Latijnse termen Flashcards
Latijnse naam voor: eierstok
Ovarium
Latijnse naam voor: urineleider
Ureter
Latijnse naam voor: plasbuis
Urethra
Latijnse naam voor: eileider
Tuba Uterina
Latijnse naam voor: zaadblaasje
Vesicula seminalis
Latijnse naam voor: kuitbeen
fibula
Latijnse naam voor: dunne darm
Intestinum tenue
Latijnse naam voor: Ringkraakbeen
Cartilago cricoidea
Latijnse naam voor: 12-vingerige darm
duoderum
Latijnse naam voor: ademsappel
cartilago thyroida
Latijnse naam voor: staartbeen
coccyx
Latijnse naam voor: middenvoetsbeentjes
Metatarsales
Latijnse naam voor: voetwortelbeentjes
Ossa tarsi
Latijnse naam voor: Scheenbeen
Tibia
Latijnse naam voor: dijbeen
Femur
Latijnse naam voor: middenhandbeentjes
Ossa metacarpales
Latijnse naam voor: Handwortelbeentjes
Ossa Carpi
Latijnse naam voor: Spaakbeen
Radius
Latijnse naam voor: Gal blaas
Vesica fellea
Latijnse naam voor: Keelholte
Pharynx
Latijnse naam voor: Bovenarm
Humerus
Distaal
Onder een gewricht of draaipunt in het lichaam
Proximaal
Boven een gewricht of draaipunt in het lichaam
Latijnse naam voor: Schaambeen
Symphysis pubica
Caudaal
richting de voeten
Latijnse naam voor: (dalende deel) dikke darm
Colon descendens