LE3 Flashcards

Uitvoering en gedeeld gezag

1
Q

De hoofdregel is dat lidstaten - en niet de Commissie - verantwoordelijk zijn voor de … van Unierecht.
1. uitvoering
2. toepassing
3. uitvoering en toepassing
4. uitvoering, toepassing en handhaving

A
  1. uitvoering, toepassing en handhaving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Een specifieke vorm van … (vul in) en bevoegdheden is de mogelijkheid om nadere regels te stellen ter uitvoering van EU-wetgeving
1. operationele taken
2. wetgevende taken
3. uitvoerende taken
4. regelgevende taken

A
  1. uitvoerende taken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

A: Het EU-recht kent een formeel wetsbegrip
B: Het EU-recht kent een materieel wetsbegrip
Welke stelling is juist?
1. Alleen stelling A is juist
2. Alleen stelling B is juist
3. Beide stellingen zijn juist
4. Beide stellingen zijn onjuist

A
  1. Beide stellingen zijn juist
    ==>
    * Het Europees wetssysteem gaat uit van een formeel wetsbegrip: Het feit dat een handeling volgens een wetgevingsprocedure is aangenomen, is voldoende om deze aan te duiden als wetgevingshandeling (art. 289 lid 3 VWEU).
    * Het onderscheid tussen essentiële en niet-essentiële onderdelen betekent dat het EU-recht niet alleen een formeel wetsbegrip kent (onderscheid wetgeving en niet- wetgeving niet alleen op basis van de procedure bepaald), ook de inhoudelijke afbakening speelt een rol (materieel wetsbegrip).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De processuele begrenzing van… (vul in) zijn: regels en voorwaarden van de gewone of de bijzondere wetgevingsprocedure.
1. Europese wetgeving
2. Uitvoering
3. Delegatie
4. 1+2+3

A
  1. Europese wetgeving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is geen onderdeel van gedeeld bestuur?
1. Gedeelde ambten
2. Instrumenten
3. Rechtsbescherming
4. Legaliteitsbeginsel

A
  1. Legaliteitsbeginsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Vanaf 2019 zijn sommige groeperingen van Franse landbouwers, waaronder een groepering genaamd „Coordination Rurale”, het aanbod van landbouwproducten uit andere Lidstaten systematisch gaan controleren, hetgeen in het bijzonder gepaard ging met intimidaties van groot- en detailhandelaars om hen ertoe over te halen uitsluitend Franse producten in te kopen, een minimumverkoopprijs voor de betrokken producten af te dwingen en controles te organiseren om na te gaan of de marktdeelnemers de gegeven instructies naleefden. Zo waren van april tot juli met name Spaanse aardbeien het doelwit van die campagne en in augustus en september de Belgische tomaten. In 2020 waren winkelcentra het slachtoffer van dergelijke acties tegen Spaanse aardbeien, waarbij goederen en vervoermiddelen werden vernield; binnen een tijdspanne van twee weken deden zich op dezelfde plaats tweemaal gewelddadige incidenten voor zonder dat de aanwezige politie tussenbeide kwam om de vrachtwagens en hun lading doeltreffend te beschermen, zodat deze lading werd vernield.
„Coördination Rurale” handelt vanuit onvrede met de concurrentie van landbouwproducten uit andere lidstaten, waardoor de eigen producten feitelijk niet meer rendabel op de markt kunnen worden gebracht, hetgeen de betreffende Franse landbouwers tot de afgrond heeft gedreven. De Franse autoriteiten keuren het gedrag van de landbouwers wel af, maar blijven verder passief staan toekijken en dit zint de Commissie niet. De Commissie stapt daarom naar het Hof van Justitie.
Leg uit of de actie van de Commissie kans van slagen heeft en waarom.
1. Ja
2. Nee

A
  1. Ja
    ==>
    Ja, door het nalaten van Frankrijk wordt het vrije verkeer van goederen belemmerd zonder dat sprake is van toegestane beperkingen op dit vrije verkeer. Het feit dat Frankrijk niet ingrijpt staat haaks op het beginsel van Unietrouw, op basis waarvan Frankrijk juist zou moeten ingrijpen. Het Hof stelde vast dat Frankrijk niet zijn verplichtingen was nagekomen die het had op basis van de gemeenschappelijke marktverordeningen voor landbouwproducten en art. 34 VWEU jo. art. 4 lid 3 VEU.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is geen aspect van gedeeld gezag?
1. Gedeeld recht
2. Gedeeld bestuur
3. Gedeeld grondwet
4. Gedeelde democratie

A
  1. Gedeeld grondwet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Rule of reason is een voorbeeld van gedeeld recht.
2. De Francovich-doctrine inzake staatsaansprakelijkheid voor schending van het Unierecht is een voorbeeld van gedeeld recht.
3. Art. 6 lid 3 VEU is voorbeeld van gedeeld recht.
4. Het leerstuk van voorrang (Costa/ENEL ) is voorbeeld van gedeeld recht.
5. Alle stellingen zijn juist.

A
  1. Alle stellingen zijn juist.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Kartelboetes die door de Commissie worden opgelegd zijn:
1. Wetgevingshandeling
2. Niet-wetgevingshandeling

A
  1. Niet-wetgevingshandeling
    ==> Als geen gebruik wordt gemaakt van de gewone of bijzondere wetgevingsprocedure zal het resultaat een niet-wetgevingshandeling zijn. Geef enkele voorbeelden en typen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke stelling over agentschappen is onjuist?
1. Tegen een besluit van een agentschap staat beroep open.
2. Agentschappen hebben discretionaire bevoegdheden omdat bevoegdheden naar hun worden gedelegeerd.
3. Een agentschap stelt formeel geen regelgeving vast
4. Agentschappen zorgen ervoor dat oplossingen niet onderhevig zijn aan de dagelijks veranderende politiek.
5. De meeste agentschappen zijn bestuurlijk ondergeschikt aan de Commissie en zijn dus bestuurlijk verantwoordelijk tegenover de Commissie. Het Hof oefent rechterlijke controle uit.

A
  1. Agentschappen hebben discretionaire bevoegdheden omdat bevoegdheden naar hun worden gedelegeerd.
    ==> Mbt 3:
    Als een agentschap betrokken is bij ontwerp-regelgeving dan is verregaande betrokkenheid geoorloofd: het agentschap stelt formeel geen regelgeving vast, maar helpt de Commissie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Zowel gedelegeerde handelingen als ook uitvoeringshandelingen kunnen algemeen verbindende voorschriften zijn.
2. Twee soorten uitvoeringshandelingen zijn: algemeen verbindende voorschriften zijn en bestuurlijke handelingen.
3. Uitvoeringshandelingen kunnen door de Commissie, lidstaten, de Raad en Europese agentschappen worden uitgevaardigd; gedelegeerde handelingen kunnen alleen door de Commissie worden uitgevaardigd.
4. Alle stellingen zijn onjuist.
5. Geen stelling is onjuist.

A
  1. Geen stelling is onjuist.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke stelling mbt de Spitzenkandidatenprocedure is onjuist?
1. Elke politieke groep (cluster) in het EP wijst iemand aan als een soort van lijsttrekker. Uiteindelijk wordt de lijsttrekker van de grootste partij/cluster hoogstwaarschijnlijk de commissievoorzitter.
2. Elke politieke groep (cluster) in het EP wijst iemand aan als een soort van lijsttrekker. Uiteindelijk wordt de lijsttrekker van de grootste partij/cluster hoogstwaarschijnlijk de voorzitter van het Europees Parlement.
3. De Spitzenkandidatenprocedure is in geen regelgeving vastgelegd.
4. Alle stellingen zijn juist
5. Alle stellingen zijn onjuist

A
  1. Elke politieke groep (cluster) in het EP wijst iemand aan als een soort van lijsttrekker. Uiteindelijk wordt de lijsttrekker van de grootste partij/cluster hoogstwaarschijnlijk de voorzitter van het Europees Parlement.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Federalisme bestaat in allerlei vormen en maten, die allemaal gemeen hebben dat het altijd staten zijn en dat het gaat om een systeem waarbij wetgeving, bestuur en rechtspraak verdeeld zijn over meerdere niveaus.
2. Federale systemen hebben een tweeledig doel: (1) Pragmatisch doel: Betere resultaten bereiken door het bundelen van krachten; en (2) Ideologisch doel: waarborg voor vrede, voor de rechtsstaat en voor mensenrechten.
3. Het ideologische doel van federale systemen heeft twee kanten: (1) Intern gaat het over hoe een federaal systeem wordt gezien in het land zelf, en (2) extern gaat het over de waarborgfunctie van het federale systeem t.o.v. het buitenland.
4. Het gedeeld gezag tussen de lidstaten en de Unie is niet goed te vergelijken met federalisme. Bij beide is er een systeem waarbij wetgeving en bestuur verdeeld zijn over meerdere niveaus, maar bij gedeeld gezag is ook rechtspraak verdeeld, want bij niet geldt bij een federaal systeem.
5. Alle stellingen zijn juist.

A
  1. Het gedeeld gezag tussen de lidstaten en de Unie is niet goed te vergelijken met federalisme. Bij beide is er een systeem waarbij wetgeving en bestuur verdeeld zijn over meerdere niveaus, maar bij gedeeld gezag is ook rechtspraak verdeeld, want bij niet geldt bij een federaal systeem.
    ==> Moet zijn:
  2. Het gedeeld gezag tussen de lidstaten en de Unie is goed te vergelijken met federalisme. Bij beide is er een systeem waarbij wetgeving, bestuur en rechtspraak verdeeld zijn over meerdere niveaus.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Het… (vul in) Unierecht wordt gezien als een zaak van …, omdat de leiding van het proces in handen is van de … en het draagvlak en de acceptatie bij … ligt.

  1. secundaire… gedeelde democratie… Europese Raad… de lidstaten afzonderlijk
  2. secundaire… gedeeld recht… Europese Commissie… de lidstaten gezamenlijk
  3. primaire… gedeelde democratie… Europese Raad… de lidstaten gezamenlijk
  4. primaire… gedeeld recht… Europese Commissie… de lidstaten afzonderlijk
A
  1. primaire… gedeelde democratie… Europese Raad… de lidstaten gezamenlijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wie neemt geen deel aan de formele vaststelling van besluiten van de Europese Raad?
1. de staatshoofden of regeringsleiders van de lidstaten
2. de vaste voorzitter van de Europese Raad
3. de voorzitter van de Europese Commissie
4. 2+3
5. Geen antwoord is juist.

A
  1. 2+3
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is geen agentschap?
1. Europol
2. Eurojust
3. Frontex
4. Europees Geneesmiddelenbureau
5. Rekenkamer
6. Commissariaat voor de Media

A
  1. Rekenkamer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke stelling is onjuist?
1. De EU is een entiteit sui generis, dwz ‘van zijn eigen soort’, opzichzelfstaand, dus niet volgend uit iets anders, want de EU is noch een gewone internationale organisatie, noch een staat. Echter deze definitie helpt niet bij het begrijpen van de aard van de EU
2. Rechtsorde is het geheel van het geldend (oftewel “positief”) recht.
3. De lidstaten van de Unie delen een eigen nationale rechtsorde, die op zijn beurt deel is van de Europese rechtsorde. Lidstaten en EU delen bestuurlijke functies, dragers van politieke en rechterlijke ambten en tot op zekere hoogte, hun democratieën. Tezamen is dit een vorm van gedeeld gezag.
4. Gedeeld gezag is gezag dat (1) verdeeld is tussen EU en lidstaten, maar (2) dat ze ook gemeen hebben.

A

==> Moet zijn:
3. De lidstaten van de Unie delen een Europese eigen rechtsorde, die op zijn beurt deel is van de nationale rechtsorde. Lidstaten en EU delen bestuurlijke functies, dragers van politieke en rechterlijke ambten en tot op zekere hoogte, hun democratieën. Tezamen is dit een vorm van gedeeld gezag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke stelling is onjuist?
1. De Unie is een coöperatief federaal systeem met gedeeld recht en een gedeelde rechtsorde, gedeeld bestuur, gedeelde rechtspraak en een gedeelde democratie.
2. Gedeeld recht is een kwestie van inhoudelijke normen en een kwestie van gezagsaanspraak. Het is moeilijk om over gezagsaanspraak eens te worden. De gezagsaanspraak wordt daarom tussen verschillende rechterlijke instanties gewoonlijk niet uitgevochten
3. Gedeeld bestuur ziet men uit juridisch, bestuursrechtelijk, oogpunt het best in het bestaan en functioneren van de gedeelde bevoegdheden.
4. Het gedeelde karakter van de democratie in de Unie blijkt op drie niveaus van besluitvorming: dat van de Raad, dat van het Europees Parlement ,en dat van de lidstaten gezamenlijk.
5. Alle stellingen zijn juist.

A
  1. Alle stellingen zijn juist.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Economische sancties die door de Raad van Ministers worden opgelegd in het kader van het GBVB zijn:
1. Wetgevingshandeling
2. Niet-wetgevingshandeling

A
  1. Niet-wetgevingshandeling
    ==> Als geen gebruik wordt gemaakt van de gewone of bijzondere wetgevingsprocedure zal het resultaat een niet-wetgevingshandeling zijn.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Bij een uitvoeringshandeling omtrent het milieu geldt de adviesprocedure.
2. Bij een uitvoeringshandeling omtrent volksgezondheid geldt de adviesprocedure.
3. Bij een uitvoeringshandeling omtrent belastingheffing geldt de adviesprocedure.
4. Bij een uitvoeringshandeling omtrent landbouw geldt de adviesprocedure.
5. Alle stellingen zijn juist
6. Alle stellingen zijn onjuist

A
  1. Alle stellingen zijn onjuist
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Het attributiebeginsel drukt de souevereiniteit van lidstaten uit.
2. Art. 4 lid 1 VEU drukt de souevereiniteit van lidstaten uit.
3. Het arrest Costa/ENEL relativeert de souevereiniteit van lidstaten.
4. Gedeelde souvereiniteit houdt zowel het relativeren van de souevereiniteit van lidstaten in als ook het uitdrukken ervan.
5. Alle stellingen zijn juist
6. Alle stellingen zijn onjuist

A
  1. Alle stellingen zijn juist
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke stelling is onjuist?
1. ‘Call back’-mechanismen betreffen delegatiebevoegdheden. Comitologie betreft uitvoeringshandelingen.
2. Het beginsel van Unietrouw bepaalt dat zowel instellingen als lidstaten elkaar dienen te respecteren. Het beginsel kent een ‘negatieve’ en een ‘positieve’ component in de zin dat het een ‘nalaten’ en een ‘handelen’ omvat.
3. De EU wordt gezien als een voorbeeld van een coöperatief federaal systeem. Bij een dergelijk systeem is samenwerking, ofwel coöperatie, tussen het gezag op de verschillende niveaus noodzakelijk om het geheel te laten functioneren.
4. De EU verdragen kunnen beschouwd worden als een soort van constitutie. Het Hof van Justitie duidt daar in 1986 al op in het arrest Les Verts.
5. Alle stellingen zijn juist

A
  1. Alle stellingen zijn juist
    NOT SURE ABOUT:
  2. De hoogste EU-instelling is het Europees Parlement.
    ==> Moet zijn:
  3. De hoogste EU-instelling is de Europese Raad
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Federale systemen en de EU hebben gemeen dat ze verticale machtenscheiding hebben.
2. Ook een niet-staat kan een grondwet hebben. Het HvJ gebruikt regelmatig grondwettelijke termen mbt de EU, bijv. in het arrest Les Verts.
3. Binnen de EU is er sprake van federalisme, namelijk zowel horizontale machtenscheiding (tussen EU-instellingen) als ook verticale machtenscheiding (tussen EU en lidstaten).
4. Federalisme kan worden gezien als systeem waarin gezag wordt opgedeeld in eigen gezag (self rule) en gedeeld gezag (shared rule) van tenminste twee niveaus.
5. Alle stellingen zijn juist

A
  1. Alle stellingen zijn juist
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

De … (vul in) houdt in: De autonome status van het Unierecht met voorrang en directe werking wordt bepaald door EU-recht zelf en niet door de nationale rechtsorde.
Mogelijke antwoorden:
1. autonome leer
2. absolute leer
3. monistische leer
4. dualistische leer

A
  1. absolute leer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Welke stelling over het Arrest Les Verts is onjuist?
1. Les Verts (parti ecologise = Groene Partij) stelde dat de verdeling van gelden voor de verkiezingen door het EP onrechtmatig is, en stelde nietigheidsberoep in.
2. Vanwege het belang van rechtsbescherming, creëerde het HvJ in Les Verts een beroepsrecht tegen rechtshandelingen van het Europees Parlement.
3. Het HvJ stelde dat de EEG een rechtsgemeenschap is, waardoor lidstaten en EEG-instellingen onder rechterlijk toezicht vallen. In dit arrest bevestigde het Hof dat de toegang tot de rechter één van de bestanddelen is van een rechtsgemeenschap.
4. Het HvJ stelde dat de EEG een rechtsgemeenschap is omdat het EG-Verdrag een constitutie vormt.

A
  1. Het HvJ stelde dat de EEG een rechtsgemeenschap is omdat het EG-Verdrag een constitutie vormt.
    ==> Onjuist; het HvJ stelde:
    * Er kan bij het VEU en het VWEU, na afwijzing van de Grondwet voor Europa in 2005, geen sprake zijn van een constitutie, maar het EG-Verdrag is wel door het HvJ aangeduid als een ‘constitutioneel handvest waarop de Gemeenschap [thans Unie] is gegrond’.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

De processuele begrenzing van Uitvoering is:
1. voorwaarden delegatiegrondslag
2. call-back mechamismen
3. gedelegeerde verordeningen
4. bijzondere wetgevingsprocedure
5. comitologie
6. 1+2
7. 2+3
8. 2+5
9. 1+5

A
  1. 1+5
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Uitvoeringshandelingen zijn:
1. Rechtshandelingen die door de Commissie worden aangenomen.
2. De in art. 288 VWEU genoemde rechtshandelingen
3. Rechtshandelingen die door de Commissie worden aangenomen onder controle van comitologie
4. Rechtshandelingen die door de Commissie worden aangenomen op basis van een expliciete uitvoeringsbevoegdheid

A
  1. Rechtshandelingen die door de Commissie worden aangenomen onder controle van comitologie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Uitvoering van bestuur op EU-niveau vindt meestal plaats door…
1. Het Europees Parlement
2. De Europese Raad
3. De Raad van Ministers
4. De Europese Commissie
5. Door een andere EU-instelling
6. Er vindt geen uitvoering plaats op EU niveau, maar enkel op het niveau van lidstaten

A
  1. De Europese Commissie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Operationalisering van EU-wetgeving houdt in:
1. Uitvoerend bestuur
2. Het vaststellen van wetgevingshandelingen
3. De nationale maatregelen die nodig zijn om de effectiviteit van EU-wetgeving te waarborgen
4. De EU maatregelen die nodig zijn om de effectiviteit van EU-wetgeving te waarborgen.

A
  1. De nationale maatregelen die nodig zijn om de effectiviteit van EU-wetgeving te waarborgen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

De uitvoering van bestuur heeft deze componenten:
1. De vaststelling van concrete beschikkingen/besluiten
2. De vaststelling van rechtshandelingen van algemene strekking
3. De omzetting van rechtshandelingen van algemene strekking in nationaal recht (algemeen verbindende voorschriften).
4. 1+2
5. 1+3
6. 1+2+3

A
  1. 1+2
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat is geen taak van een agentschap?
1. Aan een agentschap worden specifieke taken toegekend
2. Het vergemakkelijken van de coördinatie tussen de Commissie en nationale uitvoeringsinstanties.
3. Het vergemakkelijken van de coördinatie tussen de Commissie en het Europees Parlement.
4. Een rol bij de voorbereiding van Commissie-besluiten en regelgeving.

A
  1. Het vergemakkelijken van de coördinatie tussen de Commissie en het Europees Parlement.
32
Q

Wat valt onder “Operationalisering van EU-wetgeving”?
1. Het aanwijzen van nationale autoriteiten
2. Het regelen van procedurele aspecten van nationale handhaving en rechtsbescherming
3. Het bepalen van de toepasselijke nationale sancties
4. Al deze opties
5. Geen van deze opties

A
  1. Al deze opties
33
Q

Hoe is het bestuur in de Unie geregeld?
1. Het bestuur van de Unie kan worden onderscheiden in delegatie en uitvoering.
2. Het bestuur van de EU kan worden onderscheiden in politiek bestuur en uitvoerend bestuur.
3. Het bestuur van de EU kan worden onderscheiden in centraal bestuur en decentraal bestuur.
4. Alle antwoorden zijn juist.
5. Geen antwoord is juist.

A
  1. Het bestuur van de EU kan worden onderscheiden in politiek bestuur en uitvoerend bestuur.
34
Q

De processuele begrenzing van Delegatie is:
1. voorwaarden delegatiegrondslag
2. call-back mechamismen
3. gedelegeerde verordeningen
4. bijzondere wetgevingsprocedure
5. comitologie
6. 1+2
7. 2+3
8. 2+5
9. 1+5

A
  1. 1+2
35
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Tbv verdragswijziging is een gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten nodig.
2. Op aansturing van de Europese Raad ondertekenden de lidstaten op 29/10/2004 het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa. In 2005 stemde de bevolking in Nederland en in Frankrijk in referenda tegen dit verdrag. Dit is een voorbeeld van één van de twee aspecten van gedeelde democratie.
3. De verdragsprocedure van art. 48 VEU is gedeeld-democratisch doordat de actieve rol wordt vervuld door de Europese Raad, deze levert het initiatief en de pressie om onderhandelingen te doen slagen.
4. De democratische acceptatie van primair Unierecht is formeel verzekerd door de nationale grondwettelijke procedures. In de meeste landen is goedkeuring van een verdrag door het parlement/referendum voorwaarde voor ratificatie.

A
  1. Tbv verdragswijziging is een gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten nodig.
    ==> Onjuist. Wel juist: In de EU moeten alle lidstaten akkoord gaan bij de sluiting, en bij de ratificatie. Zie art. 48 VEU.
    ==> Mbt 2: Dit is een voorbeeld van het actieve aspect: politieke leiding. Niet van het passieve aspect: acceptatie/ draagvlak ervan.
36
Q

Wat is geen vorm van regelgevende bevoegdheden?
1. gedelegeerde handelingen
2. niet-wetgevende handelingen
3. uitvoering in de zin van art. 291 VWEU
4. Alle antwoorden zijn juist.
5. Geen antwoord is juist.

A
  1. niet-wetgevende handelingen
37
Q

Als een verordening of richtlijn geen specifieke bepalingen over de toepassing/handhaving, dan…:
1. gelden de reguliere nationale handhavingsmaatregelen van de lidstaten.
2. moeten lidstaten maatregelen hiertoe nemen, om het “nuttig effect” te waarborgen.
3. mogen de lidstaten geen handhavingsmaatregelen nemen die niet in de richtlijn zijn gedefinieerd.
4. moeten lidstaten met dezelfde sancties optreden tegen overtredingen van EU-wetgeving als tegen overtredingen van nationale wetgeving.

A
  1. moeten lidstaten maatregelen hiertoe nemen, om het “nuttig effect” te waarborgen.
    ==> Antwoord 4 klopt wel maar gaat om sancties, terwijl de vraag gaat om handhaving, dus breder.
38
Q

Art. 17 lid 1 VEU geldt … als bron van de bevoegdheden van de Commissie.
1. wel
2. niet

A
  1. niet
39
Q

Gedeeld recht betreft NIET:
1. Rule of reason
2. De autonome doorwerkingsleer
3. EU-verdragen
4. Het leerstuk van voorrang

A
  1. EU-verdragen
    ==> Dit is gedeeld bestuur (instrumenten)
40
Q

Operationalisering van EU-wetgeving door de lidstaten kan het beste plaatsvinden:
* Door lagere regelgeving (AMvB of ministeriële regeling) … (vul in), mits ….
* Dmv formele wetgeving bij… .
In het geval van consumenetenbescherming wordt in beginsel gekozen voor…
Mogelijke antwoorden:
1. bij verordeningen en richtlijnen… delegatiebevoegdheid aanwezig is… bij besluiten… lagere regelgeving
2. bij verordeningen… delegatiebevoegdheid aanwezig is… bij richtlijnen… formele wetgeving
3. bij delegatie… delegatiebevoegdheid aanwezig is… wanneer de Grondwet formele wetgeving vereist… een van deze opties
4. bij tijdsruk… delegatiebevoegdheid aanwezig is… bij een belangrijk onderwerp waar een coherent reguleringskader gewenst is… formele wetgeving

A
  1. bij tijdsruk… delegatiebevoegdheid aanwezig is… bij een belangrijk onderwerp waar een coherent reguleringskader gewenst is… formele wetgeving
41
Q

Welke stelling is onjuist?
1. De uitvoering van bestuur heeft twee componenten: (1) de vaststelling van concrete beschikkingen/ besluiten; en (2) de vaststelling van rechtshandelingen van algemene strekking.
2. Bij de uitvoering van Uniewetgeving spelen Europese instellingen, nationale autoriteiten en Europese agentschappen een rol.
3. Het uitvoerend bestuur van de lidstaten is gekoppeld aan art. 291 VWEU. Het uitvoerend bestuur van de Commissie kan zowel aan art. 290 als 291 VWEU worden gekoppeld.
4. Met de term niet-wetgeving wordt bedoeld: uitvoering en bestuur.
5. Alle stellingen zijn juist.
6. Alle stellingen zijn onjuist.

A
  1. Alle stellingen zijn juist.
42
Q

Wie wordt beschouwd als de hoogste instelling van de EU?
1. het Europees Parlement
2. de Europese Raad
3. de Raad
4. de Europese Commissie
5. het Hof van Justitie van de Europese Unie
6. de Europese Centrale Bank
7. de Europese Rekenkamer

A
  1. de Europese Raad
43
Q

Hoe krijgt de Commissie de bevoegdheid om gedelegeerde regelgeving vast te stellen?
1. De bevoegdheid is gegeven in art. 290 VWEU.
2. De toekenning van deze bevoegdheid gebeurt bij wetgevingshandeling.
3. De bevoegdheid is gegeven in art. 17 VEU.
4. Geen antwoord is juist

A
  1. De toekenning van deze bevoegdheid gebeurt bij wetgevingshandeling.
44
Q

Welke stelling is onjuist?
1. De autonome doorwerkingsleer van het HvJ wordt niet puur gebaseerd op constituties van de lidstaten, maar op grond van zijn eigen constitutie.
2. De autonome doorwerkingsleer van het HvJ eist een monistische benadering van lidstaten t.a.v. Europees recht.
3. Het belangrijkste Kenmerk van autonome rechtsorde is dat lidstaten van de EU gebonden kunnen worden aan rechten en plichten die het gemeenschapsrecht toekent aan onderdanen.
4. De autonomie van het Unierecht uit eigen hoofde is uitgesproken in Costa/ENEL.

A
  1. De autonomie van het Unierecht uit eigen hoofde is uitgesproken in Costa/ENEL.
    ==> Moet zijn:
  2. De autonomie van het Unierecht uit eigen hoofde is uitgesproken in Van Gend & Loos
45
Q

Wat kan een uitvoeringshandeling zijn?
1. verordeningen
2. richtlijnen
3. besluiten
4. aanbevelingen
5. adviezen
6. 1+2
7. 1+2+3
8. 4+5
9. 1+2+3+4+5

A
  1. 1+2+3+4+5
46
Q

… (vul in) zijn de aan de Commissie overgedragen bevoegdheid om … van algemene strekking vast te stellen ter … van bepaalde … onderdelen van een wetgevingshandeling.
1. Gedelegeerde handelingen… wetgevingshandelingen … aanvulling … niet-essentiële of essentiële
2. Gedelegeerde handelingen… niet-wetgevingshandelingen … aanvulling of wijziging … niet-essentiële
3. Uitvoerende handelingen… niet-wetgevingshandelingen … aanvulling of wijziging… niet-essentiële of essentiële
4. Uitvoerende handelingen… niet-wetgevingshandelingen … aanvulling of wijziging … niet-essentiële

A
  1. Gedelegeerde handelingen… niet-wetgevingshandelingen … aanvulling of wijziging … niet-essentiële
    ==> overeenkomstig het bepaalde in artikel 290 VWEU
47
Q

Uitvoerend bestuur vindt plaats … (vul in) de wetgeving. Dit bestuur is vooral ondergebracht bij … en bij …
Politieke bestuur vindt plaats … (vul in) de wetgeving. De belangrijkste instelling die zich hiermee bezighoudt is … .
Mogelijke antwoorden:
1. na… de lidstaten… de Commissie… vóór… de Europese Raad…
2. na… de Commissie… agentschappen vóór… de Raad…
3. na… de Commissie… agentschappen… vóór… het Europese Parlement…
4. vóór… de Commissie… agentschappen na… de Europese Raad…

A
  1. na… de lidstaten… de Commissie… vóór… de Europese Raad…
48
Q

Het begrip … (vul in) betreft een samenwerkingsprocedure op grond waarvan de Europese Commissie bij de vaststelling van uitvoeringsmaatregelen moet samenwerken met comités van nationale experts die door de Raad zijn ingesteld.

  1. Bemiddelingscomité
  2. Comité van de Regio’s
  3. Comitologie
  4. Comité van deskundigen
A
  1. Comitologie
49
Q

Een besluit van de Commissie voor de goedkeuring van een fusie tussen grote bedrijven is een…:
1. uitvoeringshandeling
2. wetgevingshandeling
3. niet-wetgevingshandeling
4. geen rechtshandeling

A
  1. uitvoeringshandeling
50
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Een democratisch tekort is zichtbaar bij het primaire wetgevingstraject (weinig macht voor de nationale parlementen), bij verdragswijzigingen (zwakke band tussen regering, parlement en bevolking) en in de verhouding van het EP ten opzichte van de Europese Raad en de Raad (deze twee instellingen hoeven geen verantwoording af te leggen aan het EP).
2. De noodremprocedure is een in het leven geroepen ‘lidstaat beschermende’ procedure die in een aantal verdragsbepalingen is opgenomen en waarmee een gewone wetgevingsprocedure kan worden geschorst teneinde de in geding zijnde ontwerpmaatregel voor te leggen aan de Europese Raad.
3. De Commissie moet verantwoording aan het Europees Parlement afleggen.
4. Het Europees Parlement kan invloed uitoefenen op de begroting van de Commissie; het kan amendementen indienen op voorstellen van de Commissie.
5. De Commissie heeft als enige het initiatiefrecht. Geen andere EU instelling kan de Commissie vragen op een bepaald vlak een wetgevingsvoorstel te doen.

A
  1. De Commissie heeft als enige het initiatiefrecht. Geen andere EU instelling kan de Commissie vragen op een bepaald vlak een wetgevingsvoorstel te doen.
    ==> Klopt niet. Het EP kan de Commissie vragen op een vlak een wetgevingsvoorstel te doen (art. 225 VWEU).
    ==> Mbt 3: (art. 230 tweede alinea VWEU)
51
Q

Wie heeft de bevoegdheid om gedelegeerde regelgeving vast te stellen?
1. Het Europees Parlement
2. De Europese Raad
3. De Raad van Ministers
4. De Europese Commissie
5. 1+3
6. 1+4

A
  1. De Europese Commissie
    Zie art. 290 VWEU
52
Q

… (vuk in) betreft … van de EU (zoals bindende handelingen, verordeningen en richtlijnen) die de nationaalrechtelijke sfeer en de nationale rechtsorde delen met de autonome sfeer en autonome rechtsorde van de EU, en waarvoor op beider gebied moet worden opgetreden.
1. Gedeelde instrumenten … rechtsinstrumenten
2. Gedeeld gezag …. het gezag
3. Gedeeld bestuur ….rechtshandelingen
4. Gedeeld gezag … rechtshandelingen

A
  1. Gedeelde instrumenten … rechtsinstrumenten
53
Q

Welke stelling mbt uitvoeringshandelingen is onjuist?
1. De hoofdregel is dat lidstaten verantwoordelijk zijn voor de uitvoering, toepassing en handhaving van Unierecht.
2. De Commissie houdt toezicht op de uitvoering van Unierecht door nationale autoriteiten en indien nodig optreden door een inbreukprocedure tegen de lidstaat te starten.
3. Als bepaalde wetgeving onder eenvormige voorwaarden moet worden uitgevoerd, kan het vaststellen van uitvoeringsmaatregelen aan de Commissie (soms Raad) worden toegekend (uitvoering door Commissie). Dit is een machtigingsbevoegdheid (in tegenstelling tot delegatiebevoegdheid).
4. Alle stellingen zijn onjuist.
5. Geen stelling is onjuist.

A
  1. Geen stelling is onjuist.
54
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Voorbeelden van een federaal systeem zijn: Canada, Zwitserland, VS en de Bondsrepubliek Duitsland.
2. Gedeeld gezag is kenmerkend voor federale systemen, met name voor coöperatief federalisme.
3. De EU functioneert op basis van gedeelde souvereiniteit.
4. De EU wordt gezien als duaal federaal stelsel.
5. Alle stellingen zijn juist.

A
  1. De VS wordt gezien als duaal federaal stelsel. De EU wordt gezien als coöperatief federaal stelsel.
55
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Kenmerken van Coöperatief federalisme zijn: (1) samenwerking tussen het gezag op verschillende niveaus is nodig voor het goed functioneren; (2) Lokale uitvoering door lidstaten; en (3) Onduidelijkheid of soevereiniteit centraal of decentraal ligt.
2. De EU functioneert op basis van gedeelde souvereiniteit: Er zijn regels die de souevereiniteit van lidstaten uitdrukken, zoals het attributiebeginsel (art. 4 lid 1 VEU); en er zijn regels die de souevereiniteit van lidstaten relativeren, zoals het onderwerpen van lidstaten aan Unierecht (zie arrest Costa/ENEL).
3.Gevallen van gedeeld recht (vooral rechtsontwikkeling) zijn te vinden in: grondrechten en beginselen, leerstukken, instrumenten en bevoegdheden (legaliteit).
4. Bij gedeeld recht gaat het om een belang zoals vastgelegd in het recht (incl. grondwet) van lidstaten, dat doordringt tot EU recht.
5. Alle stellingen zijn juist.

A

3.Gevallen van gedeeld recht (vooral rechtsontwikkeling) zijn te vinden in: grondrechten en beginselen, leerstukken, instrumenten en bevoegdheden (legaliteit).
==> Moet zijn:
3.Gevallen van gedeeld recht (vooral rechtsontwikkeling) zijn te vinden in: grondrechten en beginselen, leerstukken en bevoegdheden (legaliteit).
==> instrumenten horen bij gedeeld bestuur.

56
Q

Wie is geen lid van de Europese Raad?
1. de staatshoofden of regeringsleiders van de lidstaten
2. een vaste voorzitter van de Europese Raad, die geen regeringsleider of staatshoofd is
3. de voorzitter van de Europese Commissie
4. 2+3
5. Geen antwoord is juist.

A
  1. Geen antwoord is juist.
57
Q

Welke stelling is onjuist?
1. In de eerste decennia van de Europese samenwerking gold institutionele autonomie, dwz dat lidstaten zelf een methode konden kiezen om EU-wetgeving te operationaliseren.
2. Institutionele autonomie houdt in dat de operationalisering van EU-wetgeving een resultaatsverplichting was/is, met veel vrijheid voor de lidstaten.
3. Bij het operationaliseren van EU-wetgeving moet de nationale regelgever EU-wetgeving omzetten naar formele wetgeving.
4. De uitvoerende bevoegdheid voor lidstaten betreft alle lagen van de nationale overheid, van regering tot ZBO, en allerlei soorten maatregelen.
5. Alle stellingen zijn juist.
6. Alle stellingen zijn onjuist.

A
  1. Bij het operationaliseren van EU-wetgeving moet de nationale regelgever EU-wetgeving omzetten naar formele wetgeving.
    ==> Klopt niet. De nationale regelgever kan zelf bepalen of het EU-wetgeving op lagere niveaus ten uitvoer brengt (bv. ministeriële regeling, AMvB vanwege tijdsdruk) of op hogere (formele wetgeving vanwege belangrijkheid/in stand houden nationaal reguleringskader).
58
Q

Comitologie geeft meer macht aan… (vul in) en geniet daarom de voorkeur van… (vul in) boven delegatie.
Mogelijke antwoorden:
1. Europese Raad… regeringsleiders en staatshoofden
2. Politici… Europees Parlement
3. ambtenaren… de Commissie
4. lidstaten… de Raad

A
  1. lidstaten… de Raad
    ==> Het is logisch dat de Raad de voorkeur geeft aan uitvoering boven delegatie: de lidstaten kunnen via comitologie vroeg controle uitoefenen over besluitvorming.
59
Q

Welke stelling mbt de beginsel van loyale samenwerking is onjuist?
1. Unie-instellingen als lidstaten elkaar dienen te respecteren en steunen bij de vervulling van de Unietaken.
2. Op basis van dit beginsel hebben lidstaten een positieve verplichting (handelen) om alles te doen wat nodig is om het Unierecht effectief te maken.
3. Op basis van dit beginsel hebben lidstaten een negatieve verplichting (nalaten) om niets te doen wat de volle werking van het Unierecht kan frustreren.
4. Het beginsel van loyale samenwerking heet ook Unietrouw.
5. Al deze opties
6. Geen van deze opties

A
  1. Geen van deze opties
60
Q

Delegatie op Europees niveau is mogelijk bij zaken…:
1. waarbij veiligheid vs bescherming van individuele rechten afgewogen moet worden
2. omtrent vrijheid van meningsuiting
3. waar de lidstaat niet unaniem over hebben besloten in de Raad
4. geen antwoord is juist
5. alle antwoorden zijn juist

A
  1. waar de lidstaat niet unaniem over hebben besloten in de Raad
    ==> Unanimiteit is niet nodig; belangrijker is dat antwoorden 1 en 2 onjuist zijn.
    Delegatie is verboden in gevallen…:
    o waarin fundamentele rechten in het geding zijn; of
    o met complexe politieke besluitvorming, met conflicterende belangen.
61
Q

De Meroni- doctrine houdt in dat:
1. De Unie is gebaseerd op blijvend soevereine staten, die verantwoordelijk zijn voor hun eigen interne gezag (interne soevereiniteit) en die lid blijven van de internationale statengemeenschap (externe soevereiniteit).
2. De EU kan actie ondernemen op meer terreinen die voor de EU en diens bevolking van belang zijn (vrijheid, veiligheid en justitie) en kent het nieuwe rechten toe aan de al bestaande beleidsterreinen.
3. Lidstaten kregen de mogelijkheid hun lidmaatschap op te zeggen
4. Agentschappen mogen niet over ruime discretionaire bevoegdheden beschikken.

A
  1. Agentschappen mogen niet over ruime discretionaire bevoegdheden beschikken.
62
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Rechters in de lidstaten vervullen het mandaat van de nationale rechter, en tegelijkertijd een Europeesrechtelijk mandaat.
2. Nationale ministers hebben een nationaal mandaat, en een Europees mandaat.
3. Ambtsverdubbeling is een techniek om de regeringsniveaus van de Unie met die van de lidstaten te verbinden. Dit is kenmerkend voor een coöperatief federaal systeem.
4. Het Communautair Douanewetboek is geen voorbeeld van gedeeld bestuur omdat het gecentraliseerd is.

A
  1. Het Communautair Douanewetboek is geen voorbeeld van gedeeld bestuur omdat het gecentraliseerd is.
    ==> Mbt 1 & 2:
    * Rechters in de lidstaten: ze vervullen het mandaat van de nationale rechter, maar tegelijkertijd is de EU van nationale rechters afhankelijk als het gaat om handhaving van Unierecht (effectiviteit Unierecht garanderen). Er is als het ware sprake van een Europeesrechtelijk mandaat.
    * Nationale ministers hebben een nationaal mandaat, en zijn ook lid van de van de Raad van ministers van de EU.
63
Q

Gedeeld recht betreft NIET:
1. grondrechten en beginselen
2. leerstukken
3. bevoegdheden
4. rechtsbescherming: verhouding tussen de nationale rechter en het Hof van Justitie

A
  1. rechtsbescherming: verhouding tussen de nationale rechter en het Hof van Justitie
    ==> dit is gedeeld bestuur
64
Q

Bij … (vul in) gaat het om regels ter uitvoering van EU-wetgeving.
1. regelgevende bevoegdheden
2. wetgevende bevoegdheden
3. uitvoerende bevoegdheden
4. gedelegeerde bevoegdheden

A
  1. regelgevende bevoegdheden
65
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Gedeelde democratie bestaat in besluiten van de Raad, de Europese Raad, het Europees Parlement en lidstaten.
2. Het belangrijkste element van democratische fundering van de Unie in lidstaten is dat van de bestuurlijke verantwoordelijkheid van ministers/regeringsleiders voor hun handelen in de Raad of Europese Raad tegenover hun eigen parlement of hun burgers.
3. Het Europees Parlement wordt gezien als een soort compensatie voor het gebrek aan democratie bij wetgevende besluiten door enkel de Raad.
4. Democratie heeft twee aspecten: (1) het passieve aspect: politieke leiding, en (2) het actieve aspect: acceptatie/ draagvlak ervan. De vraag naar gedeelde democratie is daarom te beantwoorden door analyse van leiding en acceptatie van Primair Unierecht.
5. Geen stelling is onjuist

A
  1. Democratie heeft twee aspecten: (1) het passieve aspect: politieke leiding, en (2) het actieve aspect: acceptatie/ draagvlak ervan. De vraag naar gedeelde democratie is daarom te beantwoorden door analyse van leiding en acceptatie van Primair Unierecht.
    ==> Moet zijn:
  2. Democratie heeft twee aspecten: (1) het actieve aspect: politieke leiding, en (2) het passieve aspect: acceptatie/ draagvlak ervan. De vraag naar gedeelde democratie is daarom te beantwoorden door analyse van leiding en acceptatie van Primair Unierecht.
66
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Gedeeld bestuur is de binnen de EU bestaande deling van bevoegdheden, ambten, mandaten en instrumenten die typisch is voor een coöperatief federaal systeem.
2. Bij gedeeld bestuur zijn er figuren met een dubbele functie (‘met twee petten op’), met een bindende rol tussen de Unie en de lidstaten.
3. Gedeeld bestuur zien we terug bij ambten en mandaten, bij bepaalde instrumenten, en bij de organisatie van de rechtsbescherming in de Unie.
4. Gedeeld bestuur betreft de uitvoerende macht, en niet de wetgevende en de rechtsprekende macht.

A
  1. Gedeeld bestuur betreft de uitvoerende macht, en niet de wetgevende en de rechtsprekende macht.
67
Q

Welke twee vormen kan secundair recht aannemen sinds het Verdrag van Lissabon?
1. Delegatie en uitvoering
2. Wetgevingshandelingen en niet-wetgevingshandelingen
3. Wetgevingshandelingen en rechtshandelingen
4. Richtlijnen en verordeningen

A
  1. Wetgevingshandelingen en niet-wetgevingshandelingen
68
Q

Welke stelling mbt agentschappen is onjuist?
1. Een agentschap is een orgaan naar Europees publiekrecht dat wordt opgericht bij verordening om zeer specifieke taken te verrichten
2. Een agentschap is een Unie-instelling
3. Een agentschap bezit rechtspersoonlijkheid
4. Er zijn tientallen agentschappen binnen de EU
5. Naast de aan een agentschap toegekende specifieke taken, hebben alle agentschappen de taken van het vergemakkelijken van de coördinatie tussen de Commissie en nationale uitvoeringsinstanties, alsmede een rol bij de voorbereiding van Commissie-besluiten en regelgeving.

A
  1. Een agentschap is een Unie-instelling
69
Q

Welke stelling mbt het democratisch tekort is onjuist?
1. Er is sprake van degressief-evenredige vertegenwoordig in het EP: de populatie in een lidstaat staat niet in gelijke verhouding met het aantal zetels dat een lidstaat heeft in het EP.
2. Het EP heeft wel een controlefunctie ten opzichte van de Europese Commissie, maar het EP heeft geen controlefunctie ten opzichte van de Europese Raad en de Raad. Die controle dient door de nationale parlementen gedaan te worden.
3. Nationale parlementen hebben moeite met de controle op de Europese Raad en de Raad vanwege de gebrekkige transparantie omtrent de precieze rol van ‘eigen’ ministers in de besluitvorming van deze instellingen.
4. Er is een toegenomen rol van agentschappen, die ver afstaan van het democratisch proces.
5. Het EP heeft niet in alle besluitvormingsprocedures een volwaardige rol (bijv. gewone wetgevingsprocedure, bijzondere wetgevingsprocedures, GBVB).

A
  1. Het EP heeft niet in alle besluitvormingsprocedures een volwaardige rol (bijv. gewone wetgevingsprocedure, bijzondere wetgevingsprocedures, GBVB).
    ==> Wel juist:
  2. Het EP heeft niet in alle besluitvormingsprocedures een volwaardige rol (bijv. bijzondere wetgevingsprocedures, GBVB).
70
Q

Welke stelling is onjuist?
1. De absolute visie op autonomie heeft betrekking op de relatie tussen het Unierecht en het recht van lidstaten, en op de relatie tussen het Unierecht en internationaal recht.
2. Typisch voor een coöperatief federaal systeem is dat de bevoegdheid ook kruislings kan ontstaan: een bestuursorgaan in een lidstaat baseert zijn optreden rechtstreeks op een wettelijke grondslag uit de Europese rechtsorde.
3. Tot op zekere hoogte kan het Europees recht dienen als wettelijke grondslag voor de uitoefening van bestuursbevoegdheden op lidstaatniveau.
4. Alle stellingen zijn juist.
5. Alle stellingen zijn onjuist.

A
  1. Alle stellingen zijn juist.
71
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Verordeningen en richtlijnen worden door Unie-instellingen en lidstaten gedeeld: ze worden vastgesteld door Raad en Parlement, terwijl uitvoering nationaal plaatsvindt. Zo ontstaat “nationaal-Europese regelgeving.
2. De verhouding tussen de nationale rechter en het Hof van Justitie is er een van samenwerking, niet hiërarchisch. Dat is een vorm van gedeeld bestuur op het gebied van rechtsbescherming.
3. Gedeelde democratie is terug te vinden in verdragsbepalingen die aangeven dat lidstaten democratisch dienen te zijn en dat nationale parlementen en rol hebben bij goede werking van de Unie.
4. Ministers en regeringsleiders hebben bestuurlijke verantwoordelijkheid voor hun handelen in de Raad of Europese Raad tegenover hun eigen parlement of hun burgers. Dat is een kwestie van zowel gedeeld recht als ook gedeelde democratie.
5. Geen stelling is onjuist.

A
  1. Geen stelling is onjuist.
72
Q

Kan een discretionaire bevoegdheid om rechtshandelingen van algemene strekking vast te stellen bij een agentschap worden belegd?
1. Ja, volgens Verdragsbepalingen
2. Ja, volgens de Meroni-doctrine
3. Nee, volgens Verdragsbepalingen
4. Nee, volgens de Meroni-doctrine

A
  1. Nee, volgens de Meroni-doctrine
73
Q

Bij uitvoeringshandelingen geldt dat de Commissie moet samenwerken met comités van nationale experts.
De Comitologie-verordening (Verordening (EU) nr. 182/2011 ) onderscheidt de … (vul in) en de … (vul in). Bij dat eerste geldt dat de Commissie alleen zoveel mogelijk rekening moet houden met het advies van het comité. Bij dat andere geldt dat het comité de vaststelling kan blokkeren.

  1. adviesprocedure… onderzoeksprocedure…
  2. consultatie procedure… toezichtsprocedure…
  3. optionele procedure… verplichte procedure…
  4. adviesprocedure… goedkeuringsprocedure…
A
  1. adviesprocedure… onderzoeksprocedure…
74
Q

De EU-Verdragen zijn een vorm van…
1. Gedeeld recht want ze putten uit nationale constitutionele beginselen voor Europees recht.
2. Gedeelde instrumenten (gedeeld bestuur), want ze scheppen rechtsinstrumenten voor de Unie.
3. instrumentenverdubbeling (gedeeld bestuur), want ze zijn verdragen van internationaal recht, en ook rechtsbron van intern recht van de Unie.
4. instrumentenverdubbeling (gedeeld bestuur), want ze zijn door lidstaten ondertekend en scheppen een autonome rechtsorde.

A
  1. instrumentenverdubbeling (gedeeld bestuur), want ze zijn verdragen van internationaal recht, en ook rechtsbron van intern recht van de Unie.
    ==> Mbt 4: dat is niet de juiste redenering want de redenering moet elementen van gedeeld bestuur toelichten.
75
Q

Welke stelling over regelgevende bevoegdheden is onjuist?
1. Zowel bij gedelegeerde handelingen als ook bij uitvoering berust de bevoegdheid voor regelgeving op een delegatiegrondslag in een wetgevende handeling.
2. Een keuze tussen gedelegeerde handelingen en uitvoering is vaak onderwerp van politiek conflict tussen het Parlement (voorkeur delegatie) en de Raad (voorkeur uitvoering).
3. Er zijn geen objectieve criteria voor een keuze tussen gedelegeerde handelingen en uitvoering; het HvJ laat veel ruimte voor de wetgever om een keuze te maken.
4. Delegatie gaat om het stellen van regels ter aanvulling of wijziging van niet-essentiële onderdelen. Bij uitvoering staat de nadere bepaling centraal van de inhoud van een wetgevingshandeling om ervoor de zorgen dat deze in alle lidstaten volgens eenvormige voorwaarden wordt uitgevoerd.
5. Alle stellingen zijn juist.
6. Alle stellingen zijn onjuist.

A
  1. Alle stellingen zijn juist.