Jeugddelinquentie Flashcards

1
Q

Wat is jeugddelinquentie?

A

alle handelingen die volgens het wetboek van strafrecht strafbaar zijn gesteld, maar ook alle vormen van regel overschrijdend gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Door welke 3 bronnen kan ontwikkeling jeugdcriminaliteit bij worden gehouden?

A

Politiecijfers, zelfrapportages en slachtoffer enquetes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Door welke 2 dingen worden de cijfers van de politie beïnvloed?

A
  1. Meldingsbereidheid van slachtoffer en getuigen
  2. beleidsprioriteiten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de nadelen zelfrapportages?

A
  1. beperkt aantal delicten opnemen in enquete
  2. sommige daders moeilijk te bereiken
  3. rapportages geven geen goed beeld ernst delicten (minst betrouwbaar bij geweldsdelicten)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

prestatie paradox

A

Hoe beter de politie zijn werk doet hoe meer slachtoffers er zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Dark number

A

De totale omvang delinquent gedrag, ook wat onbekend is. Verwijst naar onzichtbare deel van criminaliteit wat niet wordt geregistreerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

In NL is sinds 2007 geregistreerde delicten gehalveerd geef 4 verklaringen hiervoor

A
  1. beveiligingshypothese: sterk toegenomen veiligheidsmaatregelen
  2. invloed digitalisering
  3. afname risicofactoren
  4. combinatie ervan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is HIC?

A

High Impact Crimes, straatroof en geweld. Vaker minderjarigen bij betrokken en aantal minderjarige verdachten toegenomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de age-crime-curve?

A

Toename delinquent gedrag in de jeugd, gevolgd door een afname van delinquent gedrag vanaf volwassenheid.

Minderjarige verdachten neemt toe vanaf 12e levensjaar en bereikt piek op 18e-20e jaar, maar neemt daarna weer af.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is persistent?

A

jongeren die voor hun 12e levensjaar beginnen met delinquent gedrag en gaan hier vaak na de pubertijd mee door

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Als er een afname is te zien van gerapporteerde delicten, waarom is dan het aantal HALT afdoeningen op gelijk niveau gebleven?

A

Dit is mogelijk te verklaren door meer inzet van Halt naast straf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Verklaringen voor de afnemende trends? Door minder jeugdcriminaliteit

A
  1. Succesvol beleid (politie en gemeente)
  2. Maatschappelijke factoren (meer politie, beter inkomen)
  3. Afname risicofactoren (delinquente vrienden)
  4. Toename beschermingsfactoren
  5. Digitalisering samenleving
  6. Verplaatsing offline delinquent gedrag naar online
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is frenologie?

A

Vorm en grootte schedel en schedelknobbels informatie konden geven over iemand persoonlijkheid, intellect en criminele neigingen. Dat hersengebieden verantwoordelijk waren bepaalde eigenschappen en dit aflezen aan vorm schedel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is atavisme?

A

Mensen met afwijkend gedrag herkenbaar zouden zijn vanwege lichamelijke kenmerken die verwijzen naar voorouders in primitieve, vroegere fase.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat wilde frenoloog Cesare Lombrosso aantonen als theorie?

A

Hij ontwikkelt een theorie over een geboren misdadiger. Hij wilde aantonen dat misdadigheid erfelijk bepaald was. Volgens hem zouden criminelen herkenbaar zijn aan bepaalde ‘degeneratieve stigmata’, zoals brede kaken, lange armen en afwijkende oren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de sociale desorganisatie theorie?

A

Deze theorie ontwikkeld door Shaw en Mckay verklaart hoe criminaliteit en afwijkend gedrag vooral voorkomen in wijken met bepaalde sociale kenmerken.

Zoals lage economische status, veel immigranten, weinig sociale samenhang.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de broeihsaardhypothese?

A

wanneer er generatie op generatie criminaliteit als normaal werd beschouwd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is differentiële associatie?

A

Theorie die stelt dat crimineel gedrag wordt aangeleerd door interactie met anderen. Mensen worden crimineel door invloed van anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is de collective efficacy-theorie/ sociale controle theorie?

A

buurten waarin mensen samen optrekken, elkaar vertrouwen en bereid zijn sociale controle uit te oefenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is de broken window hypothese?

A

Tekenen wanorde in de buurt, kapotte ramen, graffiti, kunnen leiden tot toename criminaliteit. Niet de ramen zelf maar het uitblijven van een reactie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Merton ontwikkelde de strain theorie, wat is dit?

A

Crimineel gedrag ontstaat door een spanning (strain) tussen doelstellingen van de samenleving en een gebrek aan middelen om dit te realiseren.

Als je geen toegang hebt tot middelen zoals onderwijs kan je doelen samenleving (rijkdom) niet bereiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Agnew en Clowad geven een uitbreiding op de strain theorie, kan je dit uitleggen?

A

Strain theorie: Crimineel gedrag ontstaat door een spanning (strain) tussen doelstellingen van de samenleving en een gebrek aan middelen om dit te realiseren.

Agnew: nadruk leggen op de emoties, zoals woede en verdriet, als gevolg van spanning

Clowad: nadruk leggen op sociale structuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is de labelling theorie?

A

De reactie van anderen op criminele handelingen, dus de samenleving maakt criminelen door bepaalde mensen te labelen als crimineel. Dit kan gedrag van een persoon beïnvloeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

wat is de gelegenheid en keuze theorie?

A

Draait om de gelegenheid een delict te plegen. De verleiding van snel plezier en beloning.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is de rationele keuze theorie?

A

Stelt dat crimineel gedrag het resultaat is van een bewuste rationele afweging.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is de bindingstheorie, wie heeft dit bedacht?

A

Hirschi stelt dat mensen geneigd zijn zich aan de samenleving te binden en zich aan regels en normen te houden, maar dat wanneer deze bindingen verzwakken of ontbreken de kans op crimineel gedrag toeneemt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat zijn de 4 bindingen van de bindingstheorie?

A
  1. Attachment (hechting)
  2. Commitment (betrokkenheid)
  3. Involvement (betrouwbaarheid)
  4. Belief (overtuigingen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is de zelfcontrole theorie?

A

Crimineel gedrag is het gebrek aan zelfcontrole. Criminaliteit is een korte termijn keuze die voorkomt uit impulsiviteit en het ontbreken van zelfbeheersing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat is de ouder-kind interactie theorie?

A

Wederzijdse beïnvloeding ouder-kind. Niet de kenmerken van ouder of kind zijn bepalend, maar de reactie van beide op elkaars gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat is selffulfilling prophecy?

A

Als peuter door de ouders afwijkend of lastig wordt ervaren dit gedrag kind aan dat beeld gaat beantwoorden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat is de fearlessness-theorie?

A

Verlaagd lichamelijk stressniveau leidt tot minder gevoeligheid wat je minder gevoelig maakt voor straf, daardoor grote kans biedt om crimineel gedrag te vertonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat is de sensation seeking theorie?

A

Door verlaagd lichamelijk stressniveau voel je je sneller vermoeid/verveeld waardoor je spanning opzoekt doormiddel van crimineel gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat is de dual taxonomy-theorie? En kan je beide vormen uitleggen?

A

Deze theorie probeert te verklaren waarom sommige mensen hun hele leven crimineel verdrag vertonen, terwijl andere alleen tijdelijk vertonen.

  1. Life course persistent delinquent: delinquentie begint in vroege kindertijd en veranderd in chronische levensstijl
  2. Adolescene Limited delinquentie: delinquentie begint pas in adolescentie maar zet zich niet voort
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat is een maturity gap?

A

Fysiek is mens volwassen, maar maatschappelijk niet: frustratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat is de age-graded sociale control theorie?

A

Toename criminaliteit in adolescentie komt door een afname van sociale binding. Stoppen is geen bewuste keuze maar meer iets wat in de loop der tijd gebeurd, door belangrijke gebeurtenissen uit het leven (trouwen/ werk vinden)

Dus afname crimineel gedrag als gevolg van de toename van nieuwe informele sociale controle.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Is stoppen met criminaliteit meer een rationale of een moreel-emotionele keus?

A

Maruna: hij zegt moreel-emotionele keus: de nieuwe zelf (oud crimineel) wil iets goedmaken jegens de maatschappij.

Paternoster & Bushway: zij zeggen rationele keus: crimineel stopt om geen loser te worden. Criminelen stoppen omdat ze beseffen wat zij te verliezen hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wat is de gender paradox?

A

Wanneer mensen delict gedrag vertonen, dat atypisch is voor geslacht, dan is de achterliggende problematiek waarschijnlijk erger.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wat zijn proximale factoren?

A

Staan het dichts bij het kind en hebben betrekking op de interactie tussen ouder en kind en op de kwaliteit ouder-kind relatie.

Deze factoren zijn voor het kind dus direct ervaarbaar. (hechting en straf bv)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Wat zijn distale factoren?

A

Bedoelen wij kenmerken van ouders, zoals persoonlijkheidskenmerken psychopathologie (depressie), opvattingen over opvoeding en kinderen.

Deze factoren zijn niet altijd zichtbaar voor kind.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wat zijn contextuele factoren?

A

Verwijzen naar de kwaliteit van andere relaties in het gezin zoals huwelijksrelatie, conflicten ouders, relaties broers en zussen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Wat zijn de globale factoren?

A

Sociaal economische status gezin (afgelegen factoren)
Inkomen gezin, alleenstaande ouder bv.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Is alleen een straffende opvoeding een risicofactor?

A

Een straffende opvoeding is alleen een risicofactor in de context vanuit een onveilige hechting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Wat is een transactioneel proces?

A

Gedrag kind is medebepalend voor de manier opvoeders reageren. Kinderen kunnen gedrag uitlokken bij de ouders.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Wat is een conduct disorder?

A

Een gedragsstoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Wat is het model van Bronfenbrenner?

A

Microsysteem = relaties kind en de personen uit directe omgeving

Mesosysteem = relaties microsysteem waar kind deel vanuit maakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Een zwakke binding met school hangt samen met jeugdcriminaliteit. Uit welke onderdelen bestaan binding met school?

A
  1. Gehechtheid aan de school
  2. Band met leraren (attachment)
  3. Motivatie en inzet voor school (commitment)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Kan je naast binding met school 2 andere kenmerken noemen die samenhangen met delinquent gedrag?

A
  1. Pesten en ander wangedrag op school (wanneer leerlingen ernstig wangedrag vertonen, is er sprake van een verhoogde kans later op delinquent gedrag.
  2. Schoolverzuim & schooluitval
    (bij gebrek aan motivatie of werkloosheid wel grote kans delinquentie)
48
Q

Wat is de sociale leertheorie?

A

Bouwt voort op de differentiële associatietheorie (delinquent gedrag wordt aangeleerd door omgang en interactie met andere mensen)

Sociale leertheorie gaat meer om overnemen van opvattingen en aanleren criminele vaardigheden. (sociale beloningen zoals goedkeuring en status)

49
Q

Wat is de controle theorie?

A

Een netwerk van sterke relaties met vrienden en familie die geen delinquent gedrag vertonen, bied volgens theorie effectieve preventie.

50
Q

Wat is het similariteitsprincipe?

A

Mensen kiezen elkaar als op basis van overeenkomsten. Dit zijn kenmerken waarop vrienden gelijkheid vertonen, zoals opleiding, leeftijd en meningen.

51
Q

Wat is het statusprincipe?

A

Omgaan met mensen met hoge status werkt statusverhogend. Dit principe gaat ervan uit dat relaties klassen gebonden zijn. Tot delinquente groep toetreden als delinquent gedrag statusverhogend werkt.

52
Q

Wat is het socialisatieprincipe?

A

Gaat ervan uit dat gedrag gevolg is van beïnvloeding. Criminaliteit gevolg van vriendschap.

53
Q

Wat is het selectieprincipe?

A

Dat mensen elkaar als vrienden kiezen op basis van overeenkomstige kenmerken.

54
Q

Wat zijn risicofactoren? (begrip)

A

Risicofactoren zijn individuele en sociale omstandigheden die het ontstaan van criminaliteit of voortduren vergemakkelijken.

55
Q

Wat zijn low maker theorieën?

A

Sommig gedrag zien als criminaliteit en houdt zich bezig met de reactie op criminaliteit.

56
Q

Wat zijn low breaker theorieën?

A

Houdt zich bezig met ontstaan criminele gedrag zelf.

57
Q

Wat is kattenkwaad?

A

De meest onschuldige vorm van criminaliteit, een milde vorm van delinquentie zoals; winkeldiefstal, zwartrijden, vandalisme.

Kattenkwaad lijkt onderdeel te zijn van een normaal volwassen wordingsproces. Het wordt door veel jongeren uitgehaald.

58
Q

Kan je 4 verklaringen noemen waarom kleine criminaliteit (kattenkwaad) ontstaat in de adolescentie?

A
  1. Het streven naar volwassenheid: jongeren zullen doormiddel van grenzen verkennen volwassen gedrag uitproberen.
  2. Toename vrijetijdsbesteding vrienden: jongeren gaan meer rondhangen zonder toezicht van ouders.
  3. Veranderingen in ouder-kind relatie: jongeren krijgen grotere mate autonomie. Jongeren hebben meer vrijheid, maar delen misschien minder.
  4. Wisselwerking: combinatie factoren kan tot criminaliteit leiden
59
Q

Wat is cybercrime in enge zin?

A

Strafbare gedraging die niet zonder tussenkomst ICT gepleegd kan worden, zoals hacken.

Ook wel cyber depent crime.
ICT is het middel en doel.

Zonder internet kan je niet plegen.

60
Q

Wat is cybercrime in ruime zin?

A

Strafbare gedraging die wordt uitgevoerd door ICT, zoals illegaal downloaden muziek, virtuele diefstal goederen.

Ook wel cyber enabled crime.
ICT is het middel.

61
Q

De beschikbaarheid van communicatiesystemen in de cyberspace werken als ‘force multiplier’, wat is dat?

A

Oplichters kunnen op veel grotere schaal potentiële slachtoffers benaderen.

62
Q

Wat is tijd-ruimtecompressie?

A

Delicten offline gebonden aan tijd en ruimte, online delicten zijn dit niet meer.

63
Q

Wat betekent disinhibitie/ ontremming op het internet?

A

Jongeren gedragen zich online minder geremd en communiceren vrijer. (haat, bedreigingen)

64
Q

Wat betekent dissociatieve anonimiteit?

A

Jongeren hebben het idee dat zij online niet duidelijk te identificeren zijn, waardoor zij geen directe verbinding voelen tussen wat zij online doen en wie zij daadwerkelijk zijn.

Het kan ertoe leiden dat zij negatieve gedragingen niet als kenmerkend zien voor wij zij ‘echt’ zijn.

65
Q

Wat betekent minimalisatie online?

A

Signalen die normaal gesproken de status of autoriteit persoon uitstralen zijn vaak online afwezig (kleding, lichaamstaal, omgeving)

66
Q

Wat is hacken?

A

Het bewust en illegaal binnendringen van geautomatiseerd werk. Dit is een vorm van cybercriminaliteit in enge zin.

67
Q

Welke 6 soorten hackers zijn er te onderscheiden?

A
  1. Newbies/ cyberpuncks: gebrek aan technische kennis, bezitten nog weinig vaardigheden
  2. Internals/Insiders: (ex) werknemers die wraak willen nemen
  3. Patty thieves/ Black hats: criminelen met grote technische vaardigheden die via hacken uit zijn op financieel gewin.
  4. Old guard hackers/ white hats: hackers die vanwege de intellectuele uitdaging en nieuwsgierigheid hacken.
  5. Professional criminals/ Organised cyber gangster: volwassen dader uit op financieel gewin, via georganiseerde criminaliteit.
  6. Information warriors: hacken voor politie doeleinden of bestrijden cyberaanvallen.
68
Q

Wat is E-fraude en wat zijn de 3 vormen?

A

E-fraude is misleiding met als doel financieel gewin (whatsapp fraude)

  1. Sale fraude
  2. Voorschot fraude
  3. Identiteitsmisbruik
69
Q

Wat is sexting?

A

Het verzenden en ontvangen van seksueel visuele media, die jongeren van zichzelf gemaakt hebben.

Sexting met wederzijdse toestemming kan worden gezien als normaal onderdeel experiment gedrag.

70
Q

Wat is sextortion?

A

Sexting beelden gebruikt worden om slachtoffer af te persen.

71
Q

Wat is image based sexual abuse?

A

manipulatie van beelden

72
Q

Wat is transactionele sexting?

A

Sexting in ruil voor iets anders, zoals drankje of geld.

73
Q

Door welke 3 ontwikkelingen wordt de algemene seksuele ontwikkeling beïnvloed?

A
  1. Biologische factoren: genen/ hormonen
  2. Psychologische factoren: gevoel, eigenwaarde, zelfbeeld
  3. Sociale factoren
74
Q

Wat zijn parafiele stoornissen?

A

Een afwijkende seksuele interesse waarbij iemand opgewonden wordt van afwijkende activiteiten, voorwerpen, personen die niet in staat zijn ermee in te stemmen.

75
Q

Wat zijn bij parafiele stoornissen de abnormale activiteit voorkeur en de abnormale doelvoorkeur?

A

Abnormale activiteit voorkeur: voyeurisme (stiekem kijken andere mensen) en sadisme (plezier hebben andere pijn doen)

Abnormale doelvoorkeur: pedofilie, fetisjisme

76
Q

Wanneer kan je over een pedoseksueel delict spreken?

A

Wanneer er doorgaans een leeftijdsverschil is van meer dan 5 jaar tussen jeugdige dader en slachtoffer.

77
Q

Wat zijn de 3 fases in de misbruikcyclus?

A
  1. Onverwachtse fase
  2. Compensatiefase
  3. Integratiefase
78
Q

Wat is het confluentiemodel?

A

Onderzoek naar risicofactoren die seksuele agressie jegens vrouwen kunnen voorspellen.

Via 2 paden kunnen gezinservaringen en delinquentie tot seksuele agressie vrouwen:
1. Seksuele promiscuïteitspad: seksueel misbruikt dan later sterke focus seks ontwikkelen.

  1. Vijandige masculiniteitspad: door ouderlijk geweld (door vader) een negatief beeld mannen ontwikkelen.
79
Q

Wat betekent zelf categorisatie in een groep?

A

Neiging om je met groep te identificeren, vooral als groep in de minderheid is

80
Q

Wat is edvidence-based practice?

A

Beslissingen over justitieel ingrijpen of hulp gebaseerd moeten zijn op wetenschappelijk onderzoek.

81
Q

Wat is kwalitatief en kwantitatief onderzoek?

A

Kwalitatief onderzoek is gericht op ervaringen en meningen.

Kwantitatief onderzoek is gericht op cijfers en meetbare gegevens.

82
Q

Wat is risicojustitie en uit welke 3 principes komt dit voort?

A

Risicojustitie is justitie wat steeds meer gericht is op voorkomen risico’s in plaats van alleen straffen voor wat iemand al heeft gedaan.

Dit komt voort uit klassieke strafrechtelijke principes:
Schuld, persoonlijke verantwoordelijkheid en beschermingsgedachte.

83
Q

Wat is practice bases evidence?

A

Justitieel ingrijpen kan gebaseerd zijn op kennis en ervaring uit praktijk.
Soms worden interventies gebruikt die nog niet wetenschappelijk zijn onderzocht, maar waarvan zij denken te werken op praktijkervaring.

84
Q

Wat is de ZSM-werkwijze en waar staat dit voor?

A

ZSM-werkwijze staat voor: zorgvuldig, snel, maatwerk.

Veel voorkomende misdrijven snel en efficient worden afgehandeld, terwijl nog steeds aandacht is voor wat best bij situatie jongere past.

Doel: snel handelen maar wel maatwerk voor elke jongere

85
Q

Wat is JCO?

A

Justitieel Casus Overleg is een overleg voor meer complexere zaken waarbij het langer duurt om te bepalen wat er moet gebeuren met de jongere die misdrijf heeft gepleegd.

Meer onderzoek nodig Politie of RvdK. JCO is een aanvullend of verdiepend overleg in ZSM.

86
Q

Wat is het Veiligheidshuis?

A

Het Veiligheidshuis is een plek waar verschillende organisaties samenwerken om problemen op te lossen die ingewikkelder zijn en meer dan 1 organisatie nodig hebben.

87
Q

Wat is het LIJ en welke fases heeft dit?

A

Het LIJ is het Landelijk Instrumentarium Jeugd (risicotaxatie midden/hoog)

Het LIJ is een systeem dat gebruikt wordt om jongeren die met justitie in aanraking komen, te screenen en hun risico’s in te schatten.

3 fases LIJ richten zich op risicotaxatie: preselectiefase, selectie en interventie

88
Q

Wat is het doel van de jeugdreclassering?

A

Voorkomen dat jongeren opnieuw de fout ingaan en om gedrag te veranderen.

Vorm van begeleiding opgelegd aan jongeren die in aanraking gekomen zijn met justitie.

89
Q

Wat is een taakstraf en hoe kan dit worden opgelegd?

A

Een taakstraf is bedoeld om jongeren te helpen leren en beter gedrag te ontwikkelen.

Dit kan door de rechter worden opgelegd, max 240 uur. Ook kan OM een taakstraf opleggen via een strafbeschikking (straf kan direct worden opgelegd zonder tussenkomst rechter, dan max 60 uur)

90
Q

Welke 2 soorten taakstraffen heb je en kan je dit uitleggen?

A
  1. Werkstraf: uitvoeren werk staat centraal. Jongere iets terug doen voor de samenleving.
  2. Leerstraf: leren vaardigheden staat centraal. Doel is dat jongeren werken aan beter functioneren en hun gedrag verbeteren.
91
Q

Kan je de Harde kern aanpak & de CRIEM-aanpak uitleggen?

A

De harde kern aanpak = bedoeld voor jongeren met flinke delicts geschiedenis. Laatste kans, duurt 6 maanden.

De CRIEM-aanpak = bedoeld voor first offenders met een migratie achtergrond, waarbij gebrekkige intergratie van gezinnen een risicofactor is, 3 maanden begeleiding.

92
Q

Wat is de Your-Turn-methodiek?

A

De aanpak van JJI’s is hierop gericht; het is gericht op 3 belangrijke onderdelen: onderwijs, sociaal competentiemodel en agressieregulatie training.

93
Q

Wat is het RNR model en wat is dit?

A

Het Risico-Need-Responsivity model beschrijft 3 beginselen waaraan interventies moeten voldoen om effectief te zijn:
1. Risico-beginsel
2. Behoeftebeginsel (interventies moeten zich richten op specifieke problemen van de dader)
3. Responsiviteitsbeginsel (interventie afgestemd op- motivatie en IQ jongere)

94
Q

Wat concludeerde Martinson in zijn artikel met de titel ‘Nothing Works’?

A

Hij concludeerde dat veel behandelingen voor criminele jongeren niet effectief zijn.

95
Q

Wat komt ernaar voren uit de meta-analyse van DuBois over mentor programma’s?

A

Hieruit komt naar voren dat mentor programma’s een positief effect hebben op: sociaal-emotioneel functioneren, schoolse prestaties en op beroepsactiviteiten.

96
Q

Kan je 4 verschillende mentor programma’s uitleggen uit NL? En wanneer je hieraan mee kan doen?

A
  1. Coaching: 6-8 maanden, vrijwillige karakter en contact in alledaagse omgeving. vanaf 14 jaar
  2. Match: een preventief programma dat ingezet wordt als er indicaties zijn van beginnend probleemgedrag, duur 1 jaar voor 4-24 jaar.
  3. Youth at Risk: bij YAR wordt ingegaan op ontstaan problemen en verwerken. Dit is voor jongeren die op 4 op meer leefgebieden problemen hebben. Intensieve trainingsweek + 9 maanden vervolg traject
  4. Mate for You: afgeleid van YAR; voor jongeren tussen 17-23 jaar met lichtere problemen dan YAR. Duur 1 jaar.
97
Q

Wat zijn de fases van mentoring?

A

Startfase, begeleidingsfase, afrondingsfase en herdefiniëringsfase.

98
Q

Wat is HALT? en aan welke voorwaarden moet je voldoen om doorverwezen te worden naar HALT?

A

HALT is erop gericht jongeren die een licht delict hebben gepleegd een alternatieve straf te bieden.

Voorwaarden om doorverwezen te worden naar HALT:
- 12 tot 18 jaar
- Licht delict
- First offender
- Delict hebben bekend bij de politie

99
Q

Wat is Tools4U?

A

Dit is een taakstraf. In de vorm van een leerstraf: een training om jongeren sociale vaardigheden te leren. Voor jongeren tussen de 12-18 jaar oud, duur 20-35 uur.

100
Q

Waarom hebben jonge veelplegers geen baat bij regulieren trainingen?

A

Omdat deze trainingen niet voldoende aanslaan. Dit komt doordat; geen probleembesef bij de jongere, geen motivatie om te veranderen en vermijding negatieve gevoelens.

101
Q

Vertonen jeugdigen zedendelinquenten andere gedragingen dan andere jeugdigen delinquenten?

A
  • Externaliserende problemen: problemen waarbij jongeren hun emoties naar buiten richten, zoals agressie of opstandig gedrag. Zedendelinquenten vertonen dit net zo vaak als andere jongeren
  • Internaliserende problemen: angsten en depressie, komt meer voor bij zedendelinquenten
  • Zeden delinquenten zijn vaker seksueel misbruikt
102
Q

Wat is MST-PSB?

A

Multi System Therapy, dit is gericht op jongeren van 10-18 jaar met seksueel grensoverschrijdend gedrag en evt antisociaal/ crimineel gedrag.

Behandeling vindt plaats in natuurlijke omgeving jongere, richt zich eerst op de ouders, daarna op de jongere.

103
Q

Wat zijn de fases van MST-PSB?

A

Multi System Therapy, dit is gericht op jongeren van 10-18 jaar met seksueel grensoverschrijdend gedrag en evt antisociaal/ crimineel gedrag.

Fases:
1. Opheldering delict gedrag= seksueel grensoverschrijdend gedrag erkennen.

  1. Risicoreductie en veiligheidsplan
  2. Hereniging (als slachtoffer dit wil)
104
Q

Wat is gezinstherapie?

A

Therapie voor jongere tussen 12-18 jaar. Met externaliserend gedragsproblemen, waaronder het plegen van delicten.

105
Q

Wat zijn de 3 fases van gezinstherapie?

A

Fases:
1. Verbinden: het probleemgedrag wordt besproken en hoe iedereen hier een rol in speelt.

  1. Veranderen: wordt gefocust op relevante risicofactoren en plan veranderingen gemaakt.
  2. Verbreden: aandacht verschuift naar verbreden behaalde resultaten buiten gezin en omgaan met en voorkomen terugval
106
Q

Wat is Multidimensionale familietherapie?

A

Multidimensionale familietherapie in de JJI richt zich op het verminderen van risico en terugval van crimineel gedrag door familie jongere erbij te betrekken.

107
Q

Wat is het bureaulade effect?

A

Dit houdt in dat onderzoekers vaak geen negatieve of onduidelijke resultaten van interventies publiceren waardoor er een mogelijke onderschatting is.

108
Q

Wat zijn peerinvloeden?

A

Invloeden van vrienden of leeftijdsgenoten op gedrag jongeren.

109
Q

Wat is deviancy training?

A

Dat jongere positieve reacties krijgen van vrienden op slecht of regel-overschrijdend, of veel praten over slecht gedrag.

110
Q

Wat is resilience?

A

Sommige jongeren gaan ondanks risicofactoren niet over op delinquentie.

111
Q

Wat is desistance from crime?

A

Sommige jongeren stoppen na tijdje met delinquentie.

112
Q

Kan je de statistische invalshoek op desistance uitleggen?

A

Het verloop van criminele carrière en desistance staan op jonge leeftijd vast. Bepaalde factoren al vroeg in leven bepalen of iemand crimineel gedrag zal vertonen of niet.

113
Q

Onder welke 3 theorieën kan je de statistische invalshoek onderverdelen? en leg deze uit

A

Het verloop van criminele carrière en desistance staan op jonge leeftijd vast.

  1. Maturatie-theorieën: daders groeien uit de criminaliteit als natuurlijk rijpingsproces op uitzonderingen na
  2. Zelfcontrole-theorie: chronische criminelen blijven criminaliteit plegen omdat zij een lage mate zelfcontrole hebben. Deze theorie is deterministisch en betekent dat de omstandigheden en omgeving geen invloed hebben op de kans om te stoppen met criminaliteit.
  3. Psychologisch voorbestemd: adolescenten limited vs life course persistent
114
Q

Kan je de dynamische invalshoek op desistance uitleggen? En welke twee dingen spelen hier een rol?

A

Verloop van de criminele carrière vooral bepaald door latere gebeurtenissen.

  1. Rol van binding bij desistance: life events, huwelijk, ouderschap en werk.
  2. Rol van rationele & cognitieve processen desistance
115
Q

Wat is de levensloop benadering?

A

Levensloop benadering is een manier om te kijken naar criminaliteit en desistance die eerdere invalshoeken combineert. Meer dynamisch, minder deterministisch. Life events van grote invloed.
Meer aandacht individuele factoren, zoals persoonlijke kenmerken.

116
Q

Op wie hebben werk en inkomen (bv uitkering) meer impact waardoor delinquentie afneemt, mannen of vrouwen en waardoor komt dit?

A

Werk en inkomen hebben een grotere impact op mannen dan op vrouwen, bij stoppen met criminaliteit. Mogelijke verklaring is de gender paradox.

117
Q

Kan je het 4 fases model van stoppen met delinquentie geven?

A

Het 4 fasen model:
1. Volharden: geen andere keus delinquent gedrag vertonen. Maatschappij heeft geen andere kans gegeven.

  1. Erkennen: beginnen negatieve gevolgen van criminaliteit te zien. Ze overwegen of zij willen stoppen en denken na over een normaal leven.
  2. Voorbereiden: Zij zetten concrete stappen om te stoppen. Ze voelen zich te oud voor criminele leven en zien het niet als onderdeel toekomst.
  3. Consolideren: de gedachte dat een verandering van zelfbeeld en levensopvatting nodig is om definitief te stoppen.