Job demand control model (JDCM) van Karasek Flashcards

1
Q

Twee relevante dimensies binnen de arbeidssituatie.

A

Taakeisen

Beslissingsruimte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Taakeisen

A

(1) De werkdruk: hoeveel werk ik moet doen.
(2) De tijd waarin je een bepaalde hoeveelheid werk moet doen.
(3) De moeilijkheidsgraad of de complexiteit van het werk.
(4) De eisen die het werk stelt
(5) Rolambiguïteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Beslissingsruimte

A

De beslissingsruimte verwijst naar de mogelijkheden voor de WN om zelf in te grijpen in de arbeidssituatie.
Kan gemeten worden door autonomie maar ook door vaardigheidsbenutting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De combinatie van beide dimensies beïnvloedt zowel stress als motivatie

A

De combinatie van taakeisen en beslissingsruimte is essentieel opdat er sprake zou kunnen zijn van stress of motivatie en groei.
Het model gaat uit van 4 kwadranten die bepaald worden door de graad van controle en de graad van taakeisen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Strains

A

Strains zijn spanningen of klachten die ontstaan vanuit een ongunstige combinatie van taakeisen en beslissingsruimte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Kwadranten

A
  1. de ‘high strain job’: hoge werklast + lage beslissingsruimte.
  2. de ‘low strain job’: beperkte hoeveelheid taken en grote autonomie.
  3. Passief (lage taakeisen, lage autonomie)
  4. Actief: veel werk en veel controle
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De uitkomstenvariabele ‘strains’ wordt voorspeld door de combinatie van taakeisen en beslissingsruimte. Is deze ‘combinatie’ echter additief of eerder multiplicatief op te vatten?

A
  1. Wanneer het effect additief is, dan hebben zowel werkdruk als controle onafhankelijk van elkaar een effect op het welzijn. Het effect van het ene wordt dan gewoon opgeteld bij het effect van het andere
  2. De multiplicatieve hypothese stelt dat het samengaan van hoge druk en weinig autonomie problematischer is dan het louter optellen van de gevolgen van de twee afzonderlijke factoren. Als men beide OV’s vermenigvuldigd is het effect sterker negatief dan wanneer men ze zou optellen. Er is dan sprake van een interactie-effect.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ontplooiing en motivatie

A

Als taakeisen en controlemogelijkheden in gelijke mate opgaan, dan kan er sprake zijn van ontplooiing en motivatie. Men wil nagaan wat er motiverend is en wat er leidt tot leer- of groeimogelijkheden. Er wordt aangenomen dat als de werklast stijgt en ook de beslissingsruimte groter wordt, het werk meer uitdagend wordt en tot meer activatie leidt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Latere uitbreiding van het model met sociale ondersteuning

A

Dit aspect werd in een latere versie van het JDCM geïntegreerd. Vandaar dat het JDCM ook wel eens demand-control-support model wordt genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Latere uitbreiding van het model met sociale ondersteuning: Meeste en minste stress

A

Meeste stress
In een functie met hoge taakeisen, weinig controlemogelijkheden en weinig sociale ondersteuning is de kans op stress het hoogst.
Minste stress
In de functies met weinig taakeisen, veel controlemogelijkheden en veel sociale ondersteuning komen de minste strains voor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De hypothese waarin een gebrek aan balans tussen ‘demands’ en ‘control’ tot strains leiden

A

de strainhypothese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De hypothese waarin een gebrek aan balans tussen ‘demands’ en ‘control’ tot strains leiden met toevoeging van het aspect sociale steun.

A

de isostrainhypothese: gaat uit van additief verband.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Toevoeging persoonlijkheidskenmerken aan het oorspronkelijke model

A

In het JDCM wordt aandacht gevraagd voor twee persoonlijkheidskenmerken die in het verlengde van het model zelf liggen: controlemogelijkheden en de accumulatie van spanningen. Er zijn twee lange termijn-dynamieken te onderscheiden.

  1. Negatieve accumulatie van spanningen (‘negatieve spiraal’)
  2. Positieve spiraal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Toevoeging omgeving

A
  1. arbeidspsychologie wordt met omgeving de werkcontext bedoeld.
  2. De hoeveelheid taakeisen, autonomie en sociale controle worden immers door het management vastgelegd.
  3. Stress en groeimogelijkheden hebben invloed op de gezondheid van werknemers.
  4. Volgens dit model leidt actief gedrag tot ‘performance’. Maar de techniek heeft natuurlijk ook zijn invloed. Om productiviteit te verhogen moet men dus rekening houden met de kenmerken van het werk en met de kenmerken van de context.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Instrumenten om het model te meten

A
  • Job Content Questionnaire
    Standaard bevat deze vragenlijst 27 items, maar er is ook een lange versie met 49 items en een verkorte versie met 10 items.
  • WEBA
    Deze methode werd mede door Karasek geïnspireerd en wordt ingevuld door een externe observato
    De test screent 7 potentialiteiten zoals: moeilijkheidsgraad van de taak, autonomie, of men iets kan afwerken,… op hun voorkomen. Aan de hand van de aan- of afwezigheid van deze potentialiteiten worden twee scores berekend: de risico’s op stress en de ontplooiingsmogelijkheden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Onderzoek naar de stresshypothese

A

1) In grootschalig, epidemiologich stressonderzoek. Bij mensen met high strain jobs komen de meeste hart- en vaatziekten voor.
2) In kleinschalig onderzoek naar het niveau van welzijn vindt men hoofdeffecten van beide werkaspecten. Interactie wordt maar in de helft van de gevallen gevonden. bevestiging van de multiplicatieve te wijten aan methodologische effecten.
3) In een studie bij 23-jarigen vond men dat mensen met veel autonomie meer tevreden waren, onafhankelijk van de werklast. ontevredenheid was in lage autonomiegroep echter afhankelijk van de werklast (interactie-effect)
4) Het voorkomen van strains in high strain jobs is echter afhankelijk van het geslacht van de werknemers. Bij mannen komen er meestal strains voor, bij vrouwen in mindere mate.
5) In onderzoek moet men het niveau van de taakeisen en het niveau van de controlemogelijkheden op hetzelfde niveau (algemeen of specifiek) meten Wanneer deze overeenstemming in niveau niet wordt nagestreefd, dan worden de verwachte effecten minder vaak vastgesteld.

17
Q

Onderzoek naar de groeihypothese

A

1) In cross-sectioneel onderzoek kwam naar voor dat mensen die actieve functies bekleden op hun werk, ook deelnemen aan het verenigingsleven en meer actief zijn in politieke of ontspanningsactiviteiten
2) Om de aard van dit verband na te gaan werd er in longitudinaal onderzoek nagegaan wat een transfer van een actief naar passief werk teweegbracht in de situatie buiten het werk. Wanneer het werk passiever werd, dan daalde ook de activiteit buitenshuis
3) Daarnaast komt er uit cross-sectioneel onderzoek bij 23-jarigen ook een interactie-effect naar voor tussen taakeisen en autonomie wat betreft het aanleren van nieuwe vaardigheden in de eerst uitgeoefende functie. Daarnaast stelt men tevens twee hoofdeffecten vast.

18
Q

Kritiek op het model

A

1) Een veelgehoorde kritiek is dat het model te eenvoudig is om de complexe werkelijkheid te vatten
2) Karasek integreerde reeds persoonlijkheidskenmerken in het JDCM. Vanuit ander onderzoek is gebleken dat ook andere aspecten een moderator kunnen zijn zoals b.v. beheersingoriëntatie en arbeidsoriëntatie
3) Het is problematisch dat alle AV onder dezelfde noemer (‘strains’) worden gevat.

19
Q

Implementatie : suggesties voor het herontwerp van functies

A

Vanuit het uitgebreide model is duidelijk dat sociale steun vanuit het werk bevorderlijk is. Meer sociale steun inbrengen in het werk