Kapitel 3 woordenschat 5 Flashcards
1
Q
het hoofdstuk
A
der Abschnitt
2
Q
de inspanning
A
die Anstrengung
3
Q
de uitwisselingstudent
A
der Austauschstudent
4
Q
de twijfel
A
das Bedenken
5
Q
het enthousiasme
A
die Begeisterung
6
Q
het gedrag
A
das Benehmen
7
Q
de evaluatie
A
die Bewertung
8
Q
de ontgoocheling
A
die Desillusionierung
9
Q
de service
A
die Dienstleistung
10
Q
de autochtoon
A
der Einheimische
11
Q
het succes
A
der Erfolg
12
Q
de ervaring, de belevenis
A
das Erlebnis
13
Q
de verschijning
A
das Erscheinungsbild
14
Q
de euforie
A
die Euphorie
15
Q
de hartstocht
A
der Feuereifer
16
Q
de verdere ontwikkeling
A
die Fortentwicklung
17
Q
de vooruitgang
A
der Fortschritt
18
Q
de vrijwilligersdienst
A
der Freiwilligendienst
19
Q
de vreugde
A
die Freude
20
Q
de vriendschap
A
die Freundschaft
21
Q
het kerkhof
A
der Friedhof
22
Q
de gestiek
A
die Gestik
23
Q
het heimwee
A
das Heimweh
24
Q
de uitdaging
A
die Herausforderung
25
de geïnteresseerde
der Interessent
26
het decennium
das Jahrzehnt
27
de glimlach
das Lächeln
28
de manier van leven
die Lebensart
29
de levensvreugde
die Lebensfreude
30
de mimiek
die Mimik
31
de nieuwschierigheid
die Neugier
32
de bron
die Quelle
33
de terugblik
der Rückblick
34
de mosterd
der Senf
35
het plezier
der Spaß
36
het spitsuur
die Stoßzeit
37
het zakgeld
das Taschengeld
38
de kennis
der Wissensstand
39
de toezegging
die Zusage
40
