.
3. In Van Gend & Loos stelde het Hof een voorwaarde vast die bepaalt wanneer een maatregel directe werking heeft: de maatregel moet onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig zijn.
4. Een versoepeling van de voorwaarden van Van Gend & Loos is dat als er sprake is van een aanzienlijke beleidsvrijheid voor lidstaten, dit niet direct de inroepbaarheid uitsluit. De nationale rechter moet toetsen in hoeverre de overheid zijn beleidsvrijheid heeft overschreden. Deze vorm van inroepbaarheid heet objectieve rechtmatigheidstoetsing: het Hof verlangt namelijk dat getoetst wordt of het objectieve nationale recht binnen de marges van het Unierecht blijft.
- In Van Gend & Loos stelde het Hof een voorwaarde vast die bepaalt wanneer een maatregel directe werking heeft: de maatregel moet onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig zijn.
==> Niet juist. Het HvJ stelde 4 voorwaarden, die later dmv jurisprudentie zijn omgetoverd tot deze voorwaarde. De 4 voorwaarden waren: - Een bepaling moet een duidelijk en onvoorwaardelijk verbod inhouden.
- De maatregel moet een verplichting om te handelen behelzen.
- De verplichting mag geen uitzonderingen bevatten.
- De nakoming van de Europese norm moet niet van nadere wetgeving afhankelijk zijn gesteld.
Welke stelling over het arrest Wells (2004) is onjuist?
1. Dit arrest gaat over het opnieuw verschaffen van een vergunning voor een gesloten steengroeve (mijn) (1984); de steengroeve wordt heropend in 1991. Bij het opnieuw verlenen van vergunning was geen millieueffectbeoordeling, wat overeenkomstig EU-richtlijn 85/337/EEG nodig is. Wells als derde-belanghebbende vraagt een dergelijke beoordeling aan.
2. De rechtsvraag is: Is ongeoorloofde omgekeerde verticale rechtstreekse werking toegestaan, nadat het VK te laat was met omzetting van richtlijn 85/337/EEG, wanneer het ten voordele van één particulier is, en ten nadele van een andere particulier?
3. Omgekeerd verticale rechtstreekse werking ten nadele van particulieren kan niet, maar ten voordele van particulieren kan het soms wel, hoewel dat laatste weer nadelig kan uitvallen voor andere particulieren.
4. De partij waarvan de vergunning wordt ingetrokken na de uitspraak van de rechter kon schadevergoeding eisen.
5. Alle stellingen zijn juist.
6. Alle stellingen zijn onjuist.
- Alle stellingen zijn juist.
“Doorwerking” betreft de verschillende wijzen waarop het Europese recht … (vul in) uitwerkt in de nationale rechtspraktijk.
1. op eigen gezag
2. op gezag van verdragsbepalingen
3. op basis van processuele autonomie
4. op basis van nationale bepalingen
- op eigen gezag
In het arrest… is bepaald dat: Bij nationale rechtsregels die conflicteren met EU regels, dient de rechter de nationale regels buiten toepassing te laten.
1. Van Gend en Loos
2. Costa/ENEL
3. Rewe
4. Simmenthal II
5. Becker
- Simmenthal II
Welke stelling is onjuist?
1. Ongeschreven Unierecht heeft directe werking in het geval van invocabilité d’exclusion: inroepbaarheid met het oog op het buiten toepassing verklaren van strijdig nationaal recht.
2. Er is in rechtspraak geen antwoord op de vraag of directe werking van ongeschreven Unierecht inroepbaar is in het geval van invocabilité de substitution: inroepbaarheid met het oog op toepassing van een Europese regel in plaats van een nationale regel.
3. Bepalingen uit het Handvest zijn inroepbaar als ze rechten bevatten, maar niet als ze “beginselen” behelzen. Bij rechten is invocabilité d’exclusion toegestaan: inroepbaarheid met het oog op het buiten toepassing verklaren van strijdig nationaal recht.
4. Alle stellingen zijn juist.
5. Alle stellingen zijn onjuist.
- Alle stellingen zijn juist.
Wat is geen soort inroepbaarheid van rechtstreekse werking?
1. Inroepbaarheid met het oog op het buiten toepassing verklaren van strijdig nationaal recht.
2. Inroepbaarheid met het oog op toepassing van een Europese regel in plaats van een nationale regel.
3. Toetsing of het objectieve nationale recht binnen de marges van het Unierecht blijft.
4. Toetsing of het nationale wetgeving binnen de marges van het Handvest van de grondrechten blijft.
- Toetsing of het nationale wetgeving binnen de marges van het Handvest van de grondrechten blijft.
==>
Soorten inroepbaarheid:
* Invocabilité d’exclusion: inroepbaarheid met het oog op het buiten toepassing verklaren van strijdig nationaal recht.
* Invocabilité de substitution: inroepbaarheid met het oog op toepassing van een Europese regel in plaats van een nationale regel.
* Objectieve rechtmatigheidstoetsing: het HvJ verlangt dat getoetst wordt of het objectieve nationale recht binnen de marges van het Unierecht blijft.
Welke stelling mbt het arrest Van Gend & Loos is onjuist?
1. De essentie van het arrest Van Gend & Loos is het antwoord op de vraag: Mag art. 12 EEG-Verdrag (later oud art. 25 VEG, nu artikel 30 VWEU) direct door de nationale rechter worden toegepast nu Nederland zich niet aan de stand-still verplichting heeft gehouden en toch invoerrechten aan Van Gend & Loos heeft opgelegd?
2. Het HvJ ontwikkelde in dit arrest criteria voor rechtstreekse werking primair en secundair EU-recht.
3. De door het HvJ ontwikkelde criteria zijn: a. Een bepaling moet een duidelijk en onvoorwaardelijk verbod inhouden; b. De maatregel moet een negatieve verplichting behelzen; c. De verplichting mag geen reserves bevatten; d. De nakoming van de Europeesrechtelijke norm moet niet van nadere wetgeving afhankelijk zijn gesteld.
4. Met het toekennen van rechtstreekse werking is een autonome rechtsorde is geschapen.
5. Rechtstreekse werking is belangrijk, omdat het zorgt voor zowel het waarborgen van het nuttig effect (‘volle werking’) van het Unierecht (en de uniforme toepassing in alle lidstaten), als ook een effectief controlemechanisme op de lidstaten biedt aan de burgers zelf die hiermee ook als particulieren een cruciale rol kunnen spelen in de handhaving van EU-recht.
6. Alle stellingen zijn juist.
- Het HvJ ontwikkelde in dit arrest criteria voor rechtstreekse werking primair en secundair EU-recht.
==>
* In Van Gend & Loos ontwikkelde het HvJ de criteria voor rechtstreekse werking van Verdragsbepalingen (primair EU-recht), dus nog niet voor richtlijnen (secundair EU-recht). Deze criteria zijn:
o a. Een bepaling moet een duidelijk en onvoorwaardelijk verbod inhouden
o b. De maatregel moet een negatieve verplichting behelzen;
o c. De verplichting mag geen reserves bevatten;
o d. De nakoming van de Europeesrechtelijke norm moet niet van nadere wetgeving afhankelijk zijn gesteld.
Bij objectieve rechtmatigheidscontrole toetst het HvJ of…
1. het nationale recht voldoet aan vormvoorschriften van Unierecht.
2. het objectieve recht van de nationale rechtsorde binnen de marges van het Unierecht blijft.
3. het recht van de nationale rechtsorde binnen de marges van het gedeelde bevoegdheden blijft.
4. nationaal recht voldoet aan objectieve randvoorwaarden van Unierecht.
- het objectieve recht van de nationale rechtsorde binnen de marges van het Unierecht blijft.
Een argument voor en een argument tegen … van richtlijnen zijn:
* Argument voor: om het nuttig effect (ook wel: effet utile) van het Unierecht te verzekeren.
* Argumenten tegen: de rechtszekerheid en het feit dat particulieren niet belast dienen te worden met het falen van hun overheid.
Mogelijke antwoorden:
1. Invocabilité d’exclusion
2. Conforme interpretatie
3. horizontale rechtstreekse werking
4. directe werking
- horizontale rechtstreekse werking
In welke hiërarchische rangorde past de rechter doorwerking toe?
1. Conforme interpretatie, dan rechtstreekse werking en dan het beginsel van overheidsaansprakelijkheid / staatsaansprakelijkheid.
2. Rechtstreekse werking, dan conforme interpretatie, en dan het beginsel van overheidsaansprakelijkheid / staatsaansprakelijkheid.
3. Overheidsaansprakelijkheid / staatsaansprakelijkheid, dan conforme interpretatie, en dan rechtstreekse werking.
4. De rechter kan de volgorde zelf bepalen.
- Conforme interpretatie, dan rechtstreekse werking en dan het beginsel van overheidsaansprakelijkheid / staatsaansprakelijkheid.
A. Verordeningen zijn altijd rechtstreeks toepasselijk.
B. Richtlijnen zijn niet rechtstreeks toepasselijk maar kunnen wel rechtstreekse werking hebben
Welke stelling is juist?
1. Alleen stelling A is juist.
2. Alleen stelling B is juist.
3. Beide stellingen zijn juist.
4. Beide stellingen zijn onjuist.
- Beide stellingen zijn juist.