6.2: De gouden eeuw van Nederland Flashcards

1
Q

Wat was de staatskundige situatie in de Republiek?

A

De republiek had geen staatshoofd. De zeven gewesten werkten samen in de Staten-Generaal. Die beslisten over het leger en de vloot, de gezamenlijke buitenlandse politiek en het bestuur van de generaliteitslanden (Noord-Brabant, Zeeuws-Vlaanderen en delen van Limburg).

Het hoogste bestuur in elk gewest waren de staten, waarin de steden en de adel waren vertegenwoordigd. Daarnaast hadden steden veel zelfstandigheid.

De bestuurders in de Republiek werden regenten genoemd.

In de andere gewesten waren in de Staten burgers en adel ongeveer even sterk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe zag de staatsindeling in de staat Holland eruit?

A

In Holland werden de steden geleid door de vroedschap. Deze benoemde de burgemeesters en stuurde het vertegenwoordigers naar de Staten. De Hollandse Staten hadden negentien zetels, waarvan achttien voor de steden en een voor de adel. De macht was in handen van een klein groepje, die telkens elkaar benoemden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke verhouding was er tussen de regenten en de stadhouders?

A

De stadhouder was de machtigste man in de Republiek: hij was de opperbevelhebber van leger en vloot, hield toezicht op de rechtspraak en had in veel steden en op het platteland invloed op de benoeming van regenten. Hij werd benoemd door de Staten, maar vaak werd er een prins van Oranje gekozen.

De stadhouders gedroegen zich graag als vorst met een wantrouwen bij de regenten als gevolg. Zij waren bang dat de stadhouder hun vrijheid zou inperken.

In de Republiek bestond altijd een tegenstelling tussen ‘prinsgezinde’ regenten en ‘staatsgezinde’ regenten.

Twee keer leidde de strijd tussen staatsgezinde regenten en de stadhouder tot de dood van de raadspensionaris.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe ontstond er een bloeiende economie in de Nederlanden?

A
  1. Handel: A’dam was de belangrijkste stapelplaats van Europa.
  2. Bloeiende nijverheid.
  3. Bloeiende landbouw.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe kwam de Nederlandse cultuur tot hoge bloei?

A

In Nederland werden er geen kunstwerken gemaakt voor vorsten, hoge edelen en de kerk, waardoor schilders meer vrijheid hadden. Ook was het veel normaler voor het gewone volk om een kunstwerk te hebben.
Ook de literatuur bloeide.
Door de geestelijke vrijheid bloeide ook de wetenschap hier.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe kwam er een einde aan de Gouden Eeuw?

A
  1. De regenten bezuinigden op het landleger na de oorlog met Spanje en er was geen stadhouder om dat tegen te houden.
  2. Twee keer oorlog op zee met Engeland.
  3. Invasie Frankrijk -> woede en paniek van het volk -> Willem III stadhouder.
  4. Nl won, maar later viel Frankrijk weer aan.
  5. Nl, nu samen met Engeland, won weer, maar liep enorme klappen op.
  6. Engeland en Frankrijk haalden de Republiek op economisch vlak in.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly