Differentiëren en evalueren Flashcards
Wat is differentiatie?
Het rekening houden met elk individueel kind. Het is een basisdidactisch aspect van elke leerkracht.
Leg het concept van een minijuf/-meester uit.
Een minijuf of -meester is een sterker kind dat aan de zwakkere kinderen uitleg zal geven. Zo wordt het sterke kind uitgedaagd en wordt het voor de zwakkere kinderen extra uitgelegd!
Wat is evalueren?
Evalueren is voortgang boeken van competenties en zicht hebben op deze voortgang
Waarom differentiëren we?
Het gemiddelde kind dat in de handleidingen wordt beschreven bestaat niet. Ieder kind heeft zijn eigen kennen en kunnen.
Wat is het leerstofjaarklassensysteem?
Het LSJKS is een systeem waarbij er vaste leerstof wordt gekoppeld aan bepaalde leerjaren. De kinderen worden dus verdeeld op basis van leeftijd.
Geef de 3 voordelen van het LSJKS
1) Het is duidelijk en makkelijk te plannen. Er is geen discriminatie
2) De sociale vaardigheden worden ontwikkeld in een veilige omgeving. Leerlingen leren elkaar écht kennen.
3) Goede basis om te individualiseren.
Wat is een nadeel van LSJKS?
Het geeft een enorme prestatiedruk. Als je altijd met de beste wordt gezet, heb je altijd het gevoel dat je moet presteren. Hierdoor ontstaan drop-outs
Wat is de individualisering van het onderwijs? En wat is hierbij het doel?
Het begin- en eindpunt van de leerlingen is anders. Het erkent de verscheidenheid van de leerlingen en dit tot uitgangspunt neemt in de organisatie van het onderwijs. Individualiseren doen we door te differentiëren.
Het doel is eigenlijk om maximale ontwikkeling te bekomen bij de leerlingen maar dit binnen de natuurlijk aangegeven grenzen.
Wat is belangrijk bij individualisering?
Dat de leerkracht tijdens het werken zelf ook feedback geeft. Vraag hierbij als leerkracht ook zelf feedback van de leerlingen. Zo kan jij je lesaanpak veranderen als dat nodig is.
Wat is het macroniveau? Welke differentiatie vindt hier plaats?
Het organisatieniveau van het schooltype, het schoolwezen en de schoolstelsels.
Differentiatie die hier plaatsvindt is institutionele of interscolaire differentiatie.
Wat zijn de verschillende types binnen het onderwijs?
TYPE2
–> Verstandelijke beperking
TYPE3
–> Emotionele of gedragsstoornis
TYPE4
–> Motorische beperking
TYPE5
–> Opgenomen in een ziekenhuis, residentiële setting of preventorium
TYPE6
–> Visuele beperking
TYPE7
–> Auditieve beperking of spraak- en taalstoornis (STOS)
TYPE9
–> ASS
Wat is tracking?
Een courante vorm van differentiatie waar verschillende leertrajecten worden onderscheiden. Het uitstippelen van de verschillende leerwegen
Wat bepaalt het macroniveau op vlak van differentiatie?
Het macroniveau bepaalt de grenzen en mogelijkheden. Beslissingen vanuit dit niveau kunnen verregaande gevolgen hebben voor de andere niveaus
Wat is het eenheidstype onderwijs?
De leerlingen moeten niet meteen na het lager kiezen welke richting ze willen uitgaan. Kiezen doen ze in het derde jaar. (dit met BSO als uitzondering). Vanaf schooljaar 2019-2020 gaat de modernisering van het onderwijs door. Hierbij wachten ze nog langer met de keuze. Ze kunnen hierbij gerichter advies geven dan voordien.
Tussen welke twee zaken is er duidelijk een verband?
Tussen de keuze van de school en de sociale klasse van een ouder.
–> Dit ongeacht de intelligentie van het kind
Welke 2 zaken heeft de democratisering van het onderwijs nodig?
Welke stap is hierbij nodig?
1) Individualisering van het leerproces
2) Sterke differentiatie van leerinhouden en -methodes.
Hierbij is een doorbreking van het LSJKS broodnodig!
Wat is de verticale en de horizontale samenhang binnen het macro-niveau?
Verticaal
–> De overgangen van de grote jaren (3e kleuterklas en 6de leerjaar)
Horizontaal
–> Binnen 1 jaar vakdoorbrekend werken. Niet binnen 1 vakje blijven.
Wat is het mesoniveau? En welke differentiatie vindt hier plaats?
Het mesoniveau is het niveau van organisatie van de school en de schoolgemeenschap.
De differentiatie die hier plaatsvindt is externe differentiatie of interklassikale differentiatie
Wat is de verticale en de horizontale samenhang binnen het meso-niveau?
Horizontaal
–> De manier van groepering. Homo- of heterogene groepen. Hierbij had je vroeger setting en streaming.
Setting is dat de leerlingen gevorderd worden op niveau per vak. Streaming is dat de leerlingen op niveau van hun algemene begaafdheid worden verdeeld.
Nu is streaming dat leerlingen per vak worden ingedeeld in groepen van hetzelfde niveau.
Verticaal
–> De wijze van doorstromen van leerlingen. Hierbij beslis je als school of je grading of non-grading gaat toepassen.
Wat zijn 5 nadelen van de homogene groepen binnen de horizontale organisatie binnen het meso-niveau?
1) Ze werken fixerend
2) Ze doen zwakkere leerlingen meer afzwakken
–> Moeraseffect of het Pymaglion-effect
3) Ze werken stigmatiserend
4) Ze werken sociaal desintegrerend
5) Bevorderen de instandhouding van het frontaal lesgeven
Er zijn ook enkele voordelen aan de homogene groepen. Dewelke?
1) Leerlingen kunnen vooruitgang boeken op hun eigen niveau
2) De snelsten worden niet tegengehouden
3) De zwaksten kunnen makkelijker participeren
4) Het lesgeven is eenvoudiger
Wat is het verschil tussen grading en non-grading?
Bij grading wordt er een jaardoel opgesteld en wordt dit jaardoel getest op het einde van het jaar.
Bij non-grading, wordt leerstof en tijdsduur ontkoppeld. De leerlingen kunnen zelf vooruitgang boeken zonder dat de jaren een barrière vormen
Wat is het microniveau? Welke differentiatie wordt hier toegepast?
Het niveau van de organisatie binnen een bepaalde klas(groep). De differentiatie die hier toegepast wordt is interne of interklassikale differentiatie
Op welke 2 niveaus kan je differentiëren binnen het micro-niveau?
1) Tempodifferentiatie
–> Uniforme werkwijze, methodisch-didactische differentiatie
2) Leerstofdifferentiatie
–> Totale leerstofdifferentiatie, niveaudifferentiatie
Leg het kader van BDK uit van Castelein. Op welke niveaus kan het gebruikt worden?
Dit geeft een kader om op een proactieve, planmatige en positieve manier om te gaan met differentiatie.
Het bestaat uit twee tandwielen. Een tandwiel van de lerende en een tandwiel van de leeromgeving. Hierbij ga je kijken wat je al doet op vlak van differentiatie of hoe je nog beter kan doen. Je kijkt eerst naar de lerende en dan hoe je kan differentiëren in het tweede tandwiel
Het kan gebruikt worden in het meso- en macroniveau
Leg het tandwiel van de lerende uit. Leg hierbij de begrippen ook uit.
Het tandwiel van de lerende bevat alle aspecten waarop we kunnen differentiëren. er zijn 7 aspecten:
1) Voorkennis
–> Wat kennen de leerlingen al? Nieuwe leerstof wordt hieraan gekoppeld
2) Cognitieve vaardigheden
–> Hoe leert een kind? Hoe legt het kind verbanden?
3) Achtergrond
–> Kan men niet veranderen, wel rekening mee houden
4) Interesses
–> Interesse kan aangewakkerd worden. Waarin ze geïnteresseerd zijn, leren ze makkelijker
5) Leervoorkeuren
–> Welke voorkeuren heeft een leerling voor de manier waarop er geleerd wordt?
6) Affectieve vaardigheden
–> Kunnen de leerlingen omgaan met de gevoelens die gepaard gaan met leren?
7) Metacognitieve vaardigheden
–> Kennis en vaardigheden om het eigen leren te evalueren
Leg het tandwiel van de leeromgeving uit. Welke manieren kunnen we hierbij gebruiken? Leg uit!
Alle uitsteeksels van dit tandwiel zijn manieren om te differentiëren. Het bevat nu 9 zaken, maar is natuurlijk veel meer dan dat.
1) Leerdoelen
–> Weet wat je leerdoelen zijn. Van daaruit kan je differentiëren
2) Werkvormen
–> Concrete invullen van de werkvorm bepaald de graad van differentiatie
3) Instructie
–> Niet elke leerling heeft evenveel behoefte aan instructie. 3 niveaus: instrcutieafhankelijk, instructieonafhankelijk en instructiegevoelig
4) Tempo
–> Elke leerling heeft een eigen werktempo
5) Evaluatie
–> Wordt gebruikt om het leerproces bij te sturen
6) Bijkomende steun van peers of collega’s
–> Variatie in groeperingswijze
7) Feedback
–> Goede feedback is zeer krachtig middel om tot leren te komen
8) Eindproduct
–> Kan gebruik gemaakt worden van verschillende expressievormen
9) Leermateriaal en media
–> Leerlingen verschillen in de mate waarin ze info opnemen van verschillende bronnen
Binnen het BDK-model van Struyven vinden we de tipel P, wat is dit?
Postief
= Zoveel mogelijk differentiatie is goed!
Planmatig
= Wat wil je bereiken? Hoe ga je dat doen?
Proactief
= Hoe geef ik het uiteindelijk vorm?
Wat bedoelen ze met output=input?
De leerresultaten van een bepaalde les kunnen jou inspiratie of informatie geven over hoe je het nu beter kan doen. Dit hoeft niet perse na de les te komen, dit kan ook tijdens de les al plaatsvinden! De leerkracht mag hier evaluatie niet als eindpunt bekijken!
Wat is het grootste doel van het model van Struyven?
Om bij elke leerling leer-kracht te ontwikkelen en tot het maximaal leren te komen. Ook is het model erop gericht om krachtige leerprocessen op gang te zetten en zorgt voor onderwijs op maat
Wat is one-size fits all onderwijs?
Onderwijs dat voorzien wordt dat iedereen het kan. Zowel de sterkeren als de zwakkeren. De sterkeren kunnen hier ook negatieve gevolgen aan overhouden.
Wat gebeurt er als er wordt ingespeeld op diversiteit in leren?
Dan wordt er meer leerpotentieel aangesproken en de diversiteit wordt op een interactieve manier aangesproken. Dit gebeurt omdat leerlingen met elkaar in gesprek gaan en dingen uitwisselen.
Wat is adaptief onderwijs?
Onderwijs op maat van de leerling
Wat is het verschil tussen zichtbare en onzichtbare differentiatie?
onzichtbaar
= waarden, kennis, bekwaamheid,…
Zichtbaar
= Geslacht, leeftijd, huidskleur, bepaalde kenmerken,…
In welke 3 aspecten kunnen leerlingen verschillen van elkaar?
1) Interesses
2) Leerstatus
3) Leerprofiel
Leg het verschil in interesses uit binnen het model van Struyven
Elke leerling heeft andere interesses
–> Waarom wordt er geleerd?
Daarom is het belangrijk om in te spelen op de interesses van de leerlingen. De leerlingen zijn sneller bereid om aan een taak te beginnen en die ook vol te houden
Hierbij stel je jezelf de vraag hoe je je onderwijs kan aanpassen zodat het bij de interesses van de leerlingen ligt. Zoek hierbij ook verschillende opdrachten waaruit ze kunnen kiezen.
Wat is de zelfdeterminantietheorie?
Deze theorie zegt dat de kwaliteit van de motivatie belangrijk is dan de kwaniteit van de motivatie
De verschillen in de leerstatus uiten zich op 3 vlakken. Leg uit
1) Metacognitie
–> Leerlingen met verschillende leerprocessen
2) Sociaal-affectief
–> Hoe gaat de leerling om met sociaal affectieve zaken?
3) Psychomotorisch
–> Hoe zit de fijne en grove motoriek? Geef ze hierbij voldoende ondersteuning
Wat bedoelt men met het verschil in leerprofiel? En tot wat leidt dit?
De voorkeuren van de leerlingen, hoe er het beste wordt geleerd
–> Je kan hierop differentiëren door bijvoorbeeld verschillende activiteiten aan te bieden.
Dit leidt echt tot een verhoogde leerefficiëntie.
Het binnenklasdifferentiatiekader kan ook gezien worden als filosofie. Welke twee principes worden hier gehanteerd?
Verschillen worden hier als meerwaarde gezien.
De 2 principes die hier centraal staan zijn:
1- Het ethisch handelen van de leerkracht (ethisch kompas)
2- Dit doen door groeigericht te denken
Leg het ethisch handelen of ethisch kompas van de leerkracht uit. Wat gebeurt er?
Dit heeft betrekking op de waarden en normen van de leerkracht over goed onderwijs.
Als de leerkracht zich richt op de leerling, kan er goed onderwijs ontstaan. De leerlingen leren, de leerlingen geloven in zichzelf en ze zijn gemotiveerd.
Welke 3 zaken zijn belangrijk om in acht te houden met het ethisch kompas?
1- De leerkracht moet op een autonome manier omgaan met het leerplan
2- De leerkracht moet weten welke doelen gecombineerd kunnen worden
3- De leerkracht maakt afspraken en weet wat de basis is
Leg het ‘groeigericht denken’ uit.
Elke leerling kan groeien. Leerkrachten met deze mindset gaan ervan uit dat succes gerelateerd is aan de inspanning
Welke 2 zaken zijn heel belangrijk binnen de growth-mindset?
1- Het belang van het stellen van hogere verwachtingen
2- Bewegen binnen de zone van de naaste ontwikkeling
Wat zijn convergerende en divergerende werkvormen?
Convergerend
= Heterogene groepen
Divergerend
= Homogene groepen. Of de afstemming op de noden van de leerlingen
Wat staat centraal bij binnenklasdifferentiatie van Struyven?
Alle initiatieven die de leerkracht neemt om actief om te gaan met verschillen tussen de leerlingen. Dit zijn dus de convergerende en divergerende werkvormen.
Bij het centrale deel van BKD Struyven, zijn er twee belangrijke principes. Leg uit.
1- Flexibel groeperen via routes op maat
2- Output = input
Leg flexibel groeperen via routes op maat uit
Kunnen vorm krijgen door leerstatus, leerprofiel en interesses
Biedt hier ook extra leermateriaal aan en laat de leerling inspraak hebben binnen het leerproces (eigenaarschap). Hierdoor gaan ze het beter beleven
Waarvoor zorgt het zorgcontinuüm?
Hieruit worden maatregelen getroffen. Sommige maatregelen tellen voor elke leerling, anderen tellen voor enkele leerlingen met specifieke onderwijsbehoeftes. Het zorgt ook voor het duidelijk, uitbouwen van een zorgvisie. Het is een dynamisch model.
Waarom is er in het zorgcontinuüm een stippellijn te zien?
De stippellijn staat ervoor dat de maatregelen die in fase 0 van kracht zijn, ook nog altijd van kracht zijn in fase 3. De onderste maatregelen tellen dus voor iedereen.
Leg fase 0 van het zorgcontinuüm uit
De fase van de brede basiszorg. Deze zorg biedt de leerkracht aan elke leerling. De leerkracht stimuleert de leerlingen en werkt preventief.
Je blijft als leerkracht wel rekening houden met de verschillen tussen de leerlingen dus blijf differentiëren. De opvolging van elke leerling is hier erg belangrijk.
Wie heeft er inspraak in fase 0?
- Leerkracht
- Zorgteam
- CLB heeft beperkte, raadgevende rol
- Pedagogische begeleiding
Leg fase 1 uit van het zorgcontinuüm
De fase verhoogde zorg. De leerlingen blijven wel het algemeen curriculum volgen maar de leerkracht wordt nu ondersteund door zorgleerkracht en CLB. Deze kinderen in deze fase hebben verlengde instructie nodig en oefeningen net onder het niveau nodig. Maak hierbij gebruik van de Sticordi en de Recordi maatregelen.
Wat zijn de sticordi maatregelen?
Differentiëren
Stimuleren
Compenseren (technische hulpmiddelen)
Remediëren
Dispenseren (vrijstellen van bepaalde doelen)
Wat zijn de redicodi maatregelen?
Remediërende maatregelen
Differentiërende maatregelen
Compenserende maatregelen
Dispenserende maatregelen
Stimuleren wordt hier als een evidentie gezien dat hij elke leerling moet gebeuren
Leg fase 2 van het zorgcontinuüm uit
Voor sommige leerlingen volstaat de zorg uit fase 1 niet. Hierbij komt er sowieso steun van intern en extern
–> Multidisciplinair overleg: daar wordt de aanpak besproken
Hier kan er gevolgen zijn voor het getuigschrift te halen
Wat is een handelingsgericht diagnose?
Hier wordt een handelingsplan opgesteld rond de diagnostiek
Leg fase 3 van het zorgcontinuüm uit
Dit is de fase van het IAC. Dit is het individueel aangepast curriculum.
De leerling functioneert niet beter of de ontwikkeling stagneert. Hier wordt er een school op maat gezocht.
Hier is er geen perspectief meer op gewone studiebekrachtiging
Wat zijn de vaardigheden die een leerkracht nodig heeft voor goede differentiatie?
1- Verschillen zien tussen de leerlingen
2- Oorzaken van die verschillen kunnen bepalen
3- Een op maat gemaakte les voorzien
4- Deze les kunnen geven
5- Het geheel kunnen evalueren aan de hand van prestaties
Wat zijn drie structuren waar organisatorische maatregelen nodig zijn?
- Tijd
- Ruimte in de klas
- Structuur en duidelijkheid
Wat is er belangrijk om ordeverstoring te voorkomen?
Dat de leerlingen permanent bezig zijn. De tijd moet taakgericht benut worden. Verveelde leerlingen worden al snel vervelende leerlingen
Wat heeft een positief effect op de taakgerichtheid van leerlingen?
Een goede klasindeling. De leerkracht kan zo zien wie er al klaar is en daar verder op inspelen.
Wat is belangrijk als leerkracht? Wat moet je doen?
Maak oogcontact met je leerlingen. Zo kunnen ze weten dat je betrokken bent
Wat heeft een negatieve invloed op betrokkenheid en motivatie?
Gebrek aan structuur en duidelijkheid, de organisatorische vaardigheden
Wat doen goede afspraken met leerlingen?
Ze leiden tot zekerheid en veiligheid om goed te kunnen werken. Duidelijkheid en vriendelijkheid wordt enorm gewaardeerd door de leerlingen.
De nood aan duidelijkheid kan zich uiten op 4 manieren. Leg uit!
1- Duidelijke instructies
2- Duidelijke regels
3- Duidelijk leiderschap
4- Didactische duidelijkheid
–> De leerlingen kennen de leerstof
Tijdens het leerproces is er 1 ding dat altijd problemen oplevert. Wat?
Hiaten, hiaten in de kennis zorgen ervoor dat leerlingen het niet kunnen/kennen. Belangrijk om te weten of ze het niet snappen, of dat de voorkennis er gewoon niet is.
Wat speelt een cruciale rol in het behalen van de doelen van de leerlijn?
automatisering. Als leerlingen moeten nadenken over 10-2 dan kunnen ze onmogelijk aan 12-4 beginnen. Differentiëren is hier heel nodig. Probeer hierbij te vermijden dat de actuele doelen niet gehaald worden
Wat zijn de drie soorten lesdoelen?
1- Declaratieve doelen
2- Procedurale doelen
3- Metacognitieve kennis
Leg declaratieve doelen uit. Wat is hier een probleem bij?
Het gaat over wat iets is, en dus weten wat het is. Het is de kennis van feiten en begrippen. Dit zijn basiselementen die je paraat moet hebben.
Deze doelen worden snel verworpen maar minstens even snel vergeten wanneer ze niet gebruikt worden.
Leg procedurale doelen uit
Het gaat over hoe je iets doet, weten wanneer en hoe die verschillende procedures, theorieën of methodes toe te passen. Veel oefenen is hierbij heel belangrijk zodat automatisering wordt bereikt.
Leg metacognitive kennis uit
Kennis van de kennis: het nadenken over je eigen kennis. Het gaat hier over de beschrijvende kennis
Welke 3 zaken bereiken we snel met metacognitieve kennisdoelen?
1- Het eigen leren plannen
2- Het eigen leren monitoren
3- Het eigen leren evalueren
Wat is het mooie aan metacognitieve kennisdoelen?
Leerlingen gaan nieuwsgierig worden en wìllen leren. Ze gaan ook buiten school hun kennis willen verbreden.
Op welke 4 vlakken moet je kunnen differentiëren bij metacognitieve kennisdoelen?
1- Instructie
2- Oefenstof
3- Tijd
4- Feedback
Wat is er een belangrijk aspect tijdens het voorbereiden van je les?
Dat je op voorhand al anticipeert, eens de lesdoelen gekend, dat er sommige kinderen extra zorg nodig zullen hebben. Maak hierbij goed beredeneerde keuzes
Aan welke vorm van differentiatie moeten we ons zo lang mogelijk vasthouden?
Aan convergerende differentiatie, dus de heterogene groepen
Leg convergerende differentiatie uit
De vorderingen van de leerlingen mogen niet te ver uit elkaar liggen dat gezamenlijke aanbieding van de leerstof zinloos wordt. Rode lijn van de les blijft hetzelfde
–> De verwerking kan wel verschillen
Leg divergerende differentiatie uit. Waar waarschuwen critici ons voor bij deze differentiatie?
Elke leerling maakt voortgang naar eigen aanleg en tempo (montessori). De leerlingen worden niet in jaarklassen gezet.
Critici waarschuwen hierbij voor het Mattheüs-effect!
Wat is het Dalton-plan van H. Parkrust?
Leerlingen beslissen zelf de volgorde van de taken, hierbij zijn er niveau-taken.
Wat is leerkrachtgestuurde differentiatie?
Deze differentiatie wordt ingezet door de leerkracht. Via gerichte observatie kan de leerkracht gericht differentiëren.
Wat is leerlinggestuurde differentiatie?
Het kind kiest voor de moeilijkheidsgraad. De leerkracht kan hier wel altijd bijsturen. Het probleem hierbij is meestal angst en zelfoverschatting.
Wat is productgerichte differentiatie?
Bij het verbeteren van de toetsen, komt er informatie. Die informatie kan gebruikt worden om te differentiëren.
Wat is procesgerichte differentiatie?
Deze differentiatie speelt zich af tijdens de oefeningen. Het contact met het kind staat centraal. Leerkracht denkt hierbij samen met de leerling na. Het is belangrijk dat er vertrouwen is!
Wat moet een leerkracht in een klasgebeuren goed kunnen?
Een leerkracht moet goed kunnen luisteren en de boodschap kunnen herformuleren. Hierbij laat de leerkracht merken dat de boodschap van het kind wordt begrepen.
Door wat wordt een krachtige leeromgeving gekenmerkt?
Een goed evenwicht tussen zelfontdekkend leren en het bieden van begeleiding.
De tussenkomst van de leerkracht kan op 7 verschillende manieren. Licht toe en leg uit.
1- Modelleren
= Leraar demonstreert
2- Coachen (scaffolding)
= Leerkracht geeft na observatie aanwijzingen
3- Rechtstreeks helpen
4- Expliciteren = articuleren
= De kansen die kinderen krijgen om oplossingswijzen te verwoorden
5- Reflecteren
6- Exploratie
= Nieuwe problemen zelf ontdekken
7- Generaliseren
= Veralgemenen. Laat ze kennis ook toepassen
De interventies van de leerkracht kunnen op verschillende domeinen gericht zijn. Dewelke?
1- sociaal emotioneel vlak
2- moeilijkheidsgraad van de oefeningen
3- werkstrategie
4- werkhouding
Wat is het BHV model?
Het BHV-model staat voor basis, herhaling en verrijking
–> Hierin wordt gedifferentieerd.
Leerlingen die niet goed presteren doen herhalingsoefeningen, leerlingen die wel goed presteren doen verrijkingsoefeningen.
Wat zijn de voordelen van het BHV model?
De leerlingen halen allemaal de doelen, zonder dat er iemand al voor staat Ook blijft het klassenverband intact!
Wat zijn de nadelen van het BHV-model?
1- Niet makkelijk doelen te selecteren die niet voorop lopen
2- Komt vaak op hetzelfde neer
3- Zelfbeeld van zwakkeren daalt
4- Meerbegaafden missen uitdaging
5- De basis is moeilijk te bepalen
6- Zwakkeren missen een kans om breed te kennen
Wat is het viersporenmodel?
Een manier van differentiëren waarbij er gekeken wordt naar de instructiebehoefte van de kinderen. Ze kiezen zelf welke instructie ze meekrijgen. Er zijn in totaal dan 4 groepen.
Leg spoor 1 uit
Spoor 1 zijn de kinderen die autonoom aan het werk kunnen. Ze hebben nood aan een breed aanbod
Zet hierbij de zelfcorrectie in en geef ze voldoende uitdaging. Ze slaan meestal de herhalingsoefeningen over.
Leg spoor 2 uit
Zijn de instructiegevoelige kinderen. Na de instructie gaan de leerlingen zelfstandig aan het werk. Mix van basisstof en verrijkingsstof is goed. Zet hier ook de zelfcorrectie in.
Leg spoor 3 uit
Deze leerlingen zijn afhankelijk aan de instructie. Na de klassikale uitleg hebben ze nog wel nood aan verlengde instructie. Probeer niet te lang te helpen, anders gaat er hulpeloosheid ontstaan
Leg spoor 4 uit
Spoor 4 zijn de leerlingen met een handelingsplan of een aparte leerlijn. Deze leerlingen worden intensief begeleid in een miniklassikale setting. Het zorgdossier moet hierbij hulp bieden.
Wat zijn niveaugroepen?
Een manier van werken waarbij je kinderen met hetzelfde niveau in 1 groep zet voor een bepaalde vaardigheid. De verwerking na de instructie wordt dus gedaan in groep. Dit kan ook wel zelfstandig, maar ze zitten wel in groep.
Wat zijn de voordelen van niveaugroepen?
1- Aanpassing van het niveau
2- Aanpassing van tempo
3- Meer kansen tot individuele activiteit
Wat zijn de nadelen van niveaugroepen?
1- Geen samenwerking tussen kinderen met verschillende competenties
2- Stigmatiserend
3- Geef afstemming op het persoonlijk proces
4- Verschraling is mogelijk bij lage niveaugroepen
Wat is zelfstandig werk?
Zelfstandig werk is dat de leerlingen individueel aan het werk gaan met hun eigen oefeningen.
Wat zijn de voordelen van zelfstandig werk?
1- Er is grotere kans op betrokkenheid
2- Het stimuleert het intitiatief en de zelfsturing
3- De samenwerking tussen kinderen is een mogelijkheid
Wat zijn de nadelen van zelfstandig werk?
1- Het is moeilijk te realiseren in een strak werkplan als wiskunde
2- Voldoende materiaal en oefeningen moeten aanwezig zijn
3- Geleidelijk uitbouwen van materiaal duurt lang
Wat zijn werkwinkels?
Het is een zelfstandige manier van werken met zelfgekozen taken uit een arrangement aan taken. Het verhoogt betrokkenheid, zelfstandig leren en zelfsturing. Dit doen ze tijdens buffertijd.
3 soorten differentiatie bij de werkwinkel. Dewelke?
1- Tempo
2- Niveau
3- Interesse en belangstelling
Wat zijn de mogelijke valkuilen tijdens de werkwinkels?
De leerlingen zijn vaak zò gemotiveerd dat ze de oefeningen van de les gaan verwaarlozen om in de werkwinkel aan de slag te gaan
Zorg er dus voor dat niet enkel snelle leerlingen gebruik kunnen maken van de buffertijd.
Wat is hoekenwerk?
Hoekenwerk is een vorm van interne differentiatie waarbij leerlingen werken in groepen aan een taak, maar dat niet perse een groepswerk is. Er kunnen meerderen hoeken tegelijk zijn met ieders andere opdrachten
Wat is er positief aan een hoekenwerk voor de leerkracht?
Doordat de leerlingen zelfstandig aan het werk zijn, geeft dit meer tijd om rond te gaan en om gerichter te observeren naar toekomstige differentiatie toe.
Wat is een contractwerk? En wordt er differentiatie in uitgeoefend?
Een contractwerk is een individuele takenblad waar de leerling zelf kan beslissen welke taken er eerst uitgevoerd worden. Dit kunnen dagcontracten, weekcontracten, maandcontracten of jaarcontracten zijn. Hierbij krijgt de leerling heel veel verantwoordelijkheid.
Bij deze werkvorm, komt er zeker ook differentiatie kijken. Je kan beslissen om binnen het contractwerk nog met het sporenmodel te werken of gewoon niveautaken te geven.
Wat is het grootste voordeel van het contractwerk?
De leerlingen worden zelfstandig en krijgen een enorme verantwoordelijkheid.
Wat gebeurt er doordat de leerlingen zoveel verantwoordelijkheid krijgen?
hun taakgerichtheid groeit en zelfstimulering wordt gestimuleerd. Ook ontwikkelen ze sociale competenties.
Wat is duowerk?
Duowerk doe je aan de hand van duodozen. Hierbij komt er een heel hoge betrokkenheid kijken. De leerlingen kunnen elkaar helpen.
Wat is miniklassikaal werken?
De leerkracht beperkt zich tot een korte uitleg klassikaal en gaat dan met de kinderen die het nodig hebben miniklassikaal aan de slag met de verlengde instructie en samen inoefenen.
Wat is het voordeel van mini-klassikaal werken?
De leerkracht kan steun bieden aan de cognitie van zwakkere kinderen.
Wat is pre-teaching?
Leerlingen die er nood aan hebben, zullen voor aanvang van de les al wat inhoud krijgen. Zo weten ze alvast wat er gaat komen.
Geef hierbij ook al vragen en de antwoorden, dat die leerlingen ook kunnen antwoorden tijdens de les!
Waarom wordt pre-teaching gebruikt?
Pre-teaching wordt gebruikt om zware leerachterstand te voorkomen. De leerlingen krijgen de instructie 2 keer, waardoor ze het extra kunnen snappen. De motivatie van de kinderen stijgt en ze kunnen actief deelnemen aan de les.
Wat is coöperatief leren?
Hierbij worden verschillende heterogene groepen gevormd. Hierin zullen ze dan op verschillende manieren het basisaanbod verwerken.
Wat zijn de voordelen van coöperatieve werkvormen?
- De leerlingen hebben een gevoel van motivatie
- Het zelfwaardegevoel van de leerlingen stijgt.
Wat is co-teaching?
Co-teaching is een werkvorm waarbij er 2 of meerdere leerkrachten voor de klas staan. Je kan zo beter inspelen op de noden van de leerlingen
Leg observerende co-teaching uit
De ene geeft les, de andere observeert de leerlingen en de andere leerkracht. Ze kunnen groeien door feedback en ze krijgen meer inzicht in het leerproces.
Leg assisterende co-teaching uit
De ene geeft les, de andere loopt rond in de klas om meer uitleg te geven.
Je zet hierbij de expertise van beide leerkrachten in
Leg parallelle co-teaching uit
Beide leerkrachten geven dezelfde inhoud aan gesplitste groepen
Dit is ideaal voor differentiatie
Leg co-teaching in stations of hoeken uit
Leerinhoud is verspreid over hoeken of stations. Leerlingen doen elke hoek. De leerkrachten gaan van hoek naar hoek om te helpen. Dit maakt het makkelijker om de leerstof te verwerken
Leg alternatieve co-teaching uit
De ene geeft les aan de grote groep, de ander aan de miniklas.
Top voor te differentiëren
Leg complementaire co-teaching uit
Beide leerkrachten begeleiden samen het volledige onderwijsproces.
De onderlinge dynamiek zorgt voor versterking
Wat zijn loftklassen?
Loftklassen is een groeperingsvorm waarbij meerdere klasgroepen per leerjaar of per graad samenzitten. Het grote lokaal wordt gebruikt voor de instructie en de kleinere klassen voor eventuele miniklasjes.
Op welke 3 manieren kunnen de loftklassen werken?
1- Samen frontaal lesgeven
–> Beide leerkrachten geven instructie en begeleiden de leerlingen
2- Ene legt uit, andere gaat rond
3- Aparte instructie
–> Beide leerkrachten in een ander lokaal, leerlingen die verlengde instructie nodig hebben blijven in dat lokaal, de rest verspreidt zich
Wat was de taakleerkracht?
Vanaf 1974 was er een taakleerkracht, die de zorgleerlingen begeleidde. Tegelijkertijd was er aanpassingsklas. Daar was de taakleerkracht de vaste leerkracht. Dit is eigenlijk de eerste aanpassing aan het LSJKS!
Wat is de GON?
De GON is in de jaren 80 ingevoerd. Het is het geïntegreerd onderwijs. Het is een samenwerking tussen het gewoon en het buitengewoon onderwijs.
Wat gebeurt er na een tijd met het GON?
Het GON wint meer en meer veld en gaat evolueren naar het inclusief onderwijs. De leerkrachten van het buitengewoon onderwijs zullen nu de begeleiders zijn van de leerkrachten van het gewone onderwijs
Vanaf wanneer kregen scholen en ouders al de mogelijkheid om de leerlingen uit het buitengewoon onderwijs te laten doorstromen naar een gewoon onderwijs?
Vanaf 1 september 1983
Waarvan gaat het inclusief onderwijs uit?
Dat elk kind kwaliteitsvol onderwijs moet kunnen volgen in een gewone school. Dit wel met een zinvol curriculum en flexibele organisatie. Daarbij moeten de leerlingen ook ondersteuning krijgen waar mogelijk. Het is een fundamentele mentaliteitsverandering.
Wat is het OVB?
Het onderwijsvoorrangsbeleid is dat allochtone leerlingen onder bepaalde voorwaarden extra ondersteuning krijgen. Hierbij willen ze de integratie bevorderen en de achterstand van allochtone leerlingen wegwerken. Later wordt dit het zorgverbredingsbeleid. Dit vanaf 1991.
Wat is het ZVB?
Het zorgverbredingsbeleid is het beleid dat vanaf 1993 extra lestijden biedt binnen het gewone onderwijs om zorg op te nemen voor leerbedreigde of kansarme leerlingen.
Wat is het GOK-decreet?
Het gelijke onderwijskansen decreet is vanaf 28 juni 2002 een decreet waarbij er aandacht gaat naar de problematiek van kinderen van allochtone herkomst en kansarme autochtone kinderen. Onderwijs is een belangrijke factor om een duale samenleving te voorkomen.
Wat wil het GOK-decreet tegengaan?
1- Uitsluiting
2- Sociale scheiding
3- Discriminatie
Leg de drie belangrijke krachtlijnen van het GOK-decreet uit.
1- Principieel recht op inschrijven in een school naar keuze
2- De oprichting van het lokale overlegplatform, waakt over de rechtenbescherming
3- Geïntegreerd ondersteuningsaanbod