Jagers en Boeren Flashcards

1
Q

Wat is het kenmerkend aspect van paragraaf 1?

A

De levenswijze van jagers-verzamelaars.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Periode

A

Een stuk tijd wat duidelijk of minder duidelijk is beeïndigd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Prehistorie

A

De geschiedenis voor geschreven bronnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Tijd van jagers en boeren

A

De tijd waarin jagers & boeren leefden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Tijdvak

A

Afgebakend deel van de geschiedenis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Archeologie

A

Een tak van de geschiedwetenschap die de prehistorie bestudeerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Cultuur

A

Gewoonten en regels die bij een vak horen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Samenleving van jager-verzamelaars

A

Maatschappij van jagers-verzamelaars.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Moderne mens

A

Homo sapiens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Nomaden

A

Mensen die rondtrekken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Kunst

A

Creatieve uiting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Symbolen

A

Teken waarmee iets bedoeld word.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de kenmerken van de levenswijze van jager-verzamelaars?

A
  • Ze zijn nomadisch: ze trekken rond omdat er niet genoeg eten op een plek is.
  • Er is geen voedseloverschot: ze passen zich aan aan de natuur.
  • Geen / weinig beroepsdifferentiatie: iedereen moet eten zoeken / maken of kleding / bewoning maken.
  • Duidelijke taakverdeling tussen mannen en vrouwen: mannen jaagden en vrouwen plukten eten of maakten kleding en huizen.
  • Weinig sociale hiërarchie: iedereen moest hetzelfde doen.
  • Simpele gebruiksvoorwerpen: ze gebruikten primitieve wapens.
  • De groepsgrootte: ze leefden in enkele tientallen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het kenmerkend aspect van paragraaf 2?

A

Het ontstaan van de landbouw en de landbouwsamenleving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Revolutie

A

Grote verandering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Migranten

A

Landverhuizing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Landbouwrevolutie

A

Ontstaan van de landbouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Milieu

A

Leefomgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Gedomesticeerd

A

Planten en dieren in dienst van mensen aanpassen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Landbouwsamenleving

A

Mensen in dorpen leven van de landbouw.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Sedentaire levenswijze

A

Leven op 1 plek.

22
Q

Autarkisch

A

Zelfvoorzienend

23
Q

Nijverheid

A

Producten maken

24
Q

Aanzien

A

Waardering

25
Q

Macht

A

Als je anderen kunt laten doen wat jij wilt.

26
Q

Slaaf

A

Iemand die het bezit is van een ander.

27
Q

Monumenten

A

Gedenkteken

28
Q

Hiernamaals

A

Het leven na de dood.

29
Q

Natuurgodsdiensten

A

Godsdienst waarbij natuurkrachten vereerd worden.

30
Q

Rituelen

A

Plechtige handeling

31
Q

Offeren

A

Geschenken geven

32
Q

Wat zijn de kenmerken van de landbouwsamenleving?

A
  • De verblijfplaats: mensen bleven op 1 plek wonen (sedentair).
  • De groepsgrootte: mensen leefden in dorpen van 100 man.
  • De productie van levensmiddelen: boeren wisten dieren en planten te domesticeren. Dorpjes waren autarkisch.
  • De bezittingen van mensen: mensen hadden meer bezittingen.
  • Een sociale hiërarchie: door verschil in bezit ontstonden er sociale verschillen.
  • Conflicten: omdat er meer en minder bezit was, waren er meer conflicten.
33
Q

Wat is het kenmerkend aspect van paragraaf 3?

A

Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen.

34
Q

Stad

A

Een van het platteland afgescheiden plaats met veel bewoners waarvan de meesten geen boer zijn.

35
Q

Volk

A

Stam / groep mensen.

36
Q

Tempels

A

Gebouw waar een god vereerd wordt.

37
Q

Landbouwstedelijkesamenleving

A

Een samenleving waarin de minderheid van de mensen in steden leeft.

38
Q

Elite

A

Een sociale toplaag van een samenleving die leidinggeeft.

39
Q

Gespecialiseerd

A

Goed / gericht zijn op een bepaalde vaardigheid.

40
Q

Ambacht

A

Beroep waarin je iets maakt.

41
Q

Priesters

A

Mensen die in contact met de goden stonden.

42
Q

Handel

A

Het uitwisselen van goederen, meestal voor geld.

43
Q

Markt

A

Plek waar goederen worden verhandeld.

44
Q

Stadstaten

A

Stad die bestuurt wordt en functioneert als een staat.

45
Q

Beschaving

A

Hoogontwikkelde cultuur.

46
Q

Polytheïstische godsdienst

A

Een geloof met meerdere goden.

47
Q

Mythe

A

Godenverhaal

48
Q

Wat zijn de kenmerken van een stedelijke gemeenschap?

A
  • Een voedseloverschot: de meeste mensen in een stad zijn geen boer, dus er moet een voedseloverschot zijn.
  • Irrigatielandbouw: het landbouwgebied overstroomt en door een irrigatiesysteem wordt het water vastgehouden. Het is een systeem van dammen, dijken en kanalen.
  • Beroepsdifferentiatie: iedereen heeft een ander beroep. Mensen worden ambtenaren, soldaten, ambtslieden of priesters
48
Q

Wat zijn de kenmerken van een stedelijke gemeenschap?

A
  • Een voedseloverschot: de meeste mensen in een stad zijn geen boer, dus er moet een voedseloverschot zijn.
  • Irrigatielandbouw: het landbouwgebied overstroomt en door een irrigatiesysteem wordt het water vastgehouden. Het is een systeem van dammen, dijken en kanalen.
  • Beroepsdifferentiatie: iedereen heeft een ander beroep. Mensen worden ambtenaren, soldaten, ambtslieden of priesters.
49
Q

Wat is een tempeleconomie (zigurat)?

A

In een stad met een tempeleconomie heeft een economie die zich afspeelt rond een tempel. Er werd belasting geïnd, belasting uitgedeeld en gehandeld.