kapitel 9 lernliste NL-D Flashcards
1
Q
de boekenwinkel
A
der Buchladen
2
Q
de cent
A
der Cent
3
Q
de euro
A
der Euro
4
Q
de ham
A
der Schinken
5
Q
de kaas
A
der Käse
6
Q
de prijs
de prijzen
A
der Preis
die Preise
7
Q
de supermarkt
A
der Supermarkt
8
Q
de taart
A
der Kuchen
9
Q
de winkel
de winkels
A
der Laden
die Läden
10
Q
de bakkerij
A
die Bäckerei
11
Q
de banketbakkerij
A
die Konditorei
12
Q
het blikje
de blikjes
A
die Dose
die Dosen
13
Q
het bolletje (ijs)
de bolletjes (ijs)
A
die Kugel
die Kugeln
14
Q
de boter
A
die Butter
15
Q
de chocola
A
die Schokolade
16
Q
de ijssalon
A
die Eisdiele
17
Q
de melk
A
die Milch
18
Q
de slagerij
A
die Metzgerei
19
Q
de slagroom
A
die Sahne
20
Q
de tas
de tassen
A
die Tasche
die Taschen
21
Q
het tasje, zakje
de tasjes, zakjes
A
die Tüte
die Tüten
22
Q
de worst
A
die Wurst
23
Q
het broodje
de broodjes
A
das Brötchen
die Brötchen
24
Q
het gehakt
A
das Hackfleisch
25
het geld
das Geld
26
de kilo
das Kilo
27
de portemonnee
das Portemonee
28
het stuk
de stukken
das Stück
die Stücke
29
de winkel
de winkels
das Geschäft
die Geschäfte
30
betalen
zahlen, bezahlen
31
boodschappen doen
einkaufen
32
helpen
helfen - geholfen
33
kopen
kaufen
34
kosten
kosten
35
nodig hebben
brauchen
36
pinnen
mit Karte zahlen
37
zoeken
suchen
38
anders, verder
sonst
39
contant
bar
40
duur
teuer
41
goedkoop
billig
42
goedkoop
günstig
43
hoeveel
wie viel
44
samen, bij elkaar
zusammen
45
Tot ziens!
Auf Wiedersehen!
46
de koffie
der Kaffee
47
de peper
der Pfeffer
48
de rijst
der Reis
49
de sinasappelsap
der Orangensaft
50
de suiker
der Zucker
51
de thee
der Tee
52
de cola
die Cola
53
de saus, de jus
die soße
54
de soep
de soepen
die Suppe
die Suppen
55
het brood
de broden
das Brot
die Brote
56
het fruit
das Obst
57
de groente
das Gemüse
58
het ijs
das Eis
59
het zout
das Salz
60
de aardappelen
die Kartoffeln
61
de pasta
die Nudeln
62
de patat, friet
die Pommes
