kapitel 5 lernliste D-NL Flashcards
1
Q
das Getreide
A
het graan
2
Q
herstellen
A
produceren
3
Q
die Zutat
A
het ingrediënt
4
Q
brauchen
A
nodig hebben
5
Q
die Geschwindigkeit
A
de snelheid
6
Q
die Ausbildung
A
de opleiding
7
Q
der Imbiss
A
de snackbar
8
Q
auswählen
A
kiezen
9
Q
entweder - oder
A
of - of
10
Q
satt sein
A
vol zitten
11
Q
begeistert
A
enthousiast
12
Q
trotzdem
A
desondanks
13
Q
ganz
A
heel
14
Q
die Zutat
A
het ingrediënt
15
Q
duften
A
lekker ruiken
16
Q
bald
A
binnenkort
17
Q
jemanden überraschen
A
iemand verrassen
18
Q
empfehlen
A
aanbevelen
19
Q
und zwar
A
en wel
20
Q
zubereiten
A
bereiden
21
Q
der Kloß
A
de knoedel
22
Q
vor 200 Jahren
A
200 jaar eerder
23
Q
jedoch
A
echter
24
Q
es gibt
A
er is, er zijn
25
Q
das Gewürz
A
de specerij
