Godsdienst theorie Flashcards

1
Q

Wanneer werd de visieteksten als basis voor de nieuwe leerplannen RKG aanvaard?

A

1996

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer zijn deze leerplannen dan effectief goedgekeurd?

A

1999

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer werd het verplicht?

A

in 2004

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe wordt de verre wereld voor kinderen bekend gemaakt?

A

Door moderne communicatiemedia. Dit is enkel voor de kinderen en ouders die zich dit kunnen veroorloven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat wordt de samenleving waar de kinderen in leven meer en meer? Ik zoek 4 begrippen.

A

DE leefwereld van de kinderen wordt meer en meer geseculariseerd, dit wil zeggen dat er grote ‘ontkerking’ voordoet in onze leefwereld. ook wordt de leerwereld van de kinderen meer gepluraliseerd. Hiermee wil men zeggen dat er meer en meer culturen samenkomen en dat niet nog 1 cultuur of geloofsovertuiging domineert in een bepaalde regio. Ook spreken we van uniformering en globalisatie. Hier wordt in tegenstelling tot pluralisatie alles gelijk aan alles. het wordt allemaal ‘uniform’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat bedreigt de uniformering en globalisering?

A

Het vormen van een eigen unieke identiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe gaan kinderen om met geloof?

A

Hoe ze het thuis hebben meegekregen, dus vaak kennen kinderen die RKG krijgen nog niets van het christendom. Het is hier dan ook de taak van de leerkracht om de essentiële zaken van het christendom door te geven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat staat er tijdens de godsdienstlessen centraal?

A

De groei van de mens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Over wat gaat leren meer dan kennis opdoen?

A

Het gaat over kennen, kunnen en vooral zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de job van de godsdienstleerkracht?

A

De job van de godsdienstleerkracht is om de leerlingen te begeleiden in hun persoonlijke groei binnen levensbeschouwing of religie. Dit doet hij/zij zonder te pushen en gewoon door een steun te zijn. De leerkracht wil natuurlijk ook interesse wekken voor de gelovige benadering van het leven en de wereld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat voor vaardigheid willen ze tijdens de godsdienstles ook de leerlingen laten verwerven?

A

Het is belangrijk dat de leerlingen communicatieve vaardigheden ontwikkelen. Dit om onderling in communicatie te gaan en ook met andere levensbeschouwingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Leg uit waarom communicatie een dubbele betekenis heeft.

A

Het kan zowel een aanpak zijn, een methode om dingen aan te brengen bij de leerlingen. Maar het kan ook de inhoud van het leerproces zijn. Communicatie is een constante wisselwerking tussen leerling, leerkracht en inhoud. communicatie wordt dus bevorderd bij het verwerven van nieuwe kennis, inzichten, attitudes en vaardigheden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is communicatie?

A

Communicatie is een interactie waarin elke betrokkene als volledig persoon deelneemt (hoofd, hart en handen). elke betrokkene heeft een belangrijke inbreng in het communicatieproces.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe gaat de leerkracht tijdens communicatie godsdienst aanbrengen?

A

De leerkracht gaat in op de inbreng door te vertellen wat christelijk geloven kan betekenen voor de mensen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

leg de wisselwerking uit tussen de 3 woorden.

A

Je hebt het woord van de leerlingen, het woord van de leerkracht en het Woord. Het laatste woord is het christelijk verhaal. Deze wisselwerking tussen de 3 woorden is eigenlijk het communicatieproces.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe noemt men het Christelijk verhaal?

A

Het Woord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe leren kinderen bewust omgaan met zingeving?

A

Door actieve participatie en effectieve beleving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is er heel belangrijk voor je kan beginnen met Godsdienst te geven?

A

Je moet als leerkracht je professionaliteit uitbouwen door een goede vorming. Dit is belangrijk omdat je de kinderen toch meeneemt in de eigen manier van geloven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Leg uit waarom geloven een dynamisch proces is.

A

Geloven is een dynamisch proces omdat iedereen die gelooft, blijft een zoeker. Je bent eeuwig opzoek naar je ware identiteit binnen het geloof.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waarom is godsdienst geven vaak een moeilijke opdracht?

A

Het is mede de taak van de leerkracht om aandacht en respect te hebben voor de levensbeschouwelijke diversiteit binnen de klas. Hij/zij moet ook de kinderen helpen bij de communicatie tussen 2 verschillende religies, tradities en levensbeschouwingen. Ook moet hij aandacht hebben voor kinderen die niet perse nood hebben aan religie of levensbeschouwing. die kinderen moet hij uitdagende en inspirerende werkvormen aanbieden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waarom is godsdienst geven een dubbele opdracht?

A

Vaak horen kinderen op levensbeschouwelijk vlak nergens bij. De leerkracht moet hier durven uitspreken wat hem/haar draagt en uitdaagt in het Christendom. Maar ze krijgen ook de opdracht om de leerlingen te begeleiden in hun zoektocht. Dit is een communicatief gesprek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is er heel erg belangrijk bij het begeleiden van de leerlingen?

A

Openheid en kritische zin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Leg het stoeltjesmodel uit

A

Het stoeltjesmodel is eigenlijk de visie van het leerplan RKG uitgelegd in een afbeelding. De stoeltjes die in de grote kring staan, representeren de leerlingen. allemaal op gelijke hoogte. De verschillende kleurtjes van de stoelen staat voor de diversiteit binnen de klas. In het midden zie je nog stoeltjes staan. dit zijn de stoeltjes van de leerkracht. de leerkracht zit ook midden in de diversiteit, daarom dat het in het midden staat. het hangt er vanaf op welke stoel de leerkracht gaat zitten van de functie die hij/zij inneemt. er zijn 3 functies als leerkracht. dit noemen we ook wel een de GSM-functie. de G staat voor getuige. hier spreekt de leerkracht vanuit het christendom, vanuit zijn eigen geloof. De S staat voor specialist. hier spreekt de leerkracht over het christendom, de essentiële zaken worden hier meegegeven. de M is voor mij de belangrijkste functie. hier zal de leerkracht de moderator zijn van het groepsgesprek. De leerkracht begeleid hier het gesprek tussen verschillende geloofsovertuigingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is het verschil tussen het geloven van ouders en het geloven van de kinderen?

A

De kinderen geloven met hun ouders mee terwijl de ouders een eigen geloof hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Hoe noemen we het soort geloven dat de leerlingen in de klas meemaken?

A

Het mee geloven met anderen noemen we ook wel eens participatief geloof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Het uitgroeien tot een gelovig persoon heeft 3 luiken. welke drie?

A

1) Basisvertrouwen
- -> Het is heel belangrijk dat uw vertrouwen in de wereld en in jezelf goed zit. als dit niet het geval is kan je niet geloven

2) Geloof in het transcendente
- -> Dit betekent dat je gelooft dat er iets meer is dan dat we kunnen zien en ervaren. Andere mensen of kinderen kunnen hier ook een invloed hebben. is een voorbeeld van participatief geloven.

3) Het christelijk geloof
- -> Het geloof in een persoonlijke god staat hier centraal. De naam voor God wordt beïnvloed door de relatie die kinderen hebben met hun eigen papa.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat gebeurt er als ouders niet ingaan op de vragen over de mysterie van het bestaan?

A

Dan gaan kinderen niet verder met de ‘verwondering’ en blijft het louter bij datgene dat we kunnen zien en voelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Door wat worden de antwoorden van de levensvragen beïnvloed?

A

Deze vragen worden beïnvloed door de omgeving en cultuur waar je bent opgegroeid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat wil het zeggen dat kinderen uit gaan van de ‘alwetendheid’ van volwassenen?

A

Dit wil zeggen dat de kinderen denken dat volwassenen altijd alles weten en op elke vraag een pasklaar antwoord hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Hoe noemt men de levensvragen nog wel eens?

A

Antropologische constanten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat zijn de 6 levensvragen?

A

1) Wie is de mens?
2) Wat is goed en wat is kwaad?
3) Hoe leven de mensen met elkaar samen?
4) Wat is de betekenis van lijden en dood?
5) Wat is ruimte?
6) Wat is tijd?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Vanuit welk principe vertrekt men altijd bij een communicatief gesprek?

A

Vanuit het principe van gelijkwaardigheid tussen de gesprekspartner vanuit een diep respect voor de niet- en andersgelovigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Welke sfeer moet je scheppen als leerkracht?

A

Een sfeer van vertrouwen en veiligheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Door wat wordt communicatie voornamelijk bepaald?

A

Door de waarden en normen waardoor de kinderen zich laten leiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat is er nodig voor een geslaagde communicatie?

A

Creatieve inspanning van alle deelnemers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wanneer is er sprake van betekenisvolle communicatie?

A

Als kinderen de kans krijgen om een samenhang te ontdekken in hun levensbeschouwing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wat bedoelen ze met actieve communicatie?

A

Dit is communicatie waarin de leerlingen actief betrokken zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wat is constructieve communicatie?

A

De nieuwe inhouden worden gekoppeld aan de reeds aanwezige structuren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Wat is communicatie die op samenwerking gericht is?

A

Deze communicatie zal een positieve bijdrage leveren aan de kwaliteit van het communicatieproces.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

wat is doelgerichte communicatie?

A

Als de communicatie is gericht op een duidelijk doel, hebben de leerlingen een grotere motivatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Er zijn 3 niveau’s van communicatie, dewelke?

A

1) Niveau van de ervaring
- -> Hier sta je stil bij de ervaringen van de kinderen en ze verwoorden deze

2) Niveau van betekenisverlening
- -> Kinderen in contact brengen met de betekenis van wat ze voelen. Niet iedereen geeft dezelfde betekenis aan bepaalde zaken.

3) Niveau van de reflectie
- -> Staan stil bij de betekenis vanuit concrete ervaringen van zichzelf en anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Wat is er heel erg belangrijk bij het lesgeven en het overbrengen van kennis?

A

Dat je de kinderen niet manipuleert. Dit wil niet zeggen dat je moet zwijgen over je eigen overtuigingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Er zijn 3 componenten als basis van het leerplan. dewelke?

A

1) Het kind in zijn wereld
- -> grote, geseculariseerde en multiculturele en -diverse wereld.
2) Het kind in zijn lvb en religieuze groei
- -> 4 componenten van groei
3) Christelijke visie op levensbeschouwelijke groei
- -> Elementen van christelijk geloof als antwoord op de levensvragen, christelijke mensvisie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Leg de 4 componenten van groei uit.

A

A) Vanuit fundamentele bestaanscondities
1) Vertrouwen VS wantrouwen
= Kinderen moeten voldoende basisvertrouwen ontwikkelen. Houdt in dat ze zelf invloed kunnen hebben op de omgeving
2) Mogelijkheden VS beperkingen
= Kinderen moeten blijven vertrouwen in de wereld en zichzelf en moeten aanvaarden dat er geen grenzen of beperkingen zijn

B) In verbondenheid
1) Met zichzelf
= Opent de weg naar innerlijkheid
2) Met anderen
= Kind kan hier openbloeien, heel veel mogelijkheden
3) Met gemeenschappen
= Het kind leert dat het ook naast anderen leeft
4) Met natuur en cultuur
= Het kind ziet dat het deel uitmaakt van de natuur, mensen zijn in staat natuur om te vormen naar cultuur.

C) Groeien in gevoeligheid voor goed en kwaad
= Het onderscheidingsvermogen voor goed en kwaad moeten worden gevoed

D) Openkomen voor symboliek
= Geloofstaal, rituelen en vieringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Hoe worden de graden genoemd in het leerplan RKG?

A

Cylci. Voor elke cyclus worden er 12 onderwerpen voorzien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Wat is het oude testament?

A

Is een oeroude verzameling van verhalen en mythes maar ook effectieve geschiedenisbeschrijving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Wat is het Nieuw Testament?

A

Een verzameling van verhalen van enthousiaste volgelingen van hun joodse voorgangen Jezus van Nazareth

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Hoe leren de kinderen de Bijbel kennen?

A

Als een bijzondere ontmoeting met God en zijn woord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Hoe komt het dat ze de Bijbel geen boek noemen?

A

De Bijbel is een bibliotheek, omdat het een verzameling is van allerlei verhalen van allerlei verschillende schrijvers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Van welk Grieks woord komt de ‘Bijbel’?

A

Het komt van het woord Biblia, dat betekent boeken/geschriften.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Naar wat wijst het woord Testament?

A

Het verwijst naar de overeenkomst van God en zijn volk. Het is een vrijwillige overeenkomst tussen 2 groepen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Wat waren de boeken van het OT voor het vroegere volk?

A

Ze waren normatief, ze waren het fundament van het christelijk bestaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Kunnen de testamenten zonder elkaar?

A

Het NT kan niet zonder het OT, het OT wordt heel veel geciteerd in het NT.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Wat is het cruciaal probleem tussen de twee testamenten?

A

Hoe verhouden de beide testamenten zich tot elkaar? Is het oude testament is vaak te on-christelijk voor christenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Met wat hadden Christenen mbt het OT problemen?

A

Ze hadden geen moeite met te benoemen dat Jezus een jood was, maar ze hebben wel moeite met het Oude Testament te erkennen als Heilig Schrift

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Van waar komt de onderwaardering van het OT?

A

De onderwaardering komt mede door de benaming. het wordt Oud genoemd, dus wordt er vanuit gegaan dat het minderwaardig is. Iets dat oud is, wordt als voorbijgestreefd gezien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Leg de herwaardering door herbenoeming uit.

A

De herwaardering door herbenoeming is dat men het Oude Testament niet meer Oud gaan noemen, maar gaan spreken over het Eerste testament. zo wordt de negatieve connotatie teniet gedaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

Leg uit waarom de benaming ‘Eerste testament’ ook theologisch correcter is.

A

Het Eerste testament is de aanvang tot het verbond tussen God en zijn volk. Hier kunnen we dus spreken van het Eerste verbondsboek en het Tweede verbondsboek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Wat is de lijst van de aanvaarde boeken?

A

Het canon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

Wat zijn de 4 onderdelen van het Eerste testament?

A

De wet of pentateuch, de historische boeken, de poëtische boeken (psalmen) en de profetische boeken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

Over welke 2 boeken bestaan onenigheid over de geldigheid binnen het OT?

A

Hooglied en Ester. Hooglied gaat over de liefde tussen man en vrouw, kan je enkel accepteren als je de metafoor ziet. In Ester komt de naam ‘God’ niet eens voor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

Wanneer is het OT ongeveer vastgelegd?

A

In ongeveer 100 n.C. is het officieel vastgelegd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

Hoe werden de niet officieel opgenomen boeken genoemd?

A

Apocrief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

Sommige boeken werden pas in tweede instantie opgenomen. hoe noemen we dit soort boeken?

A

Deuterocanonieke boeken. Deze werden opgenomen in de rooms-katholieke Bijbel, Protestanten zien dit als apocrief.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

Hoe wordt het nieuw testament ingedeeld?

A

1) Evangeliën
- -> 4 boeken die op eigen wijze vertellen over het leven en werk van Jezus
2) handelingen en brieven
- -> Weergave van de uitbereiding van Jezus’ beweging
3) Openbaring van Johannes
- -> Een apocalyptisch boek waarin de schrijven beelden en visioenen beschrijft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

Welke 3 fasen kunnen we in de tot standkoming van het NT onderscheiden?

A

1) Het optreden van Jezus
2) De inbreng van de vroegere kerk
3) Het werk van de evangelisten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
67
Q

Tijdens de ambtstermijn van welke Keizer is Jezus gestorven?

A

Pontius Pilates

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
68
Q

Wanneer is Jezus ongeveer geboren?

A

In 5-6 voor Christus. Jezus moest ouder geweest zijn dan 2 jaar toen Herodes de Grote beval alle jongens uit Bethlehem te vermoorden die jonger dan 2 waren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
69
Q

Als welke 2 verschillende personen kunnen we Jezus zien?

A

1) Rabbi
- -> Hij spoorde mensen aan tot geloven. Hij trekt rond en predikt. Maar was geen geschoolde Rabbi

2) Profeet
- -> Jezus doet denken aan oud-testamentische profeten

Hij trad dus op veel verschillende manieren op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
70
Q

Door wat werden Jezus’ verkondigingen sterk gekleurd?

A

Apolycaptiek. De nabijheid van Gods rijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
71
Q

Hoe kwam Jezus in conflict met de farizeeërs?

A

Door kritiek op het weticisme, zijn milde houding tegenover zondaars en door zijn onmiddellijke godsrelatie. Grote leiders zagen hem als grote bedreiging.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
72
Q

Wanneer beseffen de apostelen dat Jezus de langverwachte Messias was?

A

Ze beseften het eigenlijk pas na zijn dood en na zijn herrijzenis. Ze proberen zo zijn woord verder te verkondigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
73
Q

Op basis van wat verkondigden de volgelingen de woorden van Jezus?

A

Er werd veel uit het Eerste testament geput, maar er werd vooral verteld over de herinneringen over Jezus zijn leven en zijn verhalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
74
Q

Hoe is de briefliteratuur ontstaan?

A

Op den duur waren er veel volgelingen en moest het uit noodzaak opgeschreven worden, ook om het te kunnen bijhouden. Deze literatuur werd onderling uitgewisseld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
75
Q

Wie heeft er allemaal een evangelie geschreven?

A

Marcus, Mattheüs, Lucas en als laatste Johannes. De eerste drie zijn de synoptische evangeliën genoemd. Die van Johannes wijkt daar sterk van af.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
76
Q

Is de bijbel een gegroeid schrift?

A

Ja, de vastlegging was continue interpreteren en herinterpretatie. Het was een lang proces van reactie, herschrijving en aanvulling. De Bijbel is dus effectief een gegroeid schrift.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
77
Q

Leg uit: hoe komt het dat de Bijbel een soort autoriteit had?

A

De Bijbel was eigenlijk echt de manier dat God tot zijn volk sprak, het was een echt Heilig schrift.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
78
Q

Leg uit: de Bijbel van TOEN, voor NU en voor STRAKS

A

VAN TOEN
–> De Bijbel vertelt over het ontstaan van de wereld en de wereld waarin de auteurs leefden
VOOR NU
–> We lezen over de wereld die door het verhaal geconstrueerd wordt, met heel veel fictieve zaken.
VOOR STRAKS
–> Bijbel vertelt over het ideale wereldbeeld. schetsen een beeld voor de toekomst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
79
Q

Bepaalde zaken hebben in de Bijbel een eigen betekenis. Dewelke?

A

Namen van personen, begrippen met dubbele bodem (symboliek) en getallen die meermaals voorkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
80
Q

Wat betekenen de getallen 7, 3, 12 en 40?

A

7: getal van volheid
3: aanwezigheid van God
12: staat voor geheel (12 stammen in Israël, 12 apostelen,…)
40: verwachting en voorbereiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
81
Q

Leg uit: de Bijbel vertelt meer in beelden dan in theorieën

A

De Bijbel werd niet gemaakt uit effectief bestudeerde geschiedenis, maar wordt verteld aan de hand van verhalen en personen.

82
Q

Wanneer gaan verhalen pas echt spreken?

A

Als de symboliek erachter ontdekt wordt. dit is voor kinderen wel echt heel moeilijk.

83
Q

Wat is hermeneutiek?

A

De wetenschap en kunst van interpretatie van de Bijbel

84
Q

Wat is de grootste vraag bij het interpreteren van de Bijbel?

A

Wat is een correcte interpretatie? Hoe lever ik die zonder daarbij subjectief te zijn?

85
Q

Van wat moeten we ons bewust zijn bij het lezen van de Bijbel?

A

Dat het opgesteld is door mensen met beperkte mogelijkheden en bronnen. Daarom kan het al niet volledig het woord van God zijn.

86
Q

Wat is er belangrijk bij het lezen van de Bijbel?

A

Dat je de Bijbel leert lezen. het gaat over tijden en culturen die niet de onze zijn. het is ook vaak anders beschreven dan het echt is. Dus je moet de symboliek echt laten spreken.

87
Q

In welke cycli worden welke verhalen verteld?

A

In de eerste zijn het de Jezusverhalen. In de tweede is het Jozef en Mozes en in de derde cyclus zijn het Elia en Paulus.

88
Q

Welke verhalen van de cycli vinden we terug in het OT en welke in het NT?

A

Paulus is nieuwe testament, Elia, Mozes en Jozef zijn oude testament.

89
Q

Wat was het doel van het OT?

A

Om de mensen een beeld te geven hoe God is voor zijn volk en wie God is.

90
Q

Wat is het verschil tussen geloofsgeschiedenis en gewone geschiedenis?

A

De geloofsgeschiedenis is gebaseerd op de data van de Bijbelse tellingen terwijl de gewone geschiedenis de zogezegde echte tellingen zijn.

91
Q

Wie zijn de 3 aartsvaders?

A

De oudste figuren van de geloofstraditie. Abraham, Isaak en Jakob. Abraham is de vader, Isaak is de zoon van Abraham en Jakob is de zoon van Isaak (tweelingsbroer Esau)

92
Q

Verhaal van Jakob

A

Is de zoon van Isaak, kleinzoon van Abraham. Hij is een tweeling met Esau. Esau is een seconde ouder dus heeft het eerst geborenerecht. dit verkoopt hij aan Jakob door een Bord soep te vragen. Esau ontdekt dat hij zijn zegen bij zijn vader is gaan halen en Jakob moet vluchten. krijgt een Nieuwe Naam; Israel. hij vlucht naar Laban, de broer van Rebekka, zijn mama en trouwt met de twee dochters.

93
Q

Verhaal Jozef

A

Jozef is 1 van de twaalf zoons van Jakob. Jakob zegt dat Jozef de uitverkoren persoon is. Andere broers vinden dit maar niks en verkopen hem aan slavendrijvers. Hij blijkt dromen te kunnen verklaren en krijgt zo een functie bij de Farao. Broers komen hem bezoeken omdat er veel honger is daar. Hij zet zijn wrok opzij en voedt zijn broers. Ruim 400 jaar zullen er afstammelingen van Jozef in Egypte blijven.

94
Q

Rond welke tijd wordt Mozes geschat?

A

1270 v.C

95
Q

Het ballingschap in Egypte. De uittocht. leg uit.

A

Mozes wordt als hoofd van het Joodse volk gezien. Ze zullen 40 jaar door de woestijn trekken. Wordt ook wel eens het grote avontuur tussen JHWH en zijn volk genoemd.

96
Q

Leg de periode van de rechters uit.

A

De joden komen aan in Kanaän en vestigen zich daar. ze vormen 12 stammen. de mensen die de conflicten tussen de stammen oplost zijn de rechters. Ze moeten het volk ook redden uit hun ongeloof, want het volk vergeet JHWH geregeld.

97
Q

Wat is de volgorde van de koningen van het Verenigd koninkrijk van Israël?

A

Koning Saul
Koning David
Koning Salomo (zoon van David)

98
Q

Hoe komt de scheuring van het Israëlitische rijk er?

A

Na dood Salomo wil rechebeam het Rijk overnemen. het volk wil dat er rekening gehouden wordt met de belastingsdruk. rechebeam slaat dit in de wind en 10 stammen van de 12 vertrekken.

99
Q

Wanneer en door wie wordt de tempel verwoest?

A

Door de troepen van Nebudkadnessar, koning van Babylonie. hierna komt de Babylonische ballingschap voor de Joden.

100
Q

Wat is de Jozefcylcus?

A

in de Jozefcyclus wordt verklaring gegeven van het feit hoe Israël in Egypte is terechtgekomen.

101
Q

De Jozefcyclus valt uiteen in 3 grote delen. dewelke?

A

Het eerste deel: gaat over hoogmoedige dromer Jozef en de haat voor zijn broers
Het tweede deel: Opgang van Jozef tot onderkoning van Egypte.
Derde deel: beschrijft de conflicten van Jozef met zijn broer en de verzoening.

102
Q

Wie zijn Daniël en Ester?

A

Daniël slaagt erin, net zoals Jozef op te klimmen binnen het Babylonische koninkrijk en een hoge functie te krijgen.
Ester slaagt er in om de Perzië aanslagen te overleven en redster van het volk te worden.

103
Q

Wat betekent wijs leven volgens de bijbel?

A

Gedragen naar de wetten van de natuur die God heeft opgemaakt.

104
Q

Is het Jozefverhaal mondeling?

A

Nee, het is waarschijnlijk geschreven door 1 auteur, die theologisch onderlegd was. Er is wel degelijk een vorm van historische vertrouwbaarheid in.

105
Q

Wat is een voorbeeld dat mensen God aan het werk zien in de wereld?

A

Wanneer Jozef zijn broers vergeeft en hen toch eten geeft na alles wat zij gedaan hebben.

106
Q

Leg verhaal van Mozes uit.

A

Mozes wordt geboren als zoon van een Isrealistisch gezin. onder het regime dat alle jongetjes onder de twee jaar in de Nijl gegooid moeten worden. de moeder zet het kind op een rieten mandje in de Nijl en hoopt dat er iets goeds van komt. Hij wordt gevonden door de dochter van de Farao. Zij ziet Mozes nu als een kind van zichzelf. Hij voelde zich wel verbonden met de isrealieten. Hij ziet dat een Isrealiet geslagen wordt door een Egyptenaar. hij slaat de Egyptenaar dood. hij moet vluchten, wat hij gedaan heeft, kan niet. Na de tien plagen, vertrekken ze door de woestijn. ze komen de rietzee tegen, die splijt Mozes zodat het volk gewoon doorkan. God leidt het volk van Oase naar Oase. Mozes bouwt een altaar om God te bedanken. Daarna stellen ze hun kamp op aan de Sinaï. Dit is de berg waar Mozes de Tien Woorden van God zal ontvangen op een stenen tafel. Tegen dat hij terugkomt, heeft het volk een gouden kalf gesmolten van goud. Mozes is boos omdat ze geen afbeeldingen mogen maken en slaat uit boosheid de tafel kapot. God geeft er nog een en het volk belooft trouw te blijven aan de tien geboden.

107
Q

Is Exodus een historisch verslag?

A

Nee, maar er zijn gelovigen die het als historisch verslag lezen. De gebeurtenissen van Exodus vertellen meer over wat de mens wil vertellen over God en de relatie met de mens.

108
Q

Vergelijk het geboorteverhaal van Mozes met andere geboorteverhalen.

A

Het geboorteverhaal van Mozes is eigenlijk heel erg gelijkend aan dat van Sargon van Akkad. Die werd ook in een rietje mandje gevonden. Mozes werd ook in moeilijke omstandigheden geboren.

109
Q

Leg de brandende braamstruik uit.

A

Dit wordt gezien als het roepingsverhaal van Mozes. God openbaart zijn naam aan Mozes: JHWH. Dit betekent, ik ben er of ik zal er zijn. Deze naam benadrukt de relatie die God heeft met zijn volk. Er stond een struik in brand, maar die verbrandde niet. Hij kreeg van JHWH de opdracht om het volk weg te halen uit Egypte.

110
Q

Wat maken ze duidelijk door de 10 plagen?

A

Dat God sterker is dan eender welke grote machthebbende persoon.

111
Q

Wat zijn de 10 geboden?

A

1) bovenal bemin 1 God
2) Zweer niet ijdel, vloek noch spot
3) heilig steeds de dag des Heren
4) Vader moeder zult gij eren
5) dood niet geef geen ergernis
6) doe nooit wat onkuisheid is
7) Vlucht het stelen en bedriegen
8) Ook de achterklap en het liegen
9) Wees steeds kuis in uw gemoed
10) Begeer nooit iemands goed.

112
Q

Wat toont God aan in Exodus?

A

Dat hij alles wat hij geschapen heeft ook weer in chaos kan laten veranderen, dus hij toont aan hoe machtig hij is.

113
Q

Verhaal Elia, leg uit.

A

Elia zette zich in tegen de mensen die in andere goden geloofden dan JHWH. Baäl had invloed gewonnen onder leiding van koningin Izebel. Als proef dat JHWH de enige goede God was, liet hij de mensen van Baäl naar de berg komen en werden er twee stieren op twee verschillende brandstapels gelegd. de mensen van Baäl kregen onder invloed van hun God de brandstapel niet aan. Elia wel, onder leiding van JHWH. De spanningen komen het hardste door bij het verhaal van Nabot. Achab wou de wijngaard van Nabot, Nabot weigerde. Izebel gaf de mensen de taak om hem te stenigen, zo gezegd zo gedaan, hij werd gestenigd en nu was de wijngaard van Achab. toen dit aan de verse lucht kwam, eindigde de regeertijd van Achab en zijn familie. Elia heeft een heel trouwe band met God, hij krijgt via een zachte bries de taak om Elisa als opvolger te maken. Dit doet hij door een mantel over hem te gooien. Ze zijn onafscheidelijk. nadat Achab stief, kwam er een nieuwe koning aan de macht, die viel uit een raam. God zei dat hij niet bleef leven omdat hij in de foute God geloofd. De mannen van de koning gingen met 50 op Elia af. Er kwam vuur uit de hemel en Elia was gered. Dit tot drie keer toe. de derde keer ging hij mee naar het koninkrijk. en zei tegen de koning dat hij JHWH boos had gemaakt. Elia stierf in het bijzijn van 50 jonge profeten en Elisa.

114
Q

Wat is de symbolische betekenis van de Raven in het verhaal van Elia?

A

De raven worden altijd gezien als brengers van het slechte en kwade. In dit verhaal, toen Achab koning werd, kwamen de raven brood brengen naar Elia. Dit stond dat als nieuw tijdperk, alles wat slecht was, zou goed worden.

115
Q

Naar wat wijzen de 12 stenen op de Karmel?

A

Naar de twaalf zoons van Jakob en naar de twaalf stammen van Israël

116
Q

Wat is de symbolische betekenis van de wolk?

A

Dat God nabij is en dat er nieuw leven aankomt.

117
Q

Verhaal van Paulus leg uit

A

Saulus was een christenvervolger. Jezus sprak tot hem en hij was 3 dagen blind. ze gingen naar Damascus. Een volgeling van Jezus redde de man Saulus. Hij liet zich dopen en ging naar de tempel om te zeggen dat Jezus de zoon van God is. De Joodse leiders probeerden hem te doden, zonder succes. Paulus vluchtte en ging rondreizen en het woord van God verkondigen. Paulus werd een van de allerbelangrijkste verkondigers. Tijdens zijn derde reis werd hij gevangen genomen. Hij wilde enkel door de Romeinse keizer berecht worden. het schip naar Rome leed schipbreuk. Eens in Rome mocht Paulus wonen waar hij wou, maar wel altijd onder toezicht. Hoe hij gestorven is, is onzeker.

118
Q

Leg de brief van Filemon uit

A

Filemon is gewoon een christen. Hij vraagt aan Filemon om zijn slaaf die eigenlijk een broeder is, te ontvangen met heel veel liefde en er goed voor te zorgen alsof hij een broeder is. Die slaaf was eerder weggelopen. Het is een vriendendienst en toont aan hoeveel hij van God houdt.

119
Q

Leg de brief aan de inwoners van Efeze uit.

A

In deze brief roept Paulus op tot echte christenen te zijn en 1 gemeenschap te vormen. Hij roept ook op om enkel dingen te doen die goed zijn. En leef bewust. Ook roept hij op om kracht te vinden in God.

120
Q

Leg de brief aan de vrienden van Korinte uit.

A

Hij riep op om goed samen te werken. Dat ze bij wijze van spreken 1 lichaam moeten vormen. Ook de zwakke zaken heeft ons lichaam nodig.

121
Q

Waar ligt de oorsprong van vieren?

A

Mensen willen de tijd ordenen om terug uit te kijken naar licht en het kunnen oogsten. De natuur liet hierbij dus een moment van vieren. De angst voor de krachten van de goden hoorde hier ook bij.

122
Q

Wat betekende de feesten in Israel?

A

Een teken van God die bevrijdt en zich in liefde en trouw verbindt met de mens

123
Q

Vertel de verschillende lagen van feestvieren

A

1ste laag: het vieren omwille van dat er terug licht is en dat de mensen kunnen oogsten en angst voor goden
2e laag: Israelistische feesten die weergaven dat God bevrijdt en in liefde en trouw zich verbindt met de mensen
3e laag: de christelijke feesten: beleven van een nieuw verbond met dezelfde God.

124
Q

Vanwaar komt het woord ‘feestvieren’?

A

Van het woord Ferrari: een dag vrij hebben.

125
Q

Wanneer kun je deelnemer zijn van een feest?

A

Als je innerlijk betrokken bent. anders ben je een toeschouwer.

126
Q

Vieren kent een volgorde: leg uit.

A

1) voorspel: alles klaarzetten en in gereedheid brengen
2) Begin en einde: daartussen zitten allemaal hoofdmomenten
3) Naspel: opruimen en napraten

127
Q

Vieren kent ook een eigen taalspel, leg uit.

A

Handelen en zwijgen, vertellen en spelen, en tekst, beeld en muziek. Het is het taalspel van de expressies en ontroering. het is de bedoeling dat het uitdrukking geeft aan de thema’s die in de viering spelen.

128
Q

welke 3 mijlpalen worden gevierd tijdens het leven?

A

1) Geboorte en sterfte
2) Puberteit en vruchtbaarheid
3) ziekte en genezing.

129
Q

Welke feesten zijn de allerbelangrijkste in bijna alle culturen?

A

De puberteitsfeesten gaan in zo goed als elke cultuur gepaard met grote feesten. Het markeert de breuk die zich in het leven van het kind voordoet. De tijd van verantwoordelijkheid is aangebroken.

130
Q

Wat is de bar/bat mitswa

A

Dit is het feest van de puberteit bij de joodse gemeenschap. Kinderen rond 12 jaar worden hier gevierd en mogen een stuk voorlezen uit de Thora. De voorbereidingen duren ongeveer 1 jaar.

131
Q

De plechtige communie, leg uit.

A

Rond 12 à 13 jaar bekrachtigen de kinderen hun relatie met god. Ze vernieuwen de doopgeloften. Hierbij kunnen ze ook het sacrament van het vormsel ontvangen. (kruisje op voorhoofd met chrisma-olie). plechtige communie en vormsel zijn niet hetzelfde. Vroeger vierden ze de 3 feesten op 1 dag: vormsel, communie en geloofsbelijdenis.

132
Q

Leg de besnijdenis uit

A

Gebeurt op de moment dat een jongen een man wordt. het moet gebeuren voor de puberteit. De jongen moet nu alle geloofsvoorschriften onderhouden.

133
Q

Feest van de vrijzinnige jeugd wordt ook vaak gevierd. leg uit.

A

Is de viering voor mensen die eigenlijk niet geloven. ze vieren de overgang van de kindertijd naar de adolescentie. De voorbereiding bestaat uit enkele workshops.

134
Q

Wat zijn de 2 belangrijkste oorzaak van het in het gedrang komen van feest vieren?

A

Door de ondergang van de agrarische cultuur en het ritme van oogsten en zaaien. Maar ook zeker de neergang van het godsdienstig leven.

135
Q

Wat is het ‘probleem’ met feesten binnen deze tijd?

A

De feesten wordt volledig gedomineerd door commerce. ze worden helemaal beïnvloed door de levensmanier waar we nu in zitten.

136
Q

De crisis van het feesten kent ook nog de keerzijde van de medaille. leg uit.

A

Bij vele families is het feesten nooit weg geweest. clichés worden verbroken en nieuwe inzichten worden gelegd. Scholen beginnen ook meer en meer het pedagogisch voordeel hiervan te zien.

137
Q

Waarom is vieren op school zo belangrijk?

A

Kinderen hechten een grote waarde aan rituelen en bepaalde feesten te doen. Ook hoort hierbij de rituele verwerking van emoties. Ze hebben dit dus nodig om ‘normaal te kunnen functioneren’. Als dit niet volbracht wordt, wordt hun intuïtief zoeken beperkt.

138
Q

Hoe kan vieren zorgen voor het oplossen van conflicten?

A

Doordat de leerlingen samenkomen en in contact komen met elkaar gaan ze communiceren. de rituelen kunnen hier dus erg voor zorgen dat ze de gemoederen kunnen laten zakken.

139
Q

Hoe komt het dat vieren een invloed heeft op het pedagogisch klimaat?

A

doordat de leerlingen en leerkrachten het moeten voorbereiden, zien ze elkaar op een geheel andere manier dan door de weekse lessen.

140
Q

Vanaf welke leeftijd begint symboliek een beetje te lukken?

A

vanaf 10 jaar. ze kunnen waarde hechten aan een symbool.

141
Q

Leg uit dat kinderen al van jongs af aan symboolgevoelig zijn

A

Kinderen zijn al van heel jongs af symboolgevoelig. denk aan een teddybeer, die kan hen comfort en rust brengen en vervangt een beetje de afwezige ouder op dat moment. ze begrijpen het gewoon nog niet en kunnen het nog niet inschatten wat voor invloed dat heeft.

142
Q

Hoe kunnen we leerlingen inleiden in de wereld van de symboliek?

A

we kunnen de leerlingen symbolen geven, waarmee ze concreet aan de slag kunnen en waar ze ook echt betekenis uit kunnen putten. zo kunnen de inzichten binnen symboliek op gang gebracht worden. Er moet wel duidelijk stilgestaan worden bij de betekenis van de symboliek.

143
Q

Van welk woord wordt het woord symbool afgeleid?

A

Sim-ballein, dat betekent in het Grieks samenvoegen.

144
Q

Waarom worden pictogrammen foutief symbolen genoemd?

A

Dat zijn eigenlijk geen symbolen, want ze wijzen naar hetzelfde wat ze weergeven, dit is niet het geval bij symbolen, zij verwijzen naar iets totaal anders.

145
Q

Wat is een metafoor?

A

Een spreekwoordelijke uitspraak die berust op een vergelijking.

146
Q

Wat zijn gemeenschapssymbolen?

A

Symbolen die door een grote groep mensen herkend wordt op dezelfde manier (christendom)

147
Q

Wat is het verschil tussen een teken en een symbool?

A

Tekens kan je letterlijk omzetten naar woorden en zijn afgesproken. bijvoorbeeld het verbodsbord dat je niet mag roken. symbolen kan je dan weer op veel verschillende manieren interpreteren en ze zeggen vaak meer dan woorden.

148
Q

Wat is het licht?

A

Het is een oersymbool dat staat voor het verjagen van duisternis en kwaad. er wordt iets zichtbaar gemaakt dat voorheen niet zichtbaar was.

149
Q

Er zijn veel verschillende metaforen die verwijzen naar God, geef er 4.

A

1) Vader
2) Herder
3) Brandende braamstruik
4) Briesje wind

150
Q

Hoe wordt het godsbeeld bepaald?

A

Door de plek en cultuur waar je bent opgegroeid. Mensen gaan er vanuit dat God altijd anders en groter is.

151
Q

Er zijn voor het christendom ook 3 belangrijke plekken. dewelke?

A

bergen: ontmoetingsplek van de profeten en god
woestijn: is voor Elia, Mozes en Jezus een plek om zich terug te trekken
Jeruzalem: belangrijke stad voor het christendom

152
Q

Hoe is de islam ontstaan?

A

Door het verzet tegen afgoderij.

153
Q

Welke 3 plekken zijn er voor de Islam belangrijk?

A

Mekka: bedevaart, hier heeft Mohammed zijn eerste openbaring gehad.
Medina: is de stad van de profeet.
Jeruzalem: profeet is daar geweest om te bidden

154
Q

Wat is de relatie tussen het kruisbeeld en de Islam?

A

De Islam vermijd het kruisbeeld en ontkent het nut hiervan. het wijst volgens hen op leugens en bedrog.

155
Q

Je hebt in het Jodendom 2 verschillende verkondigingen. Dewelke?

A

Tenach, is het oude testament. en de Talmoed, dit is de mondelinge leer.

156
Q

Wat is een monument dat in Jeruzalem staat en dat heel belangrijk is voor de joden?

A

De klaagmuur, dit zijn overblijfselen van de tempel. hiertussen steken de joden hun zonden.

157
Q

De joodse getallensymboliek is nog een beetje anders. welk betekenen de getallen 3,7,12 en 40?

A

3: getal van de volmaaktheid. derde dag van iemands dood wordt pas echt gezien als dood
7: 7 vette en magere jaren, wat Jozef verklaarde aan de Farao. De menora is ook de 7-armige kandelaar
12: betekent dat iemand onderweg is
40: staat voor heelheid

158
Q

In alle godsdiensten hebben bepaalde plekken een symbolische betekenis. ik zoek er 6.

A

1) Bergen
2) Rivieren
3) Mehnirs, steencirkels
4) Gebedshuizen/tempels
5) altaren (goden worden hier vereerd)
6) Bomen

159
Q

Wat is er gebeurd met de traditie van christendom?

A

De vanzelfsprekendheid van christendom is weg. Het is dus volledig aan het kind om dit te ontdekken en om eventueel zelf er voor te kiezen om te geloven of niet.

160
Q

Wat stelt er didactisch gezien wel problemen?

A

Didactisch gezien stelt de verminderde kennis wel problemen, er is nu voor kinderen geen duidelijke ingang meer voor het geloofsleven.

161
Q

Onderwijs maken met symbolen bevat 3 hoofdfacetten. dewelke?

A

1) Symbolen beleefbaar maken
2) verbinden en het proces van symboliseren aangaan
- -> Echt actief beginnen kijken naar symboliek, er worden parallellen getrokken met belevingslessen
3) Betekenisgeving
- -> Kinderen moeten continu de kans krijgen om te reageren op verschillende zaken.

162
Q

Wat is er heel erg belangrijk in symbooldidactiek?

A

Dat je de kinderen leert omgaan met de symbolen. het is niet omdat kinderen eenmalig een symbool begrijpen, dat ze er ook effectief mee overweg kunnen. Je moet dus de symbolen regelmatig aan bod laten komen en het herhalen.

163
Q

Wat zijn de 5 samenvattende kenmerken van symboliek?

A

1) Het vereist een adequate, rijke en uitdagende leeromgeving
2) Het leidt van een concreet 1ste verstaan naar een tweede verstaan
3) Het houdt maatschappelijke betrokkenheid in
4) Het vereist sensibiliserend onderwijs
5) Het impliceert een interreligieuze dialoog.

164
Q

Wat zijn de twee grootste aspecten van het kerkelijk jaar?

A

1) Grote feesten

2) Pastorale activiteiten (zorgen voor de armen, derdewereldland)

165
Q

Wat zijn de twee cyclussen van het liturgische jaar?

A

1) cyclus rond Pasen
2) Cyclus rond Kerstmis

het liturgisch jaar begint aan de eerste zondag van de advent en eindigt 4 weken na 3 koningen. Daarna start de Paaskring. deze begint met Aswoensdag en eindigt 50 dagen na pasen op Pinksteren.

166
Q

Waarom is een Godsdienstige benadering van de feesten belangrijk?

A

Om de commerciële bellen door te prikken en om aan te tonen dat het niet enkel gaat over feest maar dat er ook nog een betekenis achter gescholen zit.

167
Q

Welke nadruk wordt er gelegd in de eerste cyclus?

A

Op jezusverhalen. ook wordt er aandacht gegeven aan het meeleven met sterke periodes tijdens het jaar. Bij de communie kunnen zij instappen in het liturgische jaar.

168
Q

Welke nadruk wordt er gelegd in de tweede cyclus?

A

Sommige symbolen krijgen een plekje in de klas. De seizoenen horen hier ook bij.

169
Q

Welke nadrukken worden er in de 3de cyclus gelegd?

A

Het is hier belangrijk om diepere betekenis te geven aan de geloofsinhoud van de kerkelijke feesten. Er wordt ook verwezen naar de Joodse wortels in het jaar. De vragen die de kinderen vaak stellen nodigen uit tot reflectie.

170
Q

Wat is het verschil tussen een burgerlijk jaar en een pastoraal jaar?

A

Het pastoraal jaar begint pas op de eerste zondag van de advent, terwijl een burgerlijk jaar begint op 1 januari. Maar het liturgische jaar heeft er wel invloed op. bijvoorbeeld: zondagen, feestdagen, alle vrije dagen.

171
Q

Bij wat staat het liturgische jaar stil?

A

Het liturgische jaar staat stil bij de belangrijkste gebeurtenissen binnen het leven van Jezus. ze willen zijn herinneringen brengen en ook oproepen tot bezinning van wat er nu moet gebeuren.

172
Q

Op welke dag valt Pasen altijd

A

De eerste zondag na de volle maan.

173
Q

Welke belangrijkste kleuren komen te pas bij het liturgische jaar, zeg ze en leg ze uit.

A

ROOD: kleur van bloed en vuur van martelaren. wordt gedragen met Pinksteren, Palmzondag en goede vrijdag
GROEN: wordt gedragen op alle andere dagen waar niets voorgeschreven wordt.
PAARS: staat voor boete en ingetogenheid. wordt gedragen bij 40-dagentijd en de advent en Allerzielen.
WIT/GOUD/GEEL: vreugde en soberheid. wordt gedragen met Kerst, Pasen en op feestdagen voor Jezus
BLAUW: kleur van Maria, Rust geborgenheid en vrede.

174
Q

Wat is de advent?

A

Is de periode van 4 weken (zondagen) voorafgaand aan Kerstmis. elke week wordt er een extra kaars aangestoken als aftelling naar Kerstmis en de geboorte van Jezus. Vroeger was het boetetijd, dus er wordt nog steeds paars gedragen. De link met ‘advenire’ wordt snel gelegd, dit betekend, aankomend.

175
Q

Leg Kerstmis uit.

A

Is de herdenking van de geboorte van Jezus. zijn leven was zo belangrijk en ingrijpend dat ze de tijdstelling er voor hebben aangepast. In de 4de eeuw na Christus wordt pas 25/12 als officiële geboortedatum gekozen. het was niet toevallig want de winterzonnewending werd toen gevierd.

176
Q

Leg Driekoningen uit.

A

De drie wijzen kwamen op bezoek bij Jezus en Maria. Tot de 18e eeuw heette het nog dertiendag (13 dagen na Kerst). De drie wijzen waren Caspar (Afrika/wierook), Melchoir (Europa/goud) en Baltazal (azie /mirre).
Goud verwees naar het koningsschap
Mirre verweest naar het sterfelijke in Jezus
Wierook verwees naar de goddelijkheid van Jezus
Een fonkelende ster wijst de drie wijzen naar Jezus.

177
Q

Leg de lichtmis uit

A

De lichtmis is 14 dagen na kerstmis. hier werd Jezus gepresenteerd in de tempel. ze offerden twee duiven en een lam. Nu zijn er nog heel wat mensen die pannenkoeken eten met lichtmis.

178
Q

Leg de veertigdagentijd en aswoensdag uit.

A

De 40dagentijd verwijst naar de 40 dagen die Jezus alleen in de woestijn heeft doorgebracht. Hierbij vasten de mensen. dit doen ze door zo sober mogelijk te eten. Aswoensdag is het begin van de vasten, en ook het einde van de kerstcyclus en het begin van de paascylcus. De mensen trokken een boetekleed aan en werden met as overstrooid. het as dat gebruikt wordt is het as dat verkregen wordt van de verbranding van de Palmzondag van het jaar daarvoor.

179
Q

Leg palmzondag uit

A

Palmzondag is het begin van de Goede Week. Jezus komt Jeruzalem binnen op een ezel en wordt met palmtakken aangemoedigd en welkom geheten. Palmtakken dienen als bescherming voor hun huis en de bewoners. gewijde palmtakken mogen niet worden weggegooid.

180
Q

Leg Witte donderdag uit.

A

Witte donderdag is de dag van het laatste avondmaal. Ze voorspelde het verraad van Judas en de in de steek lating van Petrus. Hieruit ontstaat de eucharistieviering. Voetenwassingen vinden plaats, dit deed Jezus ook voor zijn apostelen.

181
Q

Leg Goede vrijdag uit.

A

Dag van Jezus kruisiging en dood. Hij wordt gevangengenomen, overgeleverd aan de Romeinen en ter dood veroordeeld. Je mag deze dag geen vlees eten want dit verwijst naar het lichaam van christus. Het goede verwijst naar de verdere herrijzenis.

182
Q

Leg stille zaterdag uit.

A

Het is een dag van stilte. eerbied voor de rust die Jezus vond.

183
Q

Leg Pasen uit

A

Pasen is zowat het belangrijkste christelijke feest. Want Jezus stond op uit zijn graf. Voor het christendom was dit het geest van het licht en geboorte van nieuw leven. Joodse Pesach ligt ook zeker mee aan de basis. Het Joodse volk wordt bevrijdt en wordt geleid naar het beloofde land.

184
Q

Wat heeft een paasei met pasen te maken?

A

Ei is het teken van levenskracht en Jezus’ graf opende zich als een ei

185
Q

Leg Hemelvaart uit

A

Herdenking dat Jezus na zijn Verrijzenis met Pasen in de hemel werd opgenomen. Hemelvaart is 40 dagen na pasen en valt altijd op donderdag.

186
Q

Leg Pinksteren uit

A

Pinksteren of (Sinksen) is dat de leerlingen 50 dagen na Jezus’ hemelvaart samenkomen. er komt iets over hen dat lijkt op vuur. ze hebben nu de gave van christus ontvangen en kunnen nu ook mensen helen. Ze spreken nu ook andere talen. Het sluit de paastijd definitief af. En Jezus kondigt de komst van de Geest aan.

187
Q

Maria ten hemelopneming, leg uit.

A

Op 15 augustus wordt de dood van Maria herdacht. Omdat ze de moeder van Jezus is, wordt ze in de hemel opgenomen, samen met haar zoon. Ze had zelf de kracht niet om naar de hemel te stijgen, dus heeft haar zoon haar daarbij geholpen.

188
Q

Leg Allerheiligen uit

A

ER waren heel wat vervolgingen voor Christenen. degene die stierven, werden martelaars, en zo ontstonden later de Heiligen. Er zijn te veel heiligen om ze allemaal een feestdag te geven, dus worden ze herdacht op Allerheiligen. Het is een antwoord op het Halloweenfeest, dat ook een feest van de doden is.

189
Q

Allerzielen, leg uit.

A

Allerzielen is eigenlijk een dag waarop alle gestorven mensen herdacht worden. dit als reactie op Allerheiligen. wat voor heiligen telde, moest ook voor de gewone mens tellen.

190
Q

Leg zondag uit

A

Na de dood van Jezus kwamen vele volgelingen de dag na de sabbat samen om na te denken over Jezus zijn leven. Later hielden de christenen geen sabbat meer maar namen ze zondag vrij. Christenen zien Jezus als het licht van het leven daarom heet het ZONdag

191
Q

Wat is een sacrament?

A

Het is een geloofsgeheim. het gaat over de mysterie van Gods aanraking die de gelovige kracht schenkt.

192
Q

Er zijn drie categorieën van sacramenten. dewelke?

A

1) die van initiatie
2) Die van genezing
3) Die van dienbaarheid.

193
Q

Wat zijn de 7 sacramenten? Plaats ze onder de juiste categorie.

A

1) Die van initiatie.
- -> Doop
- -> Eucharistie/heilige communie
- -> Vormsel

2) Die van genezing
- -> ziekenzalving
- -> Verzoening (biecht)

3) Die van dienstbaarheid
- -> Huwelijk
- -> Wijding

194
Q

Leg het doopsel uit.

A

Dit zijn de ouders die de kinderen aan Gods bescherming toevertrouwen. Ze beloven ook een christelijke opvoeding. De dopeling wordt 3x overgoten met doopwater (wijwater), terwijl de priester zegt; ik doop u in de naam van de vader, de zoon, de heilige geest.

195
Q

Leg de heilige eucharistie of het heilige communie uit.

A

Het brood dat je krijgt bij de eucharistie wordt getekend als het lichaam van Jezus. het woord communie betekent gemeenschap. Het vraagt een toegewijde houding, want het is een eenwording met God. Dit sacrament kan je meer dan eens ontvangen.

196
Q

Leg het vormsel uit.

A

de 12 kinderen spreken hun doopgeloften zelf uit. De kinderen worden gezalfd met chrisma, 3x in de vorm van een kruisje op het voorhoofd.

197
Q

Leg verzoening uit.

A

Vroeger was het biecht, nu is het verzoening. het is de priester, die in de naam van God, u uw zonden vergeeft. het kwijtschelden van de zonden heet de absolutie

198
Q

Leg de ziekenzalving uit

A

Dit is bedoeld om te ontvangen in de biddende gemeenschap. maar dit kan ook in intieme kring. Het heelt de zieken of de ouderen in hun kwetsbaarheid. de priester brengt heilige olie aan op het voorhoofd en handen. Deze kan je meermaals ontvangen.

199
Q

Het huwelijk, leg uit

A

Het huwelijk is het sacrament dat twee geliefden aangaan met elkaar. ze staan open voor kinderen en leven volgens de christelijke waarden en normen. Het moment van de ringen is de toediening van het sacrament. De priester en de kerkgemeenschap zijn de getuigen.

200
Q

Wijding, leg uit

A

Dit is een eenmalig sacrament dat de wijding tot diaken of priester is. Dit wordt toegediend door de Bisschop. ze liggen languit op de grond en doen 3 rituelen. de handoplegging, de wijding van het chrisma en het aankleden in het liturgisch gewaad.