1000 Words Part 2 Flashcards
Klasse
Good
Kloppen
To knock (on a door)
De kok
The cook
De kom
The bowl
De koorst
The fever
De kracht
The strength/power
De kuil
The (pot)hole
Laag
Low
Laatst
A while ago
Het laken
The sheet (on a bed)
Langs
(To move) past/alongside
De leeftijd
The age (how old you are)
Het leger
The army
Leiden vs lijden
Leiden: to lead
Lijden: to suffer
Het lijk
The corpse
De lineaal
The ruler (to draw a straight line)
De list
An evil trick
Lomp
Crude
Lood
Lead
Het lot
The fate
De maag
The stomach
De maat
The size
De map
The folder
De markt
The market
Het meel
The flour
Meerdere
Multiple
Het mengsel
The mixture
Het middel
The means
Min
Minus
Mits
If/as long as
De moord
The murder
De munt
The coin
De naald
The needle
Neer (iets neerleggen)
Down (to put something down)
Netjes
Neat
Noch
Neither…nor
Nood
(In) need
Het onderwerp
The topic
Het onderzoek
The research/investigation
Ontvangen
To receive
Ontwikkelen
To develop
De oorlog
The war
De oorzaak
The cause (of something)