July 2016 Flashcards
De Weide
Meadow
Te Voorschijn halen
To reveal
Het Sprookje
Fairytale
Eenvoudig
Simple
De Glans
Sheen
Kwetteren
Tweeting
Plotseling
Suddenly
De mand
Basket
Het dorp
Village
Het afscheid
The goodbye
Huiswaards
Homewards
Herberg
Inn
Mispoes
Someone who’s wrong
Eigenaardig
Curious/odd
Medelijden
Sympathy
Lijden/Leiden
To suffer/to lead
De la
The drawer
De vijzel
The mortar and pestle
Het ijzer
The iron
De ketting
The chain
De schemering
The dusk
Het kwaad
The evil
Onnozel
Dumb
De kei
The large pebble
De haan
The rooster
Aardappelpuree
Mashed potato
De koningin
The queen
De veer
The feather
Ontdekken
To discover
De pijl
The arrow
Een blik
A look (on someone’s face)
Verbitterd
Bitter
Blijken
To turn out (he turned out to be liar)
Het vermoeden
The suspicion
Bedroefd
Sad
Wenden
To turn to
Graven
To dig
Wieden
To weed
De bijenkorf
The bee hive
Nieuwsgierig
Curious (wanting to know thing)
Turen
To gaze
De grendel
The bolt (in a door, to lock it)
Het luik
The shutter
Een kreet
A cry/shout
Ten slotte
At last/eventually
Eenmaal
Once
Zowel … als …
Both … and …
Het dal
The valley
nauwelijks
hardly
Gevaarlijk
Dangerous
De vijand
The enemy
naar (adj)
Unpleasant
Schrikken
To startle/scare
Rillingen
Shiver
Liepen
Walked
Heersen
To rule
Wreed
Cruel
Tonen
To show
Verwoesten
To destroy
Diegene
The person who
Gunnen
To think someone deserves something
Hij gunt je het licht in de ogen niet
He doesn’t think you deserve the light in your eyes (Ie he is selfish)
Het ongedierte
The pest/vermin
Aanvoeren
Direct/lead
Strijd
Battle/struggle
Subject verb xxxx xxxx xxxx other verbs
Subject verb time manner place other verbs