Krachtbronnen Flashcards

1
Q

Internationale VN-Strafhof (International Criminal Court, ICC)

A

Het Internationaal Strafhof (ICC) onderzoekt en, waar nodig, berecht personen die worden beschuldigd van de ernstigste misdaden die de internationale gemeenschap aangaan: genocide, oorlogsmisdaden, misdaden tegen de menselijkheid en de misdaad van agressie. Als laatste redmiddel wil het de nationale rechtbanken aanvullen, niet vervangen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

UNEP

A

United Nations Environmental Programme, houdt zich bezig met het milieu.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

UNESCO

A

United Nations Educational Scientific and Cultural Organization, werkt aan onderwijs, wetenschap en cultuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Unicef

A

United Nations Children’s Fund, werkt voor de kinderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

UNAIDS

A

Bestreid aids en helpt slachtoffers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

ILO

A

International Labour Organization, stimuleert behoorlijk werk voor alle volwassenen en bestrijdt kinderarbeid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

WHO

A

World Health Organization, is er voor de gezondheidszorg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

FAO

A

Food an Agriculture Organization, is er voor de landbouw en het voedsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

IMF

A

Internationaal Monetair Fonds houdt zich samen met De Wereldbank bezig met de financiële kant van ontwikkelingshulp en armoede.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

OESO

A

Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (Engels: OECD, Organisation for Economic Cooperation and Development). Bestaat uit 34 democratische landen, waaronder bijna alle rijke landen. Het zet zich in voor duurzame economische groei en werkgelegenheid, en voor de verhoging van de levensstandaard in de ontwikkelingslanden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Drie kapitalen

A

Mensen, natuur en milieu, en de economie. Dit is een indeling toepasbaar op de krachtbronnen vanuit de Triple P.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Earth Charter

A

het Handvest van de Aarde (2000). Het is een tekst die werd voorgesteld door de Brundtlandcommissie in 1987. Het Earth Charter is een internationaal document over fundamentele waarden en principes dat probeert bij te dragen aan een rechtvaardige, duurzame en vreedzame samenleving in de 21e eeuw.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Participatie

A

Deelname (door stakeholders)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Participerende democratie

A

Wanneer er een actieve participatie is aan het besluitvormingsproces door alle stakeholders.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

LHBTI’ers

A

lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen, transgenders en interseksuele personen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Genderidentiteit

A

Genderidentiteit is het gender waartoe iemand zichzelf rekent. Gender verwijst naar de eigenschappen, gedragingen en rolpatronen die een maatschappij voor elk geslacht heeft bepaald.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wei wu wei

A

Chinese uitdrukking die de essentiële eisen om grote maatschappelijke veranderingen op een vreedzame manier tot stand te brengen op een eigenaardige manier tot uitdrukking brengt. Vertaling: ‘doen zonder doen’. Het eerste ‘doen’ staat voor: effectief handelen, iets daadwerkelijk bereiken, het tweede ‘doen’ staat voor optreden, forceren, doordrukken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Europese Hof voor de Rechten van de Mens

A

Individuele burgers kunnen naar dat hof stappen en landen aanklagen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Intergouvernementele organisaties

A

igo’s. Reusachtige organen zoals De Verenigde Naties en de Europese Unie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Consument

A

Consumenten of verbruikers zijn personen of huishoudens die goederen en diensten consumeren die worden geproduceerd in de economie. Consument vertoont koop- en gebruikersgedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Burger

A

Verantwoordelijk lid van de samenleving. Bij de rol van de burger past bijvoorbeeld: scheiden van afval, geld geven aan goede doelen, stemmen op een politieke partij die op de beste manier aandacht besteedt aan duurzame ontwikkeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Non-gouvernementele organisatie

A

ngo. Clubs die niet door de regering zijn opgericht. Plaatselijke actiecomités, bewonersgroepen, etc. Bijvoorbeeld: Wereld Natuurfonds of ‘Behoud de Oude Molen’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Civil society

A

de ‘gemeenschap van de burgers’. De burgermaatschappij, ook wel civil society of het maatschappelijk middenveld genoemd, is het geheel van particuliere organisaties in een samenleving, die verschillende groepen, meningen en belangen vertegenwoordigen.

24
Q

Global civil society

A

Internationale civil society.

25
Q

FSC-keurmerk

A

‘Forest Stewardship Council’. Een internationale ngo die toeziet op een duurzaam gebruik van bossen, en die de afbraak van tropische regenwouden bestrijdt.

26
Q

Duurzaam toerisme

A

Een vorm van toerisme waarbij geprobeerd wordt om zo weinig mogelijk schade aan te richten aan natuur en milieu en aan de lokale cultuur, en tegelijk bij te dragen aan de bewustwording van de touroperators en de toeristen.

27
Q

Wildviaducten

A

Ook: ecobrug, ecoduct of natuurbrug. Een ecoduct, ecopassage, natuurbrug of wildwissel is een civiel kunstwerk waarover in het wild levende dieren een obstakel, zoals een verkeersweg, kunnen kruisen.

28
Q

Natura 2000

A

Een groot Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. Alle EU-landen werken eraan mee. Het bestaat uit allemaal onderling verbonden natuurgebieden met een gezamenlijke oppervlakte van 18% van het grondgebied van de EU + ook nog heel veel natuurgebied in zee.

29
Q

Microkrediet

A

Een kleine lening tegen een laag rentetarief., zodat individuen een eigen bedrijf kunnen starten om zo economisch zelfstandig te worden.

30
Q

Twee cycli

A

De technologische cyclus en de biologische cyclus. Deze zijn fundamenteel voor het circulaire paradigma.

31
Q

Afvalhiërarchie

A

De Ladder van Lansink brengt de afvalhiërarchie heel eenvoudig in beeld.

32
Q

Ladder van Lansink

A

De Ladder van Lansink is een standaard op het gebied van afvalbeheer. Het afvalbeleid is erop gericht prioriteit te geven aan de milieuvriendelijkste verwerkingswijzen. Deze staan bovenaan de ‘ladder’. Het beleid van de overheid moet erop gericht zijn zo veel mogelijk afval de Ladder van Lansink te laten ‘beklimmen’. In de praktijk betekent dit dat altijd zal worden gekeken of een bepaalde stap gerealiseerd kan worden. Pas indien dit niet het geval is zal een volgende, lagere stap in aanmerking komen. De treden: preventie, hergebruik, sorteren en recyclen, energie, verbranden en storten

33
Q

DFD

A

Design for Disassembly: Ontwerp voor demontage

34
Q

Laminaten

A

Dienden vermeden te worden, omdat ze na gebruik niet meer gescheiden konden worden. Nieuwe technologiën hebben ervoor gezorgd dat het wel weer kan.

35
Q

Downcyclen

A

Wanneer materialen niet terugkeren naar de oorspronkelijke kwaliteit, krijg je producten van lagere kwaliteit, dit noem je downcyclen.

36
Q

Energieterugwinning

A

Het afval wordt verbrand bij hoge temperaturen om uitstoot van giftige gassen te voorkomen.

37
Q

Substitutie

A

In plaats van het gebruik van eenmalig toepasbare materialen, worden hernieuwbare grondstoffen gebruikt die bijdragen aan de mogelijkheid om materiaallussen te sluiten.

38
Q

Nieuwe technologiën

A

Waardoor minder materialen (dematerialisatie) en minder energie (extensivering) kunnen worden gebruikt, niet alleen tijdens productie, maar ook tijdens het gebruik van producten. Bijv. nano- en biotechnologie.

39
Q

JIT

A

just in time: producten worden op aanvraag gemaakt, zodat waardevolle materialen niet worden verspild.

40
Q

IKB

A

Integraal ketenbeheer is een principe waarbij door middel van het verbeteren van processen en samenwerking met leveranciers en afnemers een betere functionaliteit van het deelnemende bedrijf in de keten ontstaat. In bijvoorbeeld de horeca en de toeleverende bedrijven kan dit ervoor zorgen dat er minder afval ontstaat door meer accurate inkopen.

41
Q

Business-to-business

A

B2B. Bedrijven werken samen om in alle fasen van de levenscyclus van hun producten de kwaliteit te controleren.

42
Q

Cradle-to-cradle

A

C2C. Volgens hen staat het principe van afval gelijk aan voedsel. Dit betekent dat elke grondstof en elk materiaal dat voor een product gebruikt wordt ook weer moet kunnen worden hergebruikt. De grondstof mag geen waarde verliezen bij het hergebruik. Het gaat hierbij dus om ‘upcycling’ (iets nog beter of net zo goed maken). Je spreekt van C2C als er samenwerking is tussen bedrijven die betrokken zijn bij de verschillende fasen van de keten, inclusief de verwijderingsfase (integraal ketenbeheer).

43
Q

Pay per lux

A

Voorbeeld van B2B. Een principe van Philips waarbij je geen lampen koopt, maar licht.

44
Q

Donuteconomie

A

Een economisch systeem waarin iedereen recht heeft op sociale voorspoed en niemand het recht heeft om het aardse ecosysteem te misbruiken voor eigen gewin. Ze schetst een planeet-brede visie op de economie, waarin de ecologische grenzen van onze aarde worden gerespecteerd en we ervoor zorgen dat ieder mens een waardig leven kan leiden. bijv. pay per lux is goed

45
Q

Biomimicry

A

Nabootsing van natuurlijke processen, is de wetenschap en de kunst van het imiteren van de beste biologische ideeën in de natuur om menselijke toepassingen uit te vinden, te verbeteren en duurzamer te maken. Biomimetica is gebaseerd op 3,8 miljard jaar evolutie, waarbij de beste ideeën en aanpassingen het overleven. Opvallend daarbij is dat een organisme bijna nooit zijn eigen leefomgeving vervuilt, vergiftigt of onleefbaar maakt.

46
Q

Systeemdenken

A

We hebben sterke hulpmiddelen die ons helpen om op een echt geïntegreerde en holistische manier te denken, op een complex en systemisch niveau.

47
Q

SMART

A

Het eenvoudig en eenduidig opstellen en controleren van doelstellingen voor duurzame ontwikkelingen.

48
Q

Millenium Development Goals

A

MDG’s. Set van concrete doelen. Ze legden een lange reeks van overeengekomen meetbare targets vast, vooral met betrekking tot doelen die in de ontwikkelingslanden dienden te worden gerealiseerd.

49
Q

SDG’s

A

Sustainable Development Goals. De doelen leggen het wereldwijde duurzaamheidsprogramma vast voor de periode van 2015 tot 2030. Ze worden ook Agenda 2030 genoemd.

50
Q

Nationale Omgevingsvisie

A

NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland.

51
Q

Planbureau voor de Leefomgeving

A

PBL is het nationale instituut voor strategische beleidsanalyse op het gebied van milieu, natuur en ruimte.

52
Q

Natuurinclusiviteit

A

Het voortdurend betrekken van de natuur bij het bedenken en uitvoeren van plannen voor wonen, werken en/of landbouw, wat een mooi voorbeeld is van multifunctioneel ruimtegebruik.

53
Q

Klimaattafels

A

Elektriciteit, Industrie, Gebouwde Omgeving, Landbouw en Landgebruik en Mobiliteit.

54
Q

Poldermodel

A

Actieve samenwerking vindt plaats tussen partijen die van nature elkaars ‘tegenstanders’ lijken te zijn, gericht op consensus of op zijn minst op een voor alle partijen aanvaardbaar compromis.

55
Q

Publiek-private partnerschappen

A

PPP, waarin de grenzen tussen commerciële bedrijven, non-profitorganisaties, en individuele mensen worden overgestoken zodat een samenwerking op basis van gelijkwaardigheid mogelijk wordt. Een dergelijke samenwerking is noodzakelijk, omdat problemen veroorzaakt door onduurzaamheid vaak zeer complex zijn.

56
Q

Transitiemanagement

A

Het aansturen van transities, die leiden tot fundamenteel andere manieren van denken tot ingrijpend gewijzigde fysieke en economische structuren.

57
Q

Transdisciplinair

A

‘voorbij de disciplines’. De samenwerking dient nog verder uitgebreid te worden dan interdisciplinaire samenwerking, waarbij niet alleen de deskundige professionals meedoen, maar ook allerlei anderen die belanghebbend zijn: burgers, consumenten, actiegroepen, kortom: de civil society.