Latijnse termen Flashcards

1
Q

Latijnse naam voor: eierstok

A

Ovarium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Latijnse naam voor: urineleider

A

Ureter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Latijnse naam voor: plasbuis

A

Urethra

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Latijnse naam voor: eileider

A

Tuba Uterina

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Latijnse naam voor: zaadblaasje

A

Vesicula seminalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Latijnse naam voor: kuitbeen

A

fibula

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Latijnse naam voor: dunne darm

A

Intestinum tenue

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Latijnse naam voor: Ringkraakbeen

A

Cartilago cricoidea

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Latijnse naam voor: 12-vingerige darm

A

duoderum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Latijnse naam voor: ademsappel

A

cartilago thyroida

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Latijnse naam voor: staartbeen

A

coccyx

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Latijnse naam voor: middenvoetsbeentjes

A

Metatarsales

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Latijnse naam voor: voetwortelbeentjes

A

Ossa tarsi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Latijnse naam voor: Scheenbeen

A

Tibia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Latijnse naam voor: dijbeen

A

Femur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Latijnse naam voor: middenhandbeentjes

A

Ossa metacarpales

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Latijnse naam voor: Handwortelbeentjes

A

Ossa Carpi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Latijnse naam voor: Spaakbeen

A

Radius

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Latijnse naam voor: Gal blaas

A

Vesica fellea

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Latijnse naam voor: Keelholte

A

Pharynx

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Latijnse naam voor: Bovenarm

A

Humerus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Distaal

A

Onder een gewricht of draaipunt in het lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Proximaal

A

Boven een gewricht of draaipunt in het lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Latijnse naam voor: Schaambeen

A

Symphysis pubica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Caudaal

A

richting de voeten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Latijnse naam voor: (dalende deel) dikke darm

A

Colon descendens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Latijnse naam voor: Eerste deel dikke darm

A

Colon ascendens

28
Q

Latijnse naam voor: Endeldarm

A

Rectum

29
Q

Latijnse naam voor: Milt

A

Lien

30
Q

Latijnse naam voor: Stembanden

A

Glottis

31
Q

Latijnse naam voor: Strotklepje

A

Epiglottis

32
Q

Latijnse naam voor: Alvleesklier

A

Pancreas

33
Q

Latijnse naam voor: Zaadleider

A

Vas Deferens

34
Q

Latijnse naam voor: Luchtpijp

A

Trachea

35
Q

Latijnse naam voor: Horizontale deel van de dikke darm

A

Colon transversum

36
Q

Ventraal

A

aan de voorzijde van het lichaam

37
Q

Dorsaal

A

Aan de achterzijde van het lichaam

38
Q

Latijnse naam voor: balzak

A

Scrotum

39
Q

Latijnse naam voor: Schedel

A

Cranium

40
Q

Latijnse naam voor: Sleutelbeen

A

Clavicula

41
Q

Latijnse naam voor: Schouderblad

A

Scapula

42
Q

Latijnse naam voor: Borstbeen

A

Sternum

43
Q

Latijnse naam voor: Bekken

A

Pelvis

44
Q

Latijnse naam voor: Ellepijp

A

ulna

45
Q

Latijnse naam voor: Blinde darm

A

Appendix

46
Q

Latijnse naam voor: Slokdarm

A

Oesophagus

47
Q

Latijnse naam voor: Nier

A

Ren

48
Q

Craniaal

A

richting de schedel

49
Q

Lateraal

A

Richting de zijkant van het lichaam

50
Q

Mediaal

A

Richting het midden van het lichaam

51
Q

Latijnse naam voor: Baarmoeder

A

Uterus

52
Q

Latijnse naam voor: Baarmoederhals

A

Cervix

53
Q

Latijnse naam voor: Blaas

A

Vesica urinaria

54
Q

Latijnse naam voor: Tussenribspieren

A

Musculi intercostales

55
Q

Latijnse naam voor: teelbal

A

Testis

56
Q

Latijnse naam voor: Strottenhoofd

A

Larynx

57
Q

Latijnse naam voor: Ribben

A

Costae

58
Q

Latijnse naam voor: Vingers en tenen

A

Phalanges

59
Q

Latijnse naam voor: knieschijf

A

Patella

60
Q

Latijnse naam voor: heiligbeen

A

Sacrum

61
Q

Latijnse naam voor: Maag

A

Gaster

62
Q

Latijnse naam voor: Lever

A

Hepar

63
Q

Musculus Detrusor

A

Spier rondom de blaas

64
Q
A
65
Q
A