KLC: zorg 2 Flashcards
Wat zijn de verschillende fasen van het zorgcontinuüm?
FASE 0
–> Brede basiszorg, is de zorg die je voor elk kind voorziet binnen de klascontext.
FASE 1
–> Verhoogde zorg, als de maatregelen uit fase 0 niet volstaan, zal er mbv een zorgleerkracht extra hulp aangeboden worden.
FASE 2
–> Uitbreiding van zorg, hierbij wordt er een handelingsgerichte diagnose gesteld in samenwerking met het CLB
FASE 3
–> IAC (individueel Aangepast Curriculum). Het kind gaat ofwel naar het BLO of het kind krijgt een volledig individueel handelingsplan.
Wat zijn de 7 manieren om handelingsgericht te werken?
1- HGW is doelgericht
2- HGW is wisselwerking en afstemming
–> Transactioneel
3- HGW is het centraal stellen van opvoeding- en onderwijsbehoeften
4- Leerkracht maakt verschil en ouders doen er ook toe
–> Betrek de ouders! Wees een gedreven leerkracht
5- Focus ligt op de positieve aspecten van de leerling
6- HGW = constructief samenwerken
–> Metacommunicatie
7- Werkwijze is systematisch en transparant
Wat is UDL?
Universal Design for Learning
–> Neem diversiteit mee op als ‘normaal’ en niet later pas aanpassingen maken. Je vertrekt dus vanuit een manier van werken die voor het grote deel van de groep werken.
Wat zijn de 3 vragen die je je moet stellen bij het stellen van doelen of het maken van lessen vanuit de POV van de leerling?
1- Waarom moet ik in uw les zijn?
2- Als ik in uw les ben, wat leer ik er dan van?
3- Hoe kan ik de leerstof onder de knie krijgen en het u tonen?
Tussen welke 3 factoren is UDL de lijm?
Motivatie, differentiatie en evaluatie
Leg de 7 stappen uit van de M-cirkel
1- Beeldvorming: je omschrijft de realiteit
2- Dan formuleer je je doelen, wat wil je bereiken?
3- Je noteert de onderwijsbehoeften van de leerling
4- Verdere beeldvorming
5- Je maakt redelijke aanpassingen
6- Je omschrijft de ondersteuningsnoden van de leerkracht
7- Je evalueert je acties
Wat is het grootste verschil tussen een klasplan en een groepsplan?
Een klasplan is een duidelijk overzicht van alle kwaliteiten van de leerlingen op alle vlakken terwijl een groepsplan een actieplan is voor éénbepaald leerdomein. Dit plan kan convergerend (op basis van instructie) of divergerend (alle regels voor iedereen) zijn.
Welke 2 soorten groepsplannen heb je?
1- Pedagogisch, zet in op het welzijn van de leerling
2- Didactisch, zet in op de onderwijsnoden van de leerling
Wie is Feuerstein en wat is de metafoor met het lepeltje?
Feuerstein is een onderwijzer die de methode Feuerstein heeft ontwikkeld. Hij gelooft er in dat iedereen kan leren, ongeacht zijn/haar IQ. De metafoor met de thee is eigenlijk heel mooi. Hij stelt: wat heb je nodig om de thee zoet te maken, de suiker? Of het lepeltje? Het is eigenlijk het lepeltje, de suiker is al aanwezig (het potentieel van het kind), maar heeft enkel wat roertjes nodig van de lepel (Mediator) om het tot zijn recht te laten komen.
Wat accepteert methode Feuerstein niet?
Een plafond op vlak van ontwikkelen en leren
Wat is een mediator?
De persoon die het kind begeleid met zwakkere cognitieve mogelijkheden.
Wat zijn de 4 belangrijkste afkortingen binnen Feuerstein? Leg uit.
MLE
–> Mediated Learning Experience
= Informatie wordt voor leerlingen voorgekauwd en gesorteerd
LPAD
–> Learning Potential Assessment Device
= Door Feuerstein gemaakte potentialtest. Hierbij testen ze het potentieel van de leerling. Het is dus procesevaluatie.
MOV
–> Modificerende Omgeving Vormgeven
= Krachtige leeromgeving, wordt gewerkt in zone van naaste ontwikkeling met 4 criteria:
1- Openheid
2- Positieve stress
3- Uitdaging
4- Gepaste mediatie
IVP
–> Instrumenteel verrijkingsprogramma
= Door Feuerstein opgesteld, materiaal op met de leerlingen, met een goede mediatie, tot leren te komen
Welke 3 breinen hebben we? Leg uit!
1- Mensenbrein
–> Overkoepelend brein, het denkbrein
2- Zoogdierbrein
–> Handelt vanuit emotie en gevoel
3- Reptielenbrein
–> Onze automatische piloot (trauma)
Leg het ijsbergmodel uit. Wie heeft het ontwikkeld?
McClelland heeft die ontwikkeld. Het is eigenlijk een visuele voorstelling van hoe bewuste en onbewuste zaken ons gedrag beïnvloeden. Boven het wateroppervlak zijn het gedrag en de kennis en onder het wateroppervlak zijn de onzichtbare zaken zoals waarden en normen, eigenschappen en motieven.
Welke 2 soorten storend gedrag heb je?
1- Externaliserend
–> Gedrag vertoont zich naar buiten toe
2- Internaliserend
–> Gedrag wordt naar binnen toe vertoont
Welke 4 oorzaken zorgen ervoor dat gedrag moeilijk meetbaar is?
1- Situationele aspect
2- Relationele aspect
3- Relatieve aspect (subjectiviteit)
4- Fluctuerend aspect
Wat is het verschil tussen probleemgedrag en gedragsstoornis?
Probleemgedrag wordt vooral in de hand gewerkt door de omgeving en gedragsstoornissen worden bepaald door aanleg en erfelijkheid.
Wat zijn de 4 preventieniveau’s van probleemgedrag? Wie heeft dit opgesteld?
John Declerck heeft dit opgesteld in de vorm van een pyramide.
NIVEAU 0 = Brede maatschappelijke context
NIVEAU 1 = Bevordering leefklimaat
NIVEAU 2 = Algemene preventie
NIVEAU 3 = Specifieke preventie
NIVEAU 4 = Curatieve maatregelen (rechtstreeks)