Jan A Flashcards
1
Q
Aansprekend, aantrekkelijk
A
appealing
2
Q
Tweetalig
A
bilingual
3
Q
snel groeiend
A
booming
4
Q
Vestiging, tak
A
branch
5
Q
de trein nemen
A
catch the train
6
Q
Uitbreiden
A
expand
7
Q
firma
A
firm
8
Q
laat staan
A
let alone
9
Q
Anderszijds, aan de andere kant
A
on the other hand
10
Q
snel
A
rapidly
11
Q
Vertegenwoordigen
A
represent
12
Q
dringend
A
urgently